ECLI:NL:RBAMS:2025:3088

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 mei 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
11394482 \ CV EXPL 24-14286
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak in geschil tussen wasserij en hoteleigenaar over facturen en schadevergoeding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen een wasserij, aangeduid als [eiser], en Melstar B.V., een hoteleigenaar. De wasserij heeft vorderingen ingesteld tegen Melstar voor onbetaalde facturen voor geleverde wasserij-diensten. De partijen hadden een overeenkomst gesloten waarin was afgesproken dat de wasserij voor de hotels van Melstar beddengoed en handdoeken zou wassen. De wasserij vorderde een bedrag van € 11.724,95, vermeerderd met rente en kosten, terwijl Melstar de hoogte van de facturen betwistte en een tegenvordering instelde van € 43.999,23 wegens vermeende tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomst door de wasserij. De kantonrechter heeft in deze tussenvonnis geoordeeld dat de wasserij onterecht een hoger kilotarief van € 0,70 in rekening heeft gebracht voor de wasserij-diensten voor Hotel Melrose, terwijl het afgesproken tarief € 0,65 was. De rechter heeft de wasserij in de gelegenheid gesteld om de facturen met bijbehorende specificaties te overleggen. Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat de wasserij terecht extra kosten van € 250,00 per maand in rekening heeft gebracht voor de wasserij-diensten voor Hotel Acostar. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om aanvullende stukken in te dienen.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11394482 \ CV EXPL 24-14286
Vonnis van 16 mei 2025
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[naam vof 1],
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
de besloten vennootschap
MELSTAR B.V.,
te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Melstar,
gemachtigde: mr. M.F.A. Vreeswijk.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van [eiser] van 8 oktober 2024 met producties 1 t/m 9;
- de conclusie van antwoord van Melstar met producties 1 t/m 9;
- het tussenvonnis van 7 februari 2025 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de door [eiser] ten behoeve van de mondelinge behandeling nagezonden producties 10 t/m 12;
- de mondelinge behandeling van 20 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is een wasserij en stomerij. Melstar exploiteert hotels op verschillende locaties in Amsterdam, waaronder ‘Hotel Melrose’ aan de [locatie 1] en ‘Hotel Acostar’ aan de [locatie 2] (hierna tezamen: de hotels).
2.2.
[eiser] en Melstar zijn overeengekomen dat [eiser] voor de hotels dagelijks beddengoed en handdoeken zou wassen (hierna: de wasserij-diensten) in de periode van 1 mei 2022 tot 1 mei 2024.
2.3.
Partijen zijn voor de wasserij-diensten voor Hotel Melrose schriftelijk overeengekomen dat Melstar per kilo wasgoed € 0,65 (exclusief btw) aan [eiser] zou betalen.
2.4.
Partijen zijn voor de wasserij-diensten voor Hotel Acostar een vast bedrag overeengekomen van € 2.150,00 (exclusief btw) per maand. In zestien van de in dit verband aan Melstar verstuurde facturen heeft [eiser] een extra bedrag van € 250,00 (exclusief btw) – bovenop de afgesproken € 2.150,00 – in rekening gebracht.
2.5.
Uit de overgelegde WhatsApp berichten blijkt dat partijen onder meer in mei 2022, januari 2023, maart 2023, augustus 2023 en januari 2024 tot half maart 2024 contact met elkaar hebben gehad over de uitvoering van de wasserij-diensten. Hieruit volgt onder meer dat Melstar een aantal keer heeft geklaagd bij [eiser] dat er onvoldoende (schoon) wasgoed aanwezig is bij (een van) de hotels. Dit zou ervoor zorgen dat zij extra uren aan een schoonmaakbedrijf moet betalen. Ook volgt hieruit dat Melstar, na ontvangst van een specificatie van het aantal in rekening gebrachte kilo’s wasgoed in augustus 2023, meende te hebben betaald voor teveel kilo’s. [eiser] heeft Melstar bericht dat zij, volgens afspraak, steeds voldoende (schoon) wasgoed levert na de
check-outtijd van de hotels en het verzochte extra (schone) wasgoed te zullen (na)leveren.
2.6.
Ook volgt uit de WhatsApp berichten dat Melstar [eiser] op 10 maart 2024 heeft laten weten de samenwerking met [eiser] eerder dan overeengekomen, namelijk per 16 maart 2024 in plaats van per 1 mei 2024, te beëindigen. De reden die Melstar hiervoor geeft is dat zij verdere problemen wil voorkomen (tekort aan linnen) en extra schoonmaakkosten (wegens dit tekort) wil besparen. [eiser] kon zich niet vinden in deze opzegging.
2.7.
[eiser] heeft voor de wasserij-diensten verricht voor Hotel Melrose in december, februari en maart 2024 in totaal een bedrag van € 13.666,95 (inclusief btw) gefactureerd aan Melstar:
  • een factuur van 8 januari 2024 ten bedrage van € 5.523,65 (inclusief btw);
  • een factuur van 3 maart 2024 ten bedrage van € 5.747,50 (inclusief btw); en
  • een factuur van 17 maart 2024 ten bedrage van € 2.395,80 (inclusief btw).
2.8.
[eiser] heeft voor de wasserij-diensten verricht voor Hotel Acostar in februari en maart 2024 in totaal een bedrag van € 4.356,00 (inclusief btw) gefactureerd aan Melstar:
  • een factuur van 3 maart 2024 ten bedrage van € 2.904,00 (inclusief btw); en
  • een factuur van 17 maart 2024 ten bedrage van € 1.452,00 (inclusief btw).
2.9.
Melstar heeft de hierboven genoemde facturen tot op heden onbetaald gelaten. Wel heeft Melstar een andere factuur van [eiser] van € 6.298,05 (inclusief btw) per ongeluk tweemaal voldaan. [eiser] heeft dit bedrag niet aan Melstar terugbetaald en aangegeven dit bedrag te verrekenen met (een deel van) de openstaande facturen. Het totaal bedrag aan onbetaald gelaten facturen komt daarmee op een bedrag van € 11.724,95 (inclusief btw).
3. Het geschil
in conventie
3.1.
[eiser] vordert – samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeling van Melstar tot betaling van € 11.724,95, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [eiser] heeft conform de afspraken met Melstar wasserij-diensten uitgevoerd. Melstar heeft de bedragen uit de in dit verband verstuurde facturen – verminderd met het per ongeluk tweemaal voldane en verrekende bedrag – niet aan [eiser] betaald, terwijl zij daartoe wel verplicht is.
3.3.
Melstar concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vordering van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de proceskosten. Melstar betwist de hoogte van de openstaande facturen van [eiser] . Daarnaast doet Melstar een beroep op verrekening met vorderingen op [eiser] op grond van onverschuldigde betaling. Zowel de betwisting als het beroep op verrekening onderbouwt Melstar als volgt. Alle facturen voor Hotel Melrose zijn gebaseerd op een te hoog aantal kilo’s wasgoed en een te hoog tarief per kilo wasgoed (hierna: kilotarief). Zestien facturen voor Hotel Acostar zijn onjuist omdat daarin € 250,00 extra in rekening is gebracht, maar de ‘extra kwaliteit’ die daar tegenover zou staan, niet is geleverd. Ook doet Melstar een beroep op verrekening met een schadevordering op [eiser] . [eiser] is namelijk tekort gekomen in de nakoming van de afspraken over de wasserij-diensten. Melstar heeft hierdoor schade geleden omdat zij extra uren heeft moeten betalen aan een schoonmaakbedrijf. [eiser] is aansprakelijk voor deze schade.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
Melstar vordert – samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeling van [eiser] tot betaling van € 43.999,23, vermeerderd met rente en kosten.
3.6.
Melstar legt aan haar vordering in reconventie hetzelfde ten grondslag als aan haar verweer in conventie. Op basis daarvan heeft Melstar een vordering op [eiser] op grond van onverschuldigde betaling en tot schadevergoeding wegens niet nakoming die in totaal € 51.434,86 (inclusief btw) bedraagt. Na verrekening met de onbetaald gelaten facturen – die in lijn met het verweer van Melstar in conventie zijn gecorrigeerd – resteert een vordering op [eiser] van € 43.999,23.
3.7.
[eiser] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Melstar, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Melstar, met veroordeling van Melstar in de proceskosten. [eiser] betwist dat een te hoog aantal kilo’s in rekening is gebracht in de facturen voor Hotel Melrose. [eiser] erkent dat zij voor Hotel Melrose een hoger kilotarief van € 0,70 in rekening heeft gebracht, maar alleen in de facturen voor december 2022 tot en met augustus 2023. Dit was namelijk zo met Melstar afgesproken. Ook heeft [eiser] in zestien facturen voor Hotel Acostar € 250,00 extra in rekening gebracht. Dit hadden partijen ook zo afgesproken en hield verband met kostenstijgingen van [eiser] – niet met te leveren ‘extra kwaliteit’.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling door de kantonrechter

4.1.
Omdat de vorderingen in conventie en in reconventie nauw met elkaar samenhangen, bespreekt de kantonrechter deze gezamenlijk.
4.2.
Het gaat in deze zaak allereerst om de vraag of de bedragen in de facturen van [eiser] voor de hotels, die Melstar voor een groot deel al heeft betaald, juist zijn of niet. Partijen twisten erover of de facturen van [eiser] :
  • voor Hotel Melrose: zijn gebaseerd het juiste kilotarief en op het juiste aantal kilo’s wasgoed; en
  • voor Hotel Acostar: terecht in zestien maanden € 250,00 extra bedroegen.
Daarnaast speelt de vraag of [eiser] een schadevergoeding is verschuldigd aan Melstar omdat [eiser] tekort zou zijn gekomen in de nakoming van de afspraken over de wasserij-diensten.
4.3.
De kantonrechter gaat hierna in op al deze punten van geschil.
[eiser] heeft voor een bepaalde periode onterecht een kilotarief van € 0,70 in rekening gebracht voor de wasserij-diensten voor Hotel Melrose; [eiser] moet facturen met specificaties in het geding brengen
4.4.
De kantonrechter oordeelt dat [eiser] van december 2022 tot en met augustus 2023 onterecht een kilotarief van € 0,70 aan Melstar in rekening heeft gebracht voor de wasserij-diensten voor Hotel Melrose. Voor de overige maanden is dit onduidelijk. [eiser] wordt in de gelegenheid gesteld om de (kopieën van) facturen van de overige maanden mét bijhorende specificaties te overleggen waaruit het gehanteerde kilotarief blijkt. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
4.5.
Vast staat dat [eiser] en Melstar voor de wasserij-diensten voor Hotel Melrose schriftelijk zijn overeengekomen dat Melstar per kilo wasgoed € 0,65 aan [eiser] zou betalen. Dit kilotarief gold volgens de schriftelijke overeenkomst voor de periode van 1 mei 2022 tot en met 1 mei 2024. Tussen partijen is in geschil of voor een deel van die periode een hoger kilotarief van € 0,70 is afgesproken en welk kilotarief [eiser] in die periode heeft gehanteerd.
4.6.
[eiser] heeft op de mondelinge behandeling aangevoerd dat, na het sluiten van de schriftelijke overeenkomst, mondeling met Melstar is besproken dat [eiser] voor een bepaalde periode een kilotarief van € 0,70, in plaats van € 0,65, voor Hotel Melrose in rekening zou brengen. Dit hield verband met kostenstijgingen. Dit is door Melstar weersproken. In het dossier bevinden zich geen bewijsstukken van deze afspraak. Gelet hierop kan de kantonrechter niet vaststellen dat [eiser] en Melstar deze afwijkende afspraak hebben gemaakt. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat het kilotarief van € 0,65, zoals vermeld in de schriftelijke overeenkomst tussen [eiser] en Melstar, voor de wasserij-diensten voor Hotel Melrose – in de gehele gecontracteerde periode – moest worden gehanteerd.
4.7.
Dan resteert de vraag over welke periode [eiser] ten onrechte het kilotarief van € 0,70 in rekening heeft gebracht bij Melstar. Op de mondelinge behandeling heeft [eiser] verklaard dat zij in de periode van december 2022 tot en met augustus 2023 het aangepaste kilotarief van € 0,70 in rekening heeft gebracht. De facturen voor de overige maanden zijn volgens [eiser] berekend op basis van het kilotarief van € 0,65. Dit zou volgens [eiser] ook blijken uit de door haar aan Melstar verstuurde facturen, waar zij structureel specificaties van het aantal kilo’s wasgoed bij heeft gevoegd. Melstar stelt echter dat alle facturen zijn gebaseerd op het kilotarief van € 0,70. In dit verband heeft Melstar gewezen op een specificatie bijhorend bij de factuur van 4 september 2023 (voor de wasserij-diensten in maand augustus 2023) die zij, op verzoek, van [eiser] heeft ontvangen. Uit deze specificatie volgt dat die factuur is gebaseerd op een kilotarief van € 0,70. Bij de (overige) facturen voor Hotel Melrose zaten geen specificaties waaruit het gehanteerde kilotarief of het aantal kilo’s wasgoed kon worden afgeleid, aldus Melstar.
4.8.
Gelet op het voorgaande staat vast dat [eiser] in de periode van december 2022 tot en met augustus 2023 ten onrechte een kilotarief van € 0,70 in rekening heeft gebracht aan Melstar. Ten aanzien van het door [eiser] gehanteerde kilotarief in de overige maanden – mei 2022 tot en met november 2022 en september 2023 tot en met half maart 2024 – geldt het volgende. [eiser] heeft op de mondelinge behandeling aangegeven (kopieën van) alle facturen met bijhorende specificaties (“
kilolijsten”) aanwezig te hebben. [eiser] stelt deze specificaties steeds – per post – aan Melstar met de factuur meegestuurd te hebben. Uit deze stukken zou volgens [eiser] blijken dat in de overige maanden een kilotarief van € 0,65 is gehanteerd. [eiser] heeft deze stukken niet in het geding gebracht, zodat het in de overige maanden gehanteerde kilotarief niet op basis hiervan kan worden vastgesteld. De kantonrechter ziet aanleiding om [eiser] op de voet van artikel 22 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op te dragen de (kopieën van) facturen van de overige maanden mét bijhorende specificaties te overleggen. Als [eiser] nalaat deze stukken in te brengen, zal de kantonrechter daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht.
[eiser] heeft niet een te hoog aantal kilo’s in rekening gebracht voor haar wasserij-diensten voor Hotel Melrose
4.9.
Tussen partijen is verder in geschil of het aantal kilo’s wasgoed dat door [eiser] aan Melstar in rekening is gebracht juist is. De kantonrechter oordeelt dat [eiser] niet een te hoog aantal kilo’s wasgoed aan Melstar in rekening heeft gebracht voor de wasserij-diensten voor Hotel Melrose. Daarom zal de vordering van Melstar in dit kader worden afgewezen. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
4.10.
Melstar heeft, na het beëindigen van de overeenkomst met [eiser] , in april 2024 een andere wasserij, [naam vof 2] V.O.F. (hierna: ‘ [naam vof 2] ’), ingeschakeld voor het wassen van het linnen van Hotel Melrose. Melstar heeft de (specificatie van het aantal kilo’s op de) factuur van [naam vof 2] voor de maand april 2024 vergeleken met de factuur van [eiser] voor de maand mei 2023. Melstar stelt dat Hotel Melrose in die twee maanden een vergelijkbare bezettingsgraad (aan hotelgasten) had, zodat het aantal kilo’s wasgoed ook vergelijkbaar zou moeten zijn. Hierbij heeft Melstar het aantal door [eiser] berekende kilo’s teruggerekend op basis van de factuur van [eiser] voor de maand mei 2023 en (steeds) uitgaande van een kilotarief van € 0,70. Op basis van deze vergelijking stelt Melstar dat [eiser] , in een maand met een vergelijkbare bezettingsgraad, 2.300 kilo wasgoed meer in rekening heeft gebracht dan [naam vof 2] . Daaruit blijkt volgens Melstar dat [eiser] in
allefacturen voor Hotel Melrose een veel te hoog aantal kilo’s wasgoed in rekening heeft gebracht.
4.11.
[eiser] heeft op de mondelinge behandeling aangegeven dat zij het dagelijks gewogen wasgoed opnam in kilolijsten. [eiser] stelt de facturen te hebben berekend op basis van deze kilolijsten. Het verschil in het aantal kilo’s wasgoed dat in de door Melstar vergeleken maanden in rekening is gebracht door [naam vof 2] enerzijds en [eiser] anderzijds kan volgens [eiser] worden verklaard door een verschil in het type linnen dat door beide wasserijen wordt gebruikt. Het linnen van [eiser] is een stuk zwaarder dan het linnen dat [naam vof 2] gebruikt. [eiser] weet dit omdat zij de mangel – een apparaat dat vocht uit het wasgoed perst en glad strijkt, aldus [eiser] – die [naam vof 2] gebruikt, heeft gezien en kent. Met die mangel kan het linnen met de kwaliteit van [eiser] niet worden behandeld. Het linnen met de kwaliteit van [eiser] is te zwaar voor deze mangel. Alleen linnen van andere kwaliteit en daardoor minder zware stof kan door de mangel van [naam vof 2] worden gehaald, aldus [eiser] . [eiser] heeft op de mondelinge behandeling ook aangegeven dat [naam vof 2] aan haar heeft laten weten dat het linnen van [eiser] van betere kwaliteit is.
4.12.
De kantonrechter oordeelt op basis van het voorgaande dat onvoldoende is komen vast te staan dat [eiser] structureel een te hoog aantal kilo’s wasgoed in rekening heeft gebracht aan Melstar. Dat twee verschillende wasserijen – [naam vof 2] en [eiser] – in twee verschillende maanden, met een vergelijkbare bezettingsgraad, een verschillend aantal kilo’s wasgoed rekenen, is onvoldoende voor de conclusie dat [eiser] in die maand – laat staan structureel – aan Hotel Melrose, een te hoog aantal kilo’s wasgoed in rekening heeft gebracht aan Melstar. Het (grote) verschil in het aantal kilo’s wasgoed gerekend door [eiser] enerzijds en [naam vof 2] anderzijds roept weliswaar vragen op, maar [eiser] heeft hiervoor een logische verklaring gegeven, namelijk dat het linnen van [eiser] een stuk zwaarder is dan het linnen van [naam vof 2] . Dit verklaart voldoende dat er een verschil zit in het aantal kilo’s wasgoed dat door beide wasserijen in rekening is gebracht. Melstar heeft hier onvoldoende tegenin ingebracht.
4.13.
De kantonrechter zal gelet op het voorgaande de tegenvordering van Melstar tot (terug)betaling van € 24.919,00 (exclusief btw), als deel van de reeds betaalde facturen voor Hotel Melrose, omdat een onjuist aantal kilo’s aan wasgoed in rekening zou zijn gebracht, afwijzen.
[eiser] heeft terecht zestien keer € 250,00 betaald gekregen voor haar wasserij-diensten voor Hotel Acostar
4.14.
De kantonrechter oordeelt dat [eiser] terecht zestien keer € 250,00 extra aan Melstar in rekening heeft gebracht voor de wasserij-diensten voor Hotel Acostar. Daarom zal de vordering van [eiser] in dit kader worden toegewezen en de tegenvordering van Melstar in dit kader worden afgewezen. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
4.15.
Partijen hebben met elkaar afspraken gemaakt over het door [eiser] aan Melstar in rekening te brengen bedrag van € 250,00 extra voor de wasserij-diensten voor Hotel Acostar. Partijen zijn het niet eens over welke voorwaarden [eiser] € 250,00 extra in rekening mocht brengen. De afspraak tussen partijen was volgens Melstar dat de € 250,00 extra alleen in rekening zou worden gebracht als er extra kwaliteit en schoner wasgoed zou worden geleverd aan Hotel Acostar. [eiser] stelt daartegenover dat is afgesproken met Melstar dat [eiser] ter compensatie van kostenstijgingen permanent een bedrag van € 250,00 extra in rekening zou brengen.
4.16.
De kantonrechter oordeelt dat voldoende is komen vast te staan dat partijen met elkaar hebben afgesproken dat Melstar € 250,00 extra aan [eiser] zou betalen voor de wasserij-diensten voor Hotel Acostar, zonder daaraan voorwaarden te verbinden. Nergens blijkt uit dat partijen, bij het maken van de afspraak over de betaling van de extra € 250,00, voorwaarden – zoals de levering van extra kwaliteit en schoner wasgoed – aan het in rekening brengen van dit bedrag hebben verbonden. Er zijn namelijk geen stukken overgelegd waaruit dergelijke (aanvullende) voorwaarden blijken, laat staan dat is toegelicht door wie, hoe en wanneer zou worden vastgesteld of deze ‘extra kwaliteit en schoner wasgoed’ was geleverd. Dat [eiser] eenmaal (of tweemaal) een bedrag van € 250,00 aan Melstar zou hebben terugbetaald, leidt ook niet tot de conclusie dat dit is gebeurd omdat [eiser] niet aan bepaalde voorwaarden zou hebben voldaan. De verklaring die [eiser] geeft voor terugbetaling is dat dit verband hield met een (eerdere) tijdelijke sluiting van Hotel Acostar wegens de coronamaatregelen. Dit acht de kantonrechter aannemelijk.
4.17.
De kantonrechter acht in dit kader ook relevant dat Melstar (aanvankelijk) zestien keer de facturen van Melstar, waarin uitdrukkelijk € 250,00 extra in rekening is gebracht, behoudens één keer zonder protest heeft betaald. Het enige protest blijkt uit de door Melstar overgelegde WhatsApp berichten. Hierin staat dat Melstar in september 2023 – één maand nadat volgens Melstar de afspraak over de extra € 250,00 in augustus 2023 zou zijn gemaakt – alles wat zij te veel zou hebben betaald terug wenst te ontvangen. Melstar geeft hiervoor in de WhatsApp berichten geen duidelijke reden. Ook is niet duidelijk of [eiser] zich hierin kan vinden. Verder is niet gebleken dat Melstar het op enig ander moment niet eens was met de door Melstar gestuurde facturen.
4.18.
Gelet op het voorgaande is komen vast te staan dat [eiser] op basis van een afspraak met Melstar recht had op betaling van de € 250,00 extra per maand voor de wasserij-diensten voor Hotel Acostar. Dit bedrag heeft [eiser] dan ook terecht zestien maal in rekening gebracht. Daarom zal de kantonrechter:
  • i) de vordering van [eiser] tot betaling van € 4.356,00 (inclusief btw), het totale bedrag aan openstaande facturen voor Hotel Acostar, toewijzen; en
  • ii) de tegenvordering van Melstar tot (terug)betaling van € 4.000,00 (exclusief btw), als deel van de facturen voor Hotel Acostar, afwijzen.
Schadevordering van Melstar op [eiser] onvoldoende onderbouwd
4.19.
De kantonrechter heeft niet kunnen vaststellen dat, ook al zou [eiser] tekort zou zijn gekomen in de nakoming van de afspraken met Melstar, daar dan de door Melstar gevorderde schade door zou zijn ontstaan. Gelet hierop zal de kantonrechter de tegenvordering tot schadevergoeding van Melstar afwijzen. Hiertoe overweegt de kantonrechter als volgt.
4.20.
Melstar vordert schadevergoeding van [eiser] omdat [eiser] geregeld het wasgoed niet, niet schoon, of niet op tijd zou hebben geleverd. Daarmee zou [eiser] tekort zijn gekomen in de nakoming van de afspraken met Melstar. Als gevolg hiervan stelt Melstar schade te hebben geleden omdat zij, wegens het (tijdig) ontbreken van schoon wasgoed, extra (schoonmaak)uren heeft moeten betalen aan een door haar ingeschakeld schoonmaakbedrijf voor beide hotels.
4.21.
Het ligt op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv op de weg van Melstar om gemotiveerd te stellen dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming door [eiser] . Zo moet onder meer komen vast te staan wat de afspraken met [eiser] waren, dat deze afspraken niet zijn nagekomen en dat Melstar als gevolg hiervan schade heeft geleden.
4.22.
Melstar stelt dat is afgesproken dat er altijd voldoende linnengoed op voorraad moest zijn voor het schoonmaken van de kamers. Melstar wijst voor wat betreft de afspraken met [eiser] op artikel 5 van de overeenkomst tussen [eiser] en Hotel Melrose. Hierin staat dat
“de wasserij zal zorgen door het hotel gewenst kwaliteit en service”. Dat deze bepaling volgens Melstar kennelijk ook geldt voor de afspraken tussen partijen over de wasserij-diensten voor Hotel Acostar, is door [eiser] niet weersproken.
4.23.
Uit de door Melstar overgelegde stukken blijkt niet dat tussen partijen meer concrete afspraken zijn gemaakt over de aan de hotels te leveren hoeveelheid linnengoed en de precieze staat daarvan. Ook blijkt uit deze stukken niet dat tussen partijen afspraken zijn gemaakt over het precieze tijdstip waarop [eiser] het wasgoed zou leveren. Zelfs als wel zou kunnen worden vastgesteld dat concrete afspraken zijn gemaakt tussen Melstar en [eiser] over de dagelijkse hoeveelheid te leveren wasgoed, de staat daarvan en het aflevertijdstip én dat [eiser] deze afspraken niet is nagekomen, dan is niet komen vast te staan dat de schade van Melstar in causaal verband staat met die tekortkoming van [eiser] . Het overleggen van facturen van een schoonmaakbedrijf waarop staat dat extra uren in rekening zijn gebracht wegens een “
tekort aan schoon linnengoed” is voor deze conclusie onvoldoende. Het is de kantonrechter niet duidelijk geworden dat en waarom de (tijdelijke) afwezigheid van voldoende (schoon) wasgoed leidt tot extra schoonmaakuren, wat door [eiser] is betwist. Het verband tussen een tekort aan linnengoed en hogere schoonmaakkosten is niet vanzelfsprekend. Het aantal te verschonen hotelkamers blijft immers hetzelfde, en de tijd die daarvoor nodig is – in principe – dus ook. Dat en, en zo ja waarom, Melstar de schoonmakers dan meer heeft moeten betalen is onvoldoende toegelicht en dat had wel op de weg van Melstar gelegen.
4.24.
Uit het voorgaande volgt dat niet kan worden vastgesteld dat de hogere schoonmaakkosten een gevolg zijn van een eventuele tekortkoming van [eiser] . De kantonrechter zal gelet hierop de tegenvordering van Melstar tot betaling van een schadevergoeding van € 6.685,00 door [eiser] afwijzen.
Conclusie
4.25.
De kantonrechter kan op dit moment niet vaststellen welk bedrag Melstar aan [eiser] moet betalen. Dit is afhankelijk van wat er uit de facturen van [eiser] mét specificaties aan in rekening gebracht kilotarief in de overige maanden volgt. [eiser] zal in de gelegenheid worden gesteld bij akte te voldoen aan het bevel tot overlegging van deze stukken zoals bedoeld in r.o. 4.8. Melstar mag daarop bij antwoordakte reageren. Het is uitdrukkelijk niet de bedoelding dat partijen in hun akten het debat heropenen, nieuwe stellingen innemen of andere stukken in het geding brengen dan bevolen. Die zal de kantonrechter buiten beschouwing laten. In afwachting van de akten van partijen zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
In conventie en in reconventie
5.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
vrijdag 30 mei 2025voor het nemen van een akte door [eiser] als bedoeld in r.o. 4.8 van dit vonnis, waarna Melstar een gelijke termijn krijgt voor het nemen van een antwoordakte,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.A.L. Wiersinga en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2025.