In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 15 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en DEXIA NEDERLAND B.V. over de rechtsgeldigheid van effectenleaseovereenkomsten die door de wettelijke vertegenwoordiger van minderjarigen zijn afgesloten. De vader van [eiser] en zijn zus heeft lease-overeenkomsten ondertekend zonder toestemming van de kantonrechter, zoals vereist volgens artikel 1:345 BW. De rechtbank oordeelt dat de overeenkomsten voor de dochter zijn verjaard, omdat zij op de hoogte was van de overeenkomst bij het afsluiten van een hypotheek. Voor de zoon is de vernietiging echter rechtsgeldig, omdat hij pas meerderjarig werd na het indienen van de vernietigingsbrief. De rechtbank concludeert dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen, omdat niet is aangetoond dat hij of zijn zus uit eigen middelen hebben betaald. Dexia wordt in het gelijk gesteld en de proceskosten worden toegewezen aan Dexia.