Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 15 januari 2025,
- de akte uitlating voortgang procedure en art. 80 AVG-verweer van SBP,
- de akte uitlating vervolg procedure en reactie verweer Google betreffende artikel 80 AVG van SMC,
- de antwoordakte uitlating vervolg procedure in verband met artikel 80 AVG, tevens houdende overlegging productie van Google c.s., in antwoord op de akte van SBP,
- de antwoordakte uitlating vervolg procedure in verband met artikel 80 AVG, tevens houdende overlegging productie van Google c.s., in antwoord op de akte van SMC,
- de brief van 26 maart 2025 van SMC met bezwaar tegen de hoofdstukken 1 tot en met 5 (behoudens randnummers 4, 7 en 8) van de antwoordakte van Google c.s.,
- de brief van 28 maart 2025 van Google c.s. in reactie op die brief van SMC,
- de brief van 1 april 2025 van SBP waarin zij zich aansluit bij het bezwaar van SMC,
- het B-formulier van 2 april 2025 van Google c.s. in reactie op de brief van 1 april 2025 van SBP.
2.De beoordeling
De inhoudelijke reactie van Google c.s. op het standpunt van SBP en SMC met betrekking tot artikel 80 AVG
niettoegevoegd aan het procesdossier. Hetzelfde geldt voor de bij die aktes overgelegde productie. Uit de volgende overwegingen van deze beslissing blijkt dat het debat over artikel 80 AVG in deze procedure nog niet is voltooid. Wanneer het debat op een later moment zal worden voortgezet, zal Google c.s. mogen reageren op de standpunten van SBP en SMC dienaangaande. Dan zal worden beslist hoe het verdere debat over dit onderwerp zal worden gevoerd.
“De Nederlandse wetgever heeft er dus uitdrukkelijk voor gekozen om vorderingen tot schadevergoeding op grond van artikel 82 lid 1 AVG mogelijk te maken voor WAMCA-belangenorganisaties, die onafhankelijk van de opdracht van (maar wel ten behoeve van) van de betrokkenen optreden. De rechtbank volgt TikTok c.s. niet in hun betoog dat de Nederlandse wetgever hiermee een onjuiste toepassing heeft gegeven aan de AVG”. [4] Anderzijds heeft het Gerechtshof Amsterdam in de zaak Oracle later overwogen:
“Over de vraag welke eisen gesteld moeten worden aan op basis van deze bepaling te vergoeden immateriële schade zullen wellicht prejudiciële vragen gesteld moeten worden. Dat geldt mogelijk ook voor de betekenis van art. 80 lid 2 AVG, in het bijzonder het opdracht-vereiste, voor een actie als de onderhavige”. [5] Ook in deze procedure hebben partijen over en weer opinies overgelegd van deskundigen die het opdrachtvereiste verschillend uitleggen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de antwoorden op de vragen van (onmiddellijk) belang zijn in deze procedure. Gelet op het voorgaande is ook sprake van een andere situatie dan in de door SMC aangehaalde Dexia-zaak.
“actief is op het gebied van de bescherming van de rechten en vrijheden van de betrokkene in verband met de bescherming van diens persoonsgegevens”. Zij heeft betoogd dat het actiefvereiste beoogt te voorkomen dat een willekeurige organisatie collectieve vorderingen instelt, en dat dit vooral geldt voor het uitoefenen van het recht op schadevergoeding uit artikel 82 AVG, aldus Google c.s.
3.De beslissing
woensdag 1 oktober 2025,