ECLI:NL:RBAMS:2025:3042

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
13/047015-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van onvoldoende verzetgarantie in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 april 2025 uitspraak gedaan over een vordering tot behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Rechtbank van eerste aanleg te Suceava, Roemenië. De opgeëiste persoon, geboren in 1998 in Roemenië en momenteel gedetineerd in Nederland, was niet aanwezig bij de zittingen in Roemenië die leidden tot zijn veroordeling. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de detentiegarantie beoordeeld. Tijdens de zitting op 10 april 2025 was de officier van justitie, mr. M. al Mansouri, aanwezig, evenals de raadsvrouw van de opgeëiste persoon, mr. M.A.C. de Vilder-van Overmeire. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en het onderzoek geschorst om aanvullende informatie op te vragen aan de Roemeense autoriteiten. In de tussenuitspraak van 24 april 2025 heeft de rechtbank geoordeeld dat de verstrekte detentiegarantie voldeed aan de eisen, maar dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) van toepassing was. De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon niet onvoorwaardelijk recht had op verzet tegen de veroordeling, omdat de Roemeense wetgeving bepaalde dat een verzet alleen kan worden toegewezen als de verdachte niet op de hoogte was van de zitting. De rechtbank heeft uiteindelijk de overlevering geweigerd, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdediging van de opgeëiste persoon niet in het geding zou komen. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/047015-25
Datum uitspraak: 29 april 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 17 februari 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 februari 2025 door de Rechtbank van eerste aanleg te Suceava, Roemenië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] (Roemenië),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in het [penitentiaire inrichting] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting van 10 april 2025
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 10 april 2025, in aanwezigheid van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.A.C. de Vilder-van Overmeire, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
Tussenuitspraak van 24 april 2025
Bij tussenuitspraak van 24 april 2025 heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting heropend en geschorst voor onbepaalde tijd om nader informatie op te laten vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit met het oog op de toetsing aan de weigeringsgrond van artikel 12 OLW.
Zitting van 29 april 2025
De behandeling van het EAB is met instemming van de raadsvrouw en de officier van justitie hervat op de zitting van 29 april 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht op zitting aanwezig te zijn.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak van 24 april 2025

De rechtbank heeft in de tussenuitspraak van 24 april 2025 de grondslag en inhoud van het EAB en de strafbaarheid van het feit dat ten grondslag ligt aan het EAB vastgesteld. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat de verstrekte detentiegarantie volstaat om het algemene gevaar op schending van grondrechten in detentie in Roemenië voor de opgeëiste persoon weg te nemen.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De facultatieve weigeringsgrond van artikel 12 OLW ziet op de toetsing van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon in de procedures die ten grondslag liggen aan het EAB. In dit artikel is bepaald dat overlevering kan worden geweigerd wanneer de opgeëiste persoon niet is verschenen op het proces dat tot de beslissing heeft geleid, tenzij zich één van de in dat artikel onder a tot en met d genoemde omstandigheden voordoet.
De rechtbank heeft in de tussenuitspraak van 24 april 2025 – kort samengevat – geoordeeld dat:
  • de beslissing van 10 januari 2025 van het Hof van Beroep van Suceava aan artikel 12 OLW moet worden getoetst;
  • de opgeëiste persoon niet aanwezig is geweest op de zitting die heeft geleid tot deze beslissing;
  • dat zich geen van de omstandigheden als bedoeld in artikel 12 onder a tot en met c OLW voordoet.
Deze oordelen worden als hier herhaald en ingelast beschouwd.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de rechtbank in dit geval op grond van artikel 12, onder d, OLW de overlevering niet mag weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit een verzet-/beroepsgarantie heeft verstrekt als bedoeld in artikel 12, onder d, OLW. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitvaardigende justitiële autoriteit in het EAB een dergelijke garantie van toepassing heeft verklaard. Omdat de rechtbank ambtshalve bekend is dat dergelijke garanties in Roemenië niet onvoorwaardelijk zijn, heeft de rechtbank daar navraag naar laten doen. In het bijzonder is van belang dat een verzoek tot verzet alleen wordt toegewezen als de rechtbank in Roemenië van oordeel is dat de opgeëiste persoon bij verstek is veroordeeld (
tried in absentia). Uit het tweede lid van artikel 466 van het Roemeense Wetboek van Strafvordering volgt dat van een veroordeling bij verstek slechts sprake is als – kort gezegd – de verdachte niet is gedagvaard en niet op een formele wijze van de terechtzitting op de hoogte is gebracht.
Na de tussenuitspraak is het dossier aangevuld met een brief van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 4 april 2025. Daarin staat het volgende:
“The convicted person, [opgeëiste persoon] , was summoned at the home address in [adres] , following checks carried out in the database.At both first instance and appeal, the aforementioned was absent, but was represented by a court-appointed lawyer.The convicted person has the right to file a request for the reopening of the criminal trial under Article 466 of the Criminal Procedure Code, but it is the court that will assess whether the legal conditions for reopening the criminal proceedings that led to the conviction decision are met.”
Hieruit volgt dat de opgeëiste persoon een verzoek kan indienen voor een hernieuwde behandeling van zijn strafzaak. Verder is vermeld dat de opgeëiste persoon is gedagvaard op zijn gebruikelijke adres (
home adress) in
[plaats]en dat daarbij onderzoek is gedaan in het register. De rechtbank is van oordeel dat op basis van deze informatie over de dagvaarding van de opgeëiste persoon niet zonder meer kan worden geconcludeerd dat sprake is van een veroordeling bij verstek, die volgens de Roemeense wetgeving een hernieuwde behandeling mogelijk maakt. De verzetgarantie voor de opgeëiste persoon kan dus niet als onvoorwaardelijk worden aangemerkt. Mocht de rechtbank in Roemenië namelijk van oordeel zijn dat de opgeëiste persoon niet bij verstek is veroordeeld in de zin van het tweede lid van artikel 466 van het Roemeense Wetboek van Strafvordering, dan kan het verzoek niet worden toegewezen blijkens het eerste lid van dit artikel.
Gelet op het voorgaande doet zich evenmin de omstandigheid als bedoeld in artikel 12, onder d, OLW voor en kan de overlevering op grond van artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Niet gebleken is dat toestaan van de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon zou betekenen.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

6.Toepasselijke wetsbepaling

Artikel 12 OLW.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Rechtbank van eerste aanleg te Suceava, Roemenië.
HEFT OPde overleveringsdetentie van
[opgeëiste persoon] .
Deze uitspraak is gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. E. Bicer en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. R.R. Eijsten en M.J. Gauneau, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 29 april 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.