ECLI:NL:RBAMS:2025:3105

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
C/13/765594 / FA RK 25-1649
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing en inschrijving van minderjarige op basisschool in nieuwe woonplaats

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vader en een moeder over de verhuizing van hun minderjarige kind. De moeder had verzocht om vervangende toestemming om met de minderjarige naar [woonplaats 2] te verhuizen en haar in te schrijven op de basisschool [naam school] in die plaats. De vader verzocht om de verhuizing te verbieden en de minderjarige terug te laten keren naar [woonplaats 3]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag over de minderjarige uitoefenen en dat de instemming van de vader noodzakelijk is voor een wijziging van de woonplaats van de minderjarige. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de belangen van de minderjarige, de noodzaak van de verhuizing voor de moeder, en de gevolgen voor de omgang tussen de vader en de minderjarige. De rechtbank oordeelde dat de moeder een zwaarwegend belang had bij de verhuizing, omdat zij in een betere woonsituatie zou komen te wonen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verhuizing niet onaanvaardbare gevolgen zou hebben voor de omgang tussen de vader en de minderjarige. De verzoeken van de vader zijn afgewezen en de moeder is vervangende toestemming verleend om te verhuizen en de minderjarige in te schrijven op de nieuwe school. De rechtbank heeft ook de zorgregeling aangepast, zodat de moeder de minderjarige op vrijdag van school haalt en op zondagmiddag weer bij de vader ophaalt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C765594 FA RK 25-1649
Beschikking van 2 mei 2025
[de vader] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. A.J. van Ommeren te Amsterdam,
tegen
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. H. Vosmeijer te Amstelveen.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
De vader, de moeder en [minderjarige] .

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoek van de vader, ingekomen op 26 februari 2025 en het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek met productie van de moeder, ingekomen op 9 april 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 april 2025.
Verschenen zijn: partijen en hun advocaten.
1.3.
[minderjarige] is, gelet op haar leeftijd, in de gelegenheid gesteld om haar mening kenbaar te maken. [minderjarige] heeft hier geen gebruik van gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn gehuwd op 19 december 2011. Hun huwelijk is op 5 april 2024 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Diemen.
2.2.
Uit het huwelijk is geboren:
[minderjarige],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2016.
Partijen oefenen gezamenlijk het gezag over [minderjarige] uit.
2.3.
[minderjarige] verblijft sinds het uiteengaan van partijen bij de moeder.
2.4.
Bij beschikking van de rechtbank van 19 maart 2024 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Ook is -onder meer- bepaald dat [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats zal hebben bij de moeder.
2.5.
Bij beschikking van de rechtbank van 15 augustus 2024 is een zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] vastgesteld in die zin dat [minderjarige] twee weekenden per drie weken en de helft van de vakanties bij de vader zal zijn, waarbij [minderjarige] de gelegenheid heeft om met de andere ouder te bellen als zij bij een ouder is.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Het verzoek houdt concreet in dat de moeder verboden wordt met [minderjarige] te verhuizen naar [woonplaats 2] en haar te verplichten terug te keren met [minderjarige] naar haar woonplaats [woonplaats 3] en subsidiair te bepalen dat de minderjarige haar hoofdverblijfplaats bij de vader zal hebben. Bij de mondelinge behandeling is uiterst subsidiair verzocht dat wordt bepaald dat de moeder [minderjarige] drie weekenden in de maand op vrijdag naar de vader brengt en [minderjarige] dan op maandagochtend bij de vader thuis ophaalt om haar dan naar school in [woonplaats 2] te brengen..
3.2.
Het verweer houdt in dat de verzoeken van de vader worden afgewezen. Bij zelfstandig verzoek wordt verzocht de moeder vervangende toestemming te verlenen met [minderjarige] in [woonplaats 2] te mogen wonen en [minderjarige] te mogen inschrijven op de basisschool [naam school] te [woonplaats 2] en in voorkomend geval op de bij die school passende buitenschoolse opvang. Als de vader niet in staat of bereid is [minderjarige] op de maandagen volgend op zijn weekend naar school te brengen, wordt verzocht de zorgregeling te wijzigen in die zin dat de moeder [minderjarige] na een omgangsweekend met de vader, op zondagmiddag om 16.00 uur ophaalt bij de vader.

4.De standpunten

4.1.
De vader heeft mede bij monde van zijn advocaat verzocht om toewijzing van zijn verzoek en afwijzing van het zelfstandig verzoek van de moeder. [minderjarige] geeft met veel kracht aan dat ze niet in [woonplaats 2] wil wonen en op haar huidige school wil blijven. Ze is erg gehecht aan haar vertrouwde omgeving. De verhuizing van de moeder is uitsluitend ingegeven door eigen belang van de moeder. In de echtscheidingsprocedure is het huurrecht van de woning aan de moeder toegewezen zodat [minderjarige] in haar eigen woonomgeving kon blijven wonen. Amper een jaar later wordt dit doorkruist door de verhuizing. Er was geen noodzaak voor de moeder om te verhuizen. Onduidelijk is waarom de nieuwe partner niet bij de moeder is gaan wonen. Door zonder toestemming van de vader te verhuizen heeft de moeder een vorm van eigenrichting laten zien die niet gehonoreerd kan worden
.De sociale huurwoning van de moeder is vanwege een huurachterstand niet meer beschikbaar en het vinden van een woning in [woonplaats 3] is niet eenvoudig. Praktisch gezien kan het primaire verzoek daarom moeilijk worden toegewezen. Dat ligt anders voor het subsidiaire verzoek, [minderjarige] kan bij de vader wonen. De vader bewoont een eengezinswoning en heeft een nieuwe baby waar [minderjarige] dol op is. De vader heeft geen rijbewijs maar de partner van de vader kan [minderjarige] van school halen. [minderjarige] kan gewoon met vriendjes en vriendinnetjes van de school in [woonplaats 3] blijven afspreken. Overigens is het niet zo dat de vader op zoek is naar een school in [woonplaats 1] voor [minderjarige] . Waarom moet de vader lijden onder de keuze van moeder die niet van te voren getoetst is door een rechter. Het uiterst subsidiair verzochte kan ook inhouden dat de moeder [minderjarige] op zondagavond bij de vader ophaalt. De vader wordt verstoken van contact met de school bij een verhuizing. Het is niet onmogelijk om, als [minderjarige] in [woonplaats 2] op school gaat, betrokken te worden, maar dan zou de reistijd nog eens toenemen met een half uur en het gaat dan erg ver om bijvoorbeeld bij een 10-minuten gesprek aanwezig te zijn.
4.2.
De moeder heeft mede bij monde van haar advocaat onder meer verklaard dat zij niet wist dat ze toestemming van de vader nodig had om te verhuizen, omdat de vader zelf ook was verhuisd. In februari jl. is de moeder getrouwd met haar nieuwe partner, die zij al vijf jaar kent, en is zij verhuisd naar [woonplaats 2] . De huurwoning in [woonplaats 3] was te klein om daar ook de nieuwe partner te laten wonen. De huur van deze woning is opgezegd dus de moeder kan daar niet naartoe terug. De vader was op de hoogte van de verhuizing maar er is pas een verzoekschrift ingediend toen de moeder al verhuisd was. Het is zeker niet uit te sluiten dat [minderjarige] zegt dat ze niet in [woonplaats 2] wil wonen omdat zij wordt beïnvloedt door de vader. Er is in augustus 2023 een handgemeen geweest waarbij de vader alles in de woning heeft stukgemaakt en [minderjarige] zich in het toilet heeft opgesloten. Om de situatie niet verder te laten escaleren is zij met de vader naar de speeltuin gegaan. Dit geeft een beeld van de situatie waarin [minderjarige] zit. Het uiterst subsidiaire verzoek van de vader vraagt veel van de moeder. De vader kan [minderjarige] misschien op maandagochtend na een omgangsweekend naar school brengen, anders is de moeder bereid om [minderjarige] op zondag op te halen bij de vader. Bij de vaststelling van het bedrag aan kinderalimentatie zijn de extra reiskosten voor de vader meegewogen. Dan moet nu niet van de moeder worden gevraagd om alle reiskosten voor haar rekening te nemen. [minderjarige] geeft bij de moeder aan dat ze het heel fijn vindt in [woonplaats 2] met de nieuwe partner van de moeder en dat ze het niet erg vindt om van school te wisselen. De woning in [woonplaats 2] is groter, heeft een tuin en is daardoor meer geschikt. De nieuwe partner van de moeder laat zich omscholen en volgt een leerwerk traject in [woonplaats 2] . De moeder werkt al in [woonplaats 2] . De moeder reist op dit moment per trein met [minderjarige] van [woonplaats 2] naar de school in [woonplaats 3] . Als de vader ook met het openbaar vervoer zou reizen zou de reistijd elke dag meer zijn vanuit [woonplaats 1] dan wanneer [minderjarige] naar [woonplaats 2] naar school zou gaan. De moeder acht het in het belang van [minderjarige] dat ze dicht bij haar huis in [woonplaats 2] naar school gaat, zeker gelet op de zorgregeling die er ligt. De school in [woonplaats 2] is vijf minuten lopen van de woning van moeder. Die school kan een individueel zorgplan bieden, wat goed is voor [minderjarige] . Zij kan nog omgaan met de kinderen van de school in [woonplaats 3] . De vraag is hoe gelukkig een kind ervan wordt om op een school te zitten in een plaats waar geen van de ouders woont, als er veel gereisd moet worden en het praktisch onmogelijk is om andere kinderen bij haar thuis te laten spelen.

5.De beoordeling

verhuizing
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat partijen gezamenlijk het gezag hebben over [minderjarige] . Dit brengt mee dat in beginsel de instemming van de vader noodzakelijk is indien de moeder de woonplaats van [minderjarige] wenst te wijzigen of [minderjarige] in wil schrijven op een andere school. Indien partijen het hierover niet eens worden, kan het geschil op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voorgelegd aan de rechter. De rechter dient dan een zodanige beslissing te nemen die hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Bij de beslissing over dit soort geschillen dient de rechter echter alle omstandigheden van het geval in acht te nemen, wat er in een voorkomend geval toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde is bij de te verrichten afweging van belangen [1] .
5.2.
De rechtbank zal bij de beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen, waaronder:
- het recht en belang voor de verhuizende ouder om te verhuizen en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten;
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de kinderen en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin partijen in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarigen op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg en de frequentie van het contact tussen het kind en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van het kind, zijn/haar mening en de mate waarin hij/zij geworteld is in zijn/haar omgeving of juist gewend is aan verhuizingen;
- de extra kosten van de omgang na de verhuizing.
5.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Uitgangspunt is dat het de moeder in beginsel is toegestaan om met [minderjarige] te verhuizen om op die manier haar leven opnieuw in te richten. Dit betekent dat verhuizen is toegestaan, tenzij de andere ouder door de verhuizing in onredelijke mate zou worden gehinderd om op een aanvaardbaar niveau contact met het kind te onderhouden. Uitgangspunt is verder dat het kind recht heeft op een gelijkwaardige opvoeding door beide ouders en daarnaast het recht heeft op en belang heeft bij contact met beide ouders. Dat betekent echter niet dat beide ouders evenveel tijd met het kind dienen door te brengen.
5.4.
Voor de rechtbank staat voorop dat de moeder zich laakbaar en in strijd met het uitgangspunt van gezamenlijk gezagsuitoefening van beide ouders heeft gedragen, door met [minderjarige] naar [woonplaats 2] te verhuizen, zonder hiervoor tijdig in overleg te treden met de vader en zonder dat zij hiervoor toestemming van de vader had gekregen, dan wel vervangende toestemming had gekregen van de rechter op grond van artikel 1: 253 a BW. De moeder heeft in ernstige mate de huur op laten lopen en zij kan daarom niet terug naar de woning. Dit stelt de rechtbank en de vader voor het voldongen feit dat het terugverhuizen naar de woning -praktisch- onmogelijk is. De moeder heeft verklaard dat zij niet wist dat zij toestemming van de vader voor de verhuizing met [minderjarige] nodig had, maar het lag op haar weg om zich hierover te laten informeren, nu beide ouders het gezag hebben en er een zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] is vastgesteld. De moeder stelt dat de vader op de hoogte was van de verhuizing, maar dit laat onverlet dat de moeder toestemming aan de vader had moeten vragen. De moeder heeft dit nagelaten. Het is echter niet zo dat het feit dat terugverhuizen niet meer mogelijk is, zwaar meeweegt in de belangenafweging. Dit is immers een risico dat de moeder zelf heeft genomen. De rechtbank zal alle belangen tegen elkaar afwegen.
5.5.
De rechtbank is van oordeel dat de moeder een zwaarwegend belang heeft bij een verhuizing nu zij in februari 2025 gehuwd is met haar partner die in [woonplaats 2] een woning bewoont met een betere woonsituatie dan de flat van de moeder in [woonplaats 3] . Zo is de woning ruimer en heeft deze een tuin. Hoewel van een absolute noodzaak om te verhuizen niet is gebleken, weegt het belang van een betere woonsituatie echter wel zwaar. Nu de partner van de moeder bovendien een leerwerk traject volgt in [woonplaats 2] , ligt het naar het oordeel van de rechtbank niet voor de hand dat de partner van de moeder bij de moeder in een te kleine woning trekt, zoals van de zijde van de vader als mogelijkheid naar voren is gebracht.
5.6.
Tegenover voornoemd belang staat het belang van de vader en [minderjarige] om de omgang die zij met elkaar hadden te kunnen voortzetten. De rechtbank is van oordeel dat dit contact door de verhuizing vrijwel niet minder hoeft te worden. De vader is verhuisd naar [woonplaats 1] . Het contact zal iets wijzigen in die zin dat het omgangsweekend met de vader op zondagmiddag om 17:00 uur eindigt in plaats van maandagochtend maar dit is nodig om moeder in staat te stellen [minderjarige] na een weekend bij haar vader op te halen met het openbaar vervoer. Daarmee is echter geen sprake van een situatie waarbij het contact tussen de vader en [minderjarige] door de verhuizing onaanvaardbaar zal worden uitgehold.
5.7.
Nu de moeder bereid is om [minderjarige] na een omgangsweekend op zondagmiddag bij de vader op te halen, is de rechtbank van oordeel dat de moeder de gevolgen van de verhuizing voor de vader voldoende heeft gecompenseerd, ook qua mogelijk extra (reis-) kosten. Daarnaast zal de rechtbank bepalen dat de moeder [minderjarige] in de omgangsweekenden met de vader op vrijdag uit school in [woonplaats 2] , zoals hierna te bepalen, naar de vader brengt.
5.8.
Duidelijk is dat de communicatie tussen partijen niet goed verloopt. Er is veel gebeurd toen partijen nog partners waren. Het is echter in het belang van [minderjarige] dat partijen elkaar op de hoogte houden van zaken die haar betreffen, zeker in deze fase van haar leven, en dat de vader ook betrokken wordt bij de nieuwe school van [minderjarige] . Ouders dienen zich beiden hiervoor in te zetten, in het belang van [minderjarige] .
5.9.
De vader heeft verklaard dat [minderjarige] aangeeft niet te willen verhuizen en niet van school te willen veranderen. De moeder heeft verklaard dat [minderjarige] het naar haar zin heeft in [woonplaats 2] en blij is met de nieuwe partner van de moeder. De rechtbank gaat er vanuit dat [minderjarige] , die haar hele leven bij de moeder heeft gewoond, na wellicht een periode van gewenning, goed zal kunnen aarden in de -ruimere- woning in [woonplaats 2] en op haar nieuwe school. Zij is nog jong en flexibel genoeg om zich aan te passen en nieuwe vriendjes en vriendinnetjes te maken.
5.10.
Alles tegen elkaar afwegend komt de rechtbank tot de conclusie dat het belang van de moeder om te kunnen verhuizen en haar leven opnieuw in te richten, zwaarder weegt dan de belangen van de vader, zodat aan de moeder vervangende toestemming zal worden verleend om met [minderjarige] naar [woonplaats 2] te verhuizen. De verzoeken van de vader zullen worden afgewezen.
Vervangende toestemming school
5.11.
De rechtbank zal de moeder vervangende toestemming verlenen om [minderjarige] in te schrijven op de basisschool [naam school] te [woonplaats 2] ( [adres] ) en in voorkomend geval op de bij die school passende buitenschoolse opvang. Nu [minderjarige] in [woonplaats 2] gaat wonen, is het in haar belang dat zij ook in [woonplaats 2] naar school kan gaan. Zij hoeft dan niet meer zoveel te reizen en kan gemakkelijk(er) afspreken met vriendjes en vriendinnetjes, zeker nu de school op loopafstand van de woning is gelegen.

6.De beslissing

De rechtbank:
- wijst de verzoeken van de vader af;
- verleent de moeder vervangende toestemming om met [minderjarige] naar [woonplaats 2] te verhuizen;
- verleent de moeder vervangende toestemming om [minderjarige] in te schrijven op de basisschool [naam school] ( [postcode] ) te [woonplaats 2] , [adres] en in voorkomend geval op de bij die school passende buitenschoolse opvang;
- wijzigt de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 15 augustus 2024 in die zin dat de moeder [minderjarige] voorafgaand aan een omgangsweekend met de vader op vrijdag van school haalt en naar de vader brengt en na een omgangsweekend met de vader, op zondagmiddag om 17.00 uur weer bij de vader ophaalt. De zorgregeling blijft voor het overige ongewijzigd;
-verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. K. Duker, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. A.E. van Montfrans en R.H. Mulderije, rechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van J.O. van Saase-Zaagman, griffier, op 2 mei 2025 [2]

Voetnoten

1.Zie een arrest van de Hoge Raad van 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901, NJ 2008, 414.
2.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).