ECLI:NL:RBAMS:2025:2907

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
2 mei 2025
Zaaknummer
13/336013-24 (EAB I)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Polen

Op 18 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Poznań, Polen. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1981, die in Nederland in hechtenis was genomen op basis van dit EAB. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot overlevering beoordeeld, waarbij de detentieomstandigheden in Polen een belangrijk aandachtspunt waren. Tijdens de zittingen op 31 december 2024, 5 februari 2025 en 4 maart 2025 zijn verschillende aspecten van de zaak besproken, waaronder de vraag of er een reëel gevaar bestond voor schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon in de Poolse detentie-instellingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen algemeen gevaar was voor schending van de grondrechten in de detentie-instelling in Barczewo, waar de opgeëiste persoon waarschijnlijk zou worden geplaatst. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, omdat aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) was voldaan en er geen weigeringsgronden waren. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/336013-24 (EAB I)
Datum uitspraak: 18 maart 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 24 oktober 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 20 juli 2015 door
the Regional Court in Poznań, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] , Polen, op [geboortedag] 1981
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 31 december 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 31 december 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. E. Boskma, advocaat in Alkmaar, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.
Tussenuitspraak van 14 januari 2025 [3]
De rechtbank heeft geconstateerd dat het onderzoek ter zitting niet volledig is geweest ten aanzien van de detentieomstandigheden in Polen in de gevangenis in Barczewo. Het onderzoek is heropend en geschorst om via de officier van justitie nadere vragen te stellen aan de Poolse autoriteiten.
De rechtbank heeft de beslistermijn op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW verlengd met
30 dagen omdat zij onderzoek doet naar een reëel gevaar van schending van grondrechten (artikel 22, vierde lid, sub b, OLW) onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid OLW.
Zitting van 5 februari 2025
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet ter zitting verschenen. Zijn raadsvrouw, mr. M.C. Pedrotti, advocaat in Hoorn heeft verzocht om de behandeling aan te houden, omdat de opgeëiste persoon gebruik wilde maken van zijn aanwezigheidsrecht. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen, omdat de afstandsverklaring die de rechtbank ontving niet door de opgeëiste persoon was ondertekend. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon afstand heeft gedaan van zijn recht om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn.
De rechtbank heeft op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW de beslistermijn verlengd met
30 dagen onder gelijktijdige verlenging van 30 dagen van de geschorste gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting van 4 maart 2025
De behandeling van het EAB is met toestemming van partijen in gewijzigde samenstelling hervat in de stand van het onderzoek van 5 februari 2025 in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.C. Pedrotti, advocaat in Hoorn, en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak van 14 januari 2025

In de tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB, de strafbaarheid van het feit en over de toetsing aan artikel 12 OLW. Deze overwegingen dienen als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

Standpunt van de raadsvrouw
De opgeëiste persoon zal waarschijnlijk niet in Barczewo worden geplaatst maar er is nog steeds sprake van een algemeen gevaar van schending van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie in de overige detentie-instellingen in Polen waar veroordeelden worden geplaatst. De opgeëiste persoon is erg bang om te worden overgeleverd naar Polen vanwege de detentieomstandigheden. Op grond van het voorgaande dient de overlevering van de opgeëiste persoon te worden geweigerd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank bij uitspraak van
14 februari 2025 [4] heeft geoordeeld dat geen sprake is van een algemeen gevaar van schending van grondrechten in de detentie-instelling van Barczewo. De raadsvrouw heeft onvoldoende onderbouwd dat in de andere detentie-instellingen van Polen sprake zou zijn van een algemeen gevaar van schending van grondrechten. Artikel 11 OLW vormt dan ook geen beletsel voor de overlevering van de opgeëiste persoon.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat zij eerder in een andere zaak [5] vragen heeft gesteld over de detentieomstandigheden in Barczewo. Daarom is in deze zaak door het openbaar ministerie gevraagd waar de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd.
De rechtbank heeft in voornoemde zaak op 14 februari 2025 een uitspraak gedaan waarin zij tot het oordeel komt dat er geen algemeen reëel gevaar bestaat dat gedetineerden in de penitentiaire inrichting Barczewo onmenselijk of vernederend worden behandeld. Daarom is de vraag waar de opgeëiste persoon na overlevering aan Polen naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd niet langer relevant. De raadsvrouw heeft de stelling dat in de andere detentie-instellingen in Polen waar veroordeelden worden geplaatst een algemeen gevaar bestaat op schending van grondrechten, onvoldoende concreet onderbouwd met actuele, objectieve en verifieerbare gegevens. Artikel 11 OW staat niet aan overlevering in de weg.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 9 en 176 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 7 en 11 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Poznań(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. M.C. Danel en L. Baroud, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 18 maart 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
5.Rb. Amsterdam d.d. 16 januari 2025 (ECLI:NL:RBAMS:2025:326).