ECLI:NL:RBAMS:2025:2905

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
11568803 WM VERZ 25-1772
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een verkeersboete wegens onvoldoende bewijs van verkeersbord E10 in parkeerschijfzone

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 11 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete opgelegd aan betrokkene, een B.V., wegens het parkeren in een parkeerschijfzone terwijl de toegestane parkeertijd was verstreken. De officier van justitie had de inleidende beschikking van 25 juli 2023, waarin de sanctie was opgelegd, ongegrond verklaard. Betrokkene betwistte dat het verkeersbord E10, dat de parkeerschijfzone aanduidt, was gepasseerd. De kantonrechter oordeelde dat het op de weg van de verbalisant lag om aan te tonen dat betrokkene het bord E10 had gepasseerd, wat niet was aangetoond. De kantonrechter concludeerde dat de sanctie niet terecht was opgelegd, omdat de aanwezigheid van het bord cruciaal was voor de vaststelling van de overtreding. De kantonrechter vernietigde de inleidende beschikking en kende een proceskostenvergoeding toe aan betrokkene. De beslissing is in lijn met eerdere uitspraken van de Hoge Raad en het gerechtshof, die de noodzaak van bewijs in dergelijke zaken benadrukken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
kantonrechter: mr. R. Kruisdijk
zaaknummer: 11568803 WM VERZ 25-1772
beslissing van: 11 april 2025
func.: 58136
Afschrift van de aantekening in het proces-verbaal van de openbare zitting van 11 april 2025 inzake het beroep ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (verder: de Wahv) van:

[betrokkene] B.V.

[adres]
verder: betrokkene
Namens wie beroep is ingesteld door:
Verkeersboete.nl
mr. N.G.A. Voorbach
verder: gemachtigde
welk beroep is ingesteld bij verzoekschrift, ingekomen bij de CVOM te Utrecht op 27 maart 2024 en is gericht tegen de beslissing van 7 maart 2024 van de
officier van justitie(verder: verweerder) ten aanzien van betrokkene.

CJIB-nummer: [nummer]

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Aan betrokkene is bij beschikking van 25 juli 2023 (verder: de inleidende beschikking) een sanctie in het kader van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) opgelegd. Gemachtigde heeft tegen de inleidende beschikking beroep ingesteld bij verweerder. Deze heeft dat beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft gemachtigde vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende gegevens overgelegd. Het beroep is behandeld op de openbare zitting van 11 april 2025. Partijen zijn voor deze zitting opgeroepen.
Namens gemachtigde is de heer [naam] verschenen.
Ter zitting heeft verweerder gereageerd op de inhoud van het beroepschrift. Verweerder heeft geconcludeerd dat het beroep gegrond is.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Betrokkene wordt verweten dat met het motorvoertuig, met kenteken [kenteken] , waarvoor betrokkene als kentekenhouder aansprakelijk is, bij een blauwe streep is geparkeerd terwijl de toegestane parkeertijd van de blauwe parkeerschijf was verstreken. Deze gedraging is geconstateerd op 9 juni 2023 om 09:40 uur op de [locatie] .
2. Het beroep is tijdig ingesteld.
3. Gemachtigde voert in het beroepschrift aan dat betrokkene geen bord E10 is gepasseerd. Uit het dossier is niet gebleken dat (kort) voor aanvang van de controle de bebording is gecontroleerd. Betrokkene betwist uitdrukkelijk dat de juiste bebording is geplaatst. Nu de aanwezigheid van de vermeende bebording cruciaal is om de gedraging vast te kunnen stellen, ligt het op de weg van de officier een schouwrapport in het geding te brengen. Bij het vaststellen van een gedraging als de onderhavige moet derhalve uit de beschikbare gegevens volgen dat sprake is van een parkeerschijfzone, welke wordt aangeduid met een bord E10. Het ligt daarmee op de weg van de verbalisant om aan te tonen dat betrokkene een bord E10 is gepasseerd. De gedraging staat onvoldoende vast.
Voorts wordt aangevoerd dat er sprake is van schending van de hoorplicht. De enkele omstandigheid dat de hoorzitting niet binnen de wettelijke beslistermijn kan worden ingepland, rechtvaardigt nog niet zonder meer dat af wordt gezien van het horen.
4. Namens betrokkene is om een proceskostenvergoeding verzocht.
5. Ter zitting stelt verweerder zich op het standpunt dat het beroep gegrond is.
6. Het volgende wordt overwogen.
7. De inleidende beschikking ziet op overtreding van artikel 25 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). , welke bepaling – voor zover hier relevant – als volgt luidt:
‘1. Het is verboden in een parkeerschijfzone te parkeren, behalve op parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven of plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep.
2. Op plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep is het parkeren van een motorvoertuig op meer dan twee wielen slechts toegestaan indien het motorvoertuig overeenkomstig het bij ministeriële regeling bepaalde is voorzien van een duidelijk zichtbare parkeerschijf. Indien het motorvoertuig is voorzien van een voorruit, wordt de parkeerschijf achter de voorruit geplaatst.
3. Op de parkeerschijf staat het tijdstip aangegeven waarop met parkeren is begonnen. Een parkeerschijf voorzien van een mechanisme dat tijdens het parkeren het tijdstip van aankomst automatisch verschuift, mag niet worden gebruikt.’
8. Uit artikel 25, eerste lid, RVV 1990 volgt dat het parkeren bij een blauwe streep een uitzondering is op het verbod om in een parkeerschijfzone te parkeren. Het tweede lid en derde lid bepalen op welke wijze - aan de hand van een parkeerschijf met daarop aangegeven de begintijd van parkeren - daaraan dient te worden voldaan. De kantonrechter is derhalve van oordeel dat bij het vaststellen van de onderhavige gedraging, het parkeren bij een blauwe streep terwijl de toegestane parkeertijd is verstreken, sprake moet zijn van een parkeerschijfzone, hetgeen wordt aangeduid met het verkeersbord E10.
9. Het ligt daarmee op de weg van de verbalisant om aan te tonen dat de betrokkene een bord E10 is gepasseerd. Uit de gegevens in het zaakoverzicht blijkt dat de verbalisant hierin tekort is geschoten. Ondanks het verzoek van verweerder om een aanvullend proces-verbaal, waarin de ontbrekende informatie nader zou worden toegelicht, is hieraan geen gehoor gegeven.
10. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat de sanctie terecht aan betrokkene is opgelegd. Gelet hierop kan de inleidende beschikking niet in stand kan blijven. Dit brengt mee dat de overige geen bespreking meer behoeven.

Proceskostenvergoeding

11. Namens betrokkene is door gemachtigde om een vergoeding van de proceskosten verzocht. Nu de inleidende beschikking wordt vernietigd, wordt een proceskostenvergoeding toegekend.
12. De vergoeding van kosten is in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) forfaitair per proceshandeling vastgelegd. Gemachtigde heeft de volgende vergoedbare proceshandelingen verricht:
- het indienen van een administratief beroep bij verweerder;
- het indienen van beroep bij de kantonrechter;
- en het verschijnen tijdens de zitting van de kantonrechter.
13. Volgens de bijlage bij het Bpb dient aan ieder van deze proceshandelingen 1 punt te worden toegekend. De waarde van 1 punt bedraagt met ingang van 1 januari 2025 in de fase van het bezwaar en administratief beroep € 647,00 en in de fase van het beroep en hoger beroep € 907,00.
14. In navolging van het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13 maart 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:1843, zal de kantonrechter voor het schriftelijk aanvullen van de beroepsgronden in de administratieve beroepsfase geen proceskostenvergoeding toekennen. In het voornoemde arrest heeft het hof overwogen dat in de bijlage van het Besluit proceskosten bestuursrecht de proceshandelingen zijn opgesomd waarvoor een proceskostenvergoeding kan worden toegekend en het indienen van een geschrift met nadere gronden dat in de plaats komt van een hoorzitting is daarin niet als proceshandeling genoemd. Er bestaat ook geen grond om op de voet van artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht hiervoor een vergoeding toe te kennen nu het indienen van nadere gronden in een extra schriftelijke ronde in de kern niet anders is dan het formuleren van de beroepsgronden in een beroepschrift, waarvoor wel een vergoeding kan worden toegekend. De omstandigheid dat verweerder heeft bericht dat deze proceshandeling voor de toekenning van een proceskostenvergoeding wordt gelijkgesteld met een (telefonische) hoorzitting doet hieraan niet af.
15. Gelet op de conclusie van de PG van 25 maart 2025 (ECLI:NL:PHR:2025:369) is de kantonrechter van oordeel dat artikel 13a, tweede lid, Wahv niet buiten toepassing moet worden gelaten.
16. Dat is ook in lijn met het oordeel van de Hoge Raad in zijn arrest van 17 januari 2025 (ECLI:NL:HR:2025:46). De Hoge Raad heeft daarin getoetst aan het verbod van ongerechtvaardigde ongelijke behandeling ex artikel 1 van het Twaalfde Protocol bij het EVRM en artikel 26 IVBPR. Daarbij komt aan de wetgever volgens de Hoge Raad een zekere vrijheid toe. De Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm, waarbij ook het nieuwe artikel 13a, tweede lid, Wahv is ingevoerd, strekt ertoe te voorkomen dat proceskostenvergoedingen zo hoog uitvallen dat afbreuk wordt gedaan aan het uitgangspunt dat proceskostenvergoedingen enkel een tegemoetkoming in de werkelijk gemaakte proceskosten zijn. Dit is een legitiem doel. De wetgever is daarmee niet verdergegaan dan nodig is om dit doel te bereiken. Voor de beperkingen van proceskostenvergoedingen, en voor de uitwerking daarvan door middel van vermenigvuldiging met de factor 0,25 of 0,10, bestaat dus een objectieve en redelijke rechtvaardiging. Dat leidt niet tot een ongerechtvaardigde ongelijke behandeling die in strijd komt met de verdragsbepalingen.
17. Gelet op het voorgaande worden er in deze zaak voor de door gemachtigde verrichte proceshandeling in de fase van het administratief beroep 2 punten ad € 647,00 toegekend en voor de verrichte proceshandelingen in de fase van het beroep bij de kantonrechter 2 punten ad € 907,00. Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. De kantontrechter past vervolgens een extra wegingsfactor van 0,25 toe, conform artikel 13a, tweede lid, onder a, van de Wahv. Omdat de gedraging vóór 1 januari 2024 heeft plaatsgevonden, zal dit percentage alleen over de kantonfase worden toegepast. Aldus zal de kantonrechter verweerder veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 550,25 ((1x647 x 0,5 = € 323,50 + (2x907 x 0,5 x 0,25 = € 226,75)).
18. Daarom wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing, alsmede de inleidende beschikking;
  • bepaalt dat het als zekerheid betaalde bedrag aan betrokkene wordt gerestitueerd;
- kent aan betrokkene ten laste van verweerder een kostenvergoeding toe van € 550,25.
De griffier De kantonrechter
Datum verzending
Bent u het met deze beslissing niet eens, dan kunt u
binnen zes wekenna de hierboven vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen indien de als gevolg van deze beslissing te betalen administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt. Het beroepschrift dient schriftelijk (niet per e-mail) te worden ingediend bij rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, team kanton, postbus 70515, 1007 KM, Amsterdam en dient door degene die het beroep instelt of een gemachtigde te worden ondertekend. De procedure bij het gerechtshof verloopt schriftelijk,
tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling wordt gevraagd.