ECLI:NL:RBAMS:2025:3219

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
13/100368-23; 13/333288-24 (verkort vonnis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht: Diefstal met geweld en poging tot zware mishandeling

Op 11 april 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij twee zaken, aangeduid als zaak A en zaak B. In zaak A werd de verdachte beschuldigd van diefstal met geweld in vereniging en poging tot zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 21 maart 2023 in Amsterdam samen met anderen een slachtoffer had gestoken met een mes en hem had bedreigd, wat leidde tot ernstige verwondingen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van poging tot doodslag, omdat er onvoldoende bewijs was voor voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer. In zaak B werd de verdachte vrijgesproken van diefstal met geweld, omdat zijn rol bij de beroving niet kon worden vastgesteld. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 30 dagen en een werkstraf van 40 uur op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de tijd die verstreken was sinds de feiten. Daarnaast werd een schadevergoeding aan het slachtoffer toegewezen van €5.592,33, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummers: 13.100368.23 (A) en 13.333288.24 (B) (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 11 april 2025 (mondeling)
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaken tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2006,
wonende op het adres [adres 1] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 april 2025.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.D. Braber en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. H.E. Berman, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door mw. [naam 1] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), dhr. [naam 2] , namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA) en door de vader en moeder van verdachte naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
in zaak A:
1
hij op of omstreeks 21 maart 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te
beroven meermalen, althans eenmaal, met een mes en/of kapmes, althans een of
meerdere scherpe en/of puntige voorwerpen in het (boven)been en/of in het oor
en/of op/in het hoofd, althans in het lichaam heeft gestoken en/of gesneden en/of
met het voornoemde mes op het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 maart 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel, te weten een/of meerdere (diepe) steek- en/of snijwonden en/of
litteken(s) (op het been, 20 cm onder de lies en/of op het gelaat) heeft toegebracht
door meermalen, althans eenmaal, met een mes en/of kapmes, althans een of
meerdere scherpe en/of puntige voorwerpen in het (boven)been en/of in het oor
en/of op/in het hoofd, althans in het lichaam te steken en/of snijden en/of met het
voornoemde mes op het hoofd te slaan;
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 maart 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen meermalen, althans eenmaal, met een mes en/of kapmes,
althans een of meerdere scherpe en/of puntige voorwerpen in het (boven)been
en/of in het oor en/of op/in het hoofd, althans in het lichaam te steken en/of te
snijden en/of met het voornoemde mes op het hoofd te slaan, terwijl de uitvoering
van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 maart 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] heeft
mishandeld door die [slachtoffer 1]
-meermalen, althans eenmaal, met een mes en/of kapmes, althans een of meerdere
scherpe en/of puntige voorwerpen in het (boven)been en/of in het oor en/of op/in
het hoofd, althans in het lichaam te steken en/of te snijden en/of
- met het voornoemde mes en/of kapmes op het hoofd te slaan;
2
hij op of omstreeks 21 maart 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
- een capuchon
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] in elk geval
aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- voornoemde [slachtoffer 1] boos aan te kijken en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] te volgen en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] op de rug te tikken en/of
(vervolgens) meermalen, althans eenmaal de volgende dreigende woorden toe te
voegen:
- “ Wat ging je lang kijken in de Vomar?” en/of
- “ Ey doe je jas uit.” en/of
(vervolgens) een mes en/of kapmes, althans een of meerdere scherpe en/of puntige
voorwerpen, uit de broeksband te pakken en/of te tonen aan voornoemde
[slachtoffer 1] en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] vast te pakken en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] (met kracht) bij de kraag te pakken en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] in te sluiten in een portiek en/of
-(vervolgens)meermalen, althans eenmaal in het (boven)been en/of in het oor en/of
op/in het hoofd te steken en/of snijden met een mes en/of kapmes, althans een of
meerdere scherpe en/of puntige voorwerpen en/of in/op het gezicht te slaan met
een mes en/of kapmes, althans een of meerdere scherpe en of puntige voorwerpen;
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 maart 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door
verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om, tezamen en in
vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met
geweld, [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een jas, in elk geval enig
goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] in elk geval aan een ander dan
aan verdachte(n) en/of zijn mededader(s) en/of een derde toebehoorde(n),
- voornoemde [slachtoffer 1] boos heeft/hebben aangekeken en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben gevolgd en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] op de rug heeft/hebben getikt en/of
(vervolgens) meermalen, althans eenmaal de volgende dreigende woorden toe
heeft/hebben gevoegd:
- “ Wat ging je lang kijken in de Vomar?” en/of
- “ Ey doe je jas uit.” en/of
(vervolgens) een mes en/of kapmes, althans een of meerdere scherpe en/of puntige
voorwerpen, uit de broeksband te heeft/hebben gepakt en/of heeft/hebben
getoond aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] vast heeft/hebben gepakt en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] (met kracht) bij de kraag heeft/hebben gepakt en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] in heeft/hebben gesloten in een portiek en/of
-(vervolgens) meermalen, althans eenmaal in het bovenbeen en/of in het oor en/of
in/op het hoofd heeft/hebben gestoken en/of gesneden met een mes en/of kapmes,
althans een of meerdere scherpe en/of puntige voorwerpen en/of in/op het gezicht
heeft/hebben geslagen slaan met een mes en/of kapmes, althans een of meerdere
scherpe en of puntige voorwerpen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
in zaak B:
hij op of omstreeks 2 maart 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een jas van het merk Canada Goose en/of
- een tas van het merk Four en/of
- een paar voetbalschoenen van het merk Adidas en/of
- een grijze trui van het merk Four en/of
- blauwe voetbalsokken en/of
- witte scheenbeschermers en/of
- een oplader van het merk Apple en/of
- zwarte voetbaltrainings handschoenen van het merk Nike en/of
- een smartphone van het merk Apple, type iPhone 11,
- een ABN Amro bankpas en/of
- huissleutels met een of meerdere bonuska(a)rt(en) en/of
- een OV-chipkaart, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in
elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan
zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, door
- ( onder meer) (dreigend) het volgende toe te voegen: "doe je jas uit" en/of
- meermalen, althans eenmaal aan de jas van aangever te trekken en/of
- meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer 2] in het gezicht te slaan, althans tegen het
lichaam.

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Beoordeling van het in zaak A ten laste gelegde:
4.1.1.
Inleiding
Op 21 maart 2023 bevond verdachte zich met twee vrienden in de Vomar gelegen aan het [adres 2] te Amsterdam. In de Vomar maakten verdachte en zijn vrienden oogcontact met aangever. Hierna volgden de verdachte en zijn vrienden aangever de winkel uit en spraken ze hem aan ter hoogte van een portiek aan de [straatnaam] te Amsterdam. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij door de jongens met een of meer messen is gestoken in zijn been en oor en is geslagen op zijn hoofd, waarna de jongens zijn capuchon van zijn jas hebben getrokken en mee hebben genomen. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze geweldshandelingen en welke strafbare feiten dat oplevert.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
4.1.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het medeplegen van een poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen kan worden. De vraag of sprake is van de aanmerkelijke kans op het overlijden van aangever dient daarbij positief te worden beantwoord. Een ernstige aderlijke bloeding is immers een zeer reëel gevolg van een dergelijke steek in het bovenbeen. Verdachte heeft door te steken deze aanmerkelijke kans aanvaard. Subsidiair, indien de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt van de poging tot doodslag, heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een voltooide zware mishandeling, nu de steekwond heeft geresulteerd in een groot ontsierend litteken op het been van aangever.
4.1.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. Ten aanzien van het primair ten laste gelegde, de poging doodslag, heeft zij aangevoerd dat van een aanmerkelijke kans dat aangever door de steek in zijn been zou komen te overlijden, geen sprake is. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde, de zware mishandeling, heeft zij aangevoerd dat het letsel van aangever, gelet op uitspraken van onder meer de Hoge Raad, niet van dien aard is dat het te kwalificeren valt als zwaar lichamelijk letsel.
4.1.4.
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak poging doodslag
Voor een bewezenverklaring van voorwaardelijk opzet op de dood van aangever is in ieder geval vereist dat sprake is van een aanmerkelijke kans op de dood, welke aanmerkelijke kans door verdachte ook is aanvaard. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte voorwaardelijk opzet op de dood van aangever heeft gehad, zodat verdachte van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag zal worden vrijgesproken. Uit de bewijsmiddelen in het dossier, in het bijzonder de aangifte en de letselverklaringen, valt niet af te leiden dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans dat aangever door de steek in zijn been of bij het oor of de klap op zijn hoofd zou kunnen komen te overlijden.
Vrijspraak zware mishandeling
Voor beantwoording van de vraag of zeker letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, is de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel van belang.
Uit de letselverklaring volgt dat het steken bij aangever geen zenuw-, pees- of vaatletsel heeft doen ontstaan. De steekwond is behandeld door een drukverband aan te leggen, lokaal te verdoven en drie hechtingen aan te brengen. Weliswaar is door het steken een ontsierend litteken op het been ontstaan, maar niet is gebleken dat aangever daarnaast blijvend last ondervindt van de steekwond.
Anders dan de officier van justitie en met de raadsvrouw is de rechtbank dan ook van oordeel dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel, zodat verdachte wordt vrijgesproken van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde, te weten het medeplegen van zware mishandeling bij aangever.
Bewezenverklaring medeplegen poging tot zware mishandeling
Ten aanzien van het onder feit 1, meer subsidiair, ten laste gelegde medeplegen van een poging tot zware mishandeling komt de rechtbank tot een bewezenverklaring. Met het steken van aangever in zijn been hebben verdachte en zijn mededaders willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Daarbij was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn twee medeverdachten die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring in zaak A onder feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Gelet op de aangifte en de verklaring van verdachte ter terechtzitting is de rechtbank – met de officier van justitie – van oordeel dat de in zaak A onder feit 2 ten laste gelegde diefstal met geweld en bedreiging met geweld in vereniging wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2.
Vrijspraak van het in zaak B ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het in zaak B ten laste gelegde niet bewezen kan worden. Weliswaar is de rechtbank van oordeel dat verdachte, in zijn opvallende zwarte jas met witte streep rondom de rits, aanwezig is geweest bij de beroving op het metroperron, maar uit het dossier volgt niet wat de rol van de verdachte is geweest bij de beroving. Daarom spreekt de rechtbank verdachte vrij van het in zaak B ten laste gelegde.

5.De bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
in zaak A:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
hij op 21 maart 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes en/of een kapmes in het bovenbeen
en in het oor te steken en met een mes op het hoofd te slaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
hij op 21 maart 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen
- een capuchon die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken door
- voornoemde [slachtoffer 1] boos aan te kijken en
- voornoemde [slachtoffer 1] te volgen en
- voornoemde [slachtoffer 1] op de rug te tikken en vervolgens de volgende dreigende woorden toe te voegen:
- “ Wat ging je lang kijken in de Vomar?” en
- “ Ey doe je jas uit.” en vervolgens een mes en kapmes uit de broeksband te pakken en te tonen aan voornoemde
[slachtoffer 1] en
- voornoemde [slachtoffer 1] vast te pakken en
- voornoemde [slachtoffer 1] met kracht bij de kraag te pakken en
- voornoemde [slachtoffer 1] in te sluiten in een portiek en
- vervolgens in het bovenbeen en in het oor te steken met een mes en/of een kapmes en op het hoofd te slaan met een mes.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen

9.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 39 dagen met aftrek van voorarrest en een werkstraf voor de duur van 120 uur waarvan 60 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft de rechtbank verzocht om rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn in beide zaken en stelt zich op het standpunt dat het, gezien de ontwikkeling die verdachte sinds de ten laste gelegde feiten heeft doorgemaakt, onwenselijk is om nu nog hard te straffen. Ook heeft verdachte enige tijd in voorlopige hechtenis doorgebracht en is hij daaropvolgend lange tijd geschorst geweest met bijzondere voorwaarden. Dit dient nu strafmatigend te werken.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen
geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals
daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een (vrijheidsbenemende) straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee ernstige feiten die een grove inbreuk vormen op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en zijn eigendom en daarnaast grote maatschappelijk onrust doen ontstaan. Door samen het slachtoffer te omsingelen, te steken en te beroven hebben zij ervoor gezorgd dat hij zeer angstige momenten heeft beleefd waarvan hij mogelijk nog lange tijd last zal hebben. Voor zulke ernstige feiten is in beginsel een onvoorwaardelijke jeugddetentie passend.
De rechtbank houdt rekening met de afspraken die ten aanzien van een aantal delictsgroepen
zijn vastgelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor Straftoemeting Jeugd, die dienen ter
bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van
10 maart 2025, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen.
Persoonlijke omstandigheden en tijdsverloop
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de rapportages en berichtgeving, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt.
JBRA heeft op zitting verklaard dat verdachte op dit moment, naast de begeleiding in het kader van het geschorste bevel voorlopige hechtenis, begeleid wordt door een coach van Veilig Alternatief vanuit de Gemeente Amsterdam. Dit traject zal nog minstens een jaar blijven lopen. De vader van verdachte is inmiddels ook betrokken en ondersteunt hem. Het traject met de IFA coach is inmiddels positief afgerond maar verdachte kan haar nog benaderen als hij dat wil. Daarnaast is verdachte inmiddels niet meer in aanraking gekomen met de politie. JBRA is tevreden over hoe het nu gaat met verdachte en acht een voorwaardelijk kader met toezicht en begeleiding niet meer nodig.
De Raad heeft in haar advies van 4 april 2025 geadviseerd om aan verdachte een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen in de vorm van een werkstraf. De Raad heeft op zitting verder toegelicht dat strafoplegging op dit moment gericht zou moeten zijn op vergelding en ter motivatie om niet nogmaals met de politie in aanraking te komen, aangezien de feiten inmiddels meer dan twee jaar geleden hebben plaatsgevonden. Verdachte is nadien niet meer in contact gekomen met de politie. Het is belangrijk dat Verdachte dagbesteding vindt, daar kunnen zijn Veilig Alternatief-coach en zijn ouders hem mee helpen.
De moeder van verdachte heeft verklaard dat zij zicht heeft op de vrienden van verdachte en weet dat verdachte afscheid heeft genomen van de vrienden met wie hij eerder omging en met wie hij de strafbare feiten pleegde.
De vader van verdachte heeft verklaard dat hij samen met verdachte op zoek is gegaan naar dagbesteding en dat uiteindelijk ook is gelukt. verdachte heeft nu de leeftijd dat hij onderscheid moet maken tussen welke vrienden goed voor hem zijn en welke niet, en dat doet hij nu ook. verdachte laat een duidelijke groei zien.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke jeugddetentie rechtvaardigen. Net als de officier van justitie en de raadsvrouw vindt de rechtbank echter niet dat verdachte nu nog terug moet naar de JJI. Wel dient verdachte, uit het oogpunt van vergelding voor de ernstige feiten die hij heeft gepleegd, naast de al ondergane jeugddetentie nog een werkstraf uit te voeren.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de straftoemeting wel een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank komt immers niet tot een bewezenverklaring van een poging doodslag, maar tot een bewezenverklaring van een poging tot zware mishandeling.
Verder betrekt de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de straf dat de bewezenverklaarde feiten inmiddels meer dan twee jaar geleden plaatsgevonden. Daarmee is de redelijke termijn overschreden, zonder dat het Openbaar Ministerie bijzondere redenen heeft kunnen geven die dat tijdsverloop kunnen verklaren. Daarnaast heeft verdachte sinds de schorsing uit zijn voorlopige hechtenis, inmiddels bijna twee jaar geleden, een positieve ontwikkeling doorgemaakt en is hij niet meer in contact gekomen met de politie. Hij heeft zich bovendien al die tijd uitstekend gehouden aan de hem opgelegde bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf ook acht geslagen op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Alles overwegende acht de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van 30 dagen met aftrek van voorarrest en een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 40 uur, passend en geboden. Bij het bepalen van de hoogte van de werkstraf houdt de rechtbank er rekening mee dat de voorlopige hechtenis van verdachte langer heeft geduurd dan zijn uiteindelijke detentiestraf.
De rechtbank acht een deels voorwaardelijke jeugddetentie met voorwaarden en een proeftijd niet (meer) aangewezen, gezien de lange en goed verlopen schoringsperiode en gelet op de adviezen van de Raad en JBRA, waarbij in aanmerking wordt genomen dat verdachte de komende tijd begeleiding zal krijgen van de coaching vanuit de gemeente.

10.Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert € 22.171,32 aan materiële schadevergoeding
en €12.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft verwezen naar het vonnis van een van de medeverdachte en zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank hier voor wat betreft de vordering benadeelde partij aansluiting bij kan zoeken.
De raadsvrouw van verdachte heeft ten aanzien van de materiële schade de posten betreffende de parkeerkosten, de kosten van de psycholoog en het eigen risico niet betwist. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank haar schattingsbevoegdheid te gebruiken voor de post kleding, nu onvoldoende duidelijk is wat de aanschafprijs en de afschrijving is.
De post studievertraging dient volgens de raadsvrouw niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat deze onvoldoende is onderbouwd. De raadsvrouw verzoekt de schadevergoeding ten aanzien van de immateriële schade te matigen en aansluiting te zoeken bij het bedrag dat is toegewezen in het vonnis van een van de medeverdachten.
Ten aanzien van de materiële schade
De rechtbank overweegt als volgt. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder feit 1 meer subsidiair en feit 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De parkeerkosten, de kosten van de psycholoog en het eigen risico zijn niet betwist, en komen de rechtbank niet onredelijk voor, zodat deze posten zullen worden toegewezen. Ten aanzien van de kleding is de nieuwwaarde gevorderd terwijl naar het oordeel van de rechtbank niet duidelijk is wanneer de kleding werd aangeschaft. De rechtbank zal de waarde van de kleding schatten op een bedrag van € 1.500,-. De vordering is ten aanzien van de kosten voor studievertraging betwist. De benadeelde partij zal voor dit deel niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De rechtbank is van oordeel dat het toewijsbare bedrag voor studievertraging van zoveel factoren afhangt en dat daarvan uit de onderbouwing van en de toelichting op de vordering, mede in het licht van de betwisting, onvoldoende is gebleken.
De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het
strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere
bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden
aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de
burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de materiële schade zal de rechtbank de vordering tot een bedrag van € 2.592,33 hoofdelijk toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
Ten aanzien van de immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat aan de benadeelde partij door het onder feit 1, meer subsidiair en feit 2 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De aard en de ernst van de normschending brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon in de zin van art. 6:106, aanhef en onder b, BW kan worden aangenomen. De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist, althans is verzocht om matiging. Op grond van de door benadeelde partij gestelde omstandigheden, rekening houdend met vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, acht de rechtbank een bedrag van € 3.000,- aan vergoeding voor de geleden immateriële schade billijk en toewijsbaar. De rechtbank zal daarom de vordering inzake de immateriële schade tot een bedrag van € 3.000,- hoofdelijk toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor het overige ten aanzien van de immateriële schade niet-ontvankelijk in de vordering.
In het belang van de benadeelde [slachtoffer 1] voornoemd wordt de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. Vanwege het uitgangspunt dat geen gijzeling wordt opgelegd aan verdachten die volgens het jeugdstrafrecht worden berecht, zal de rechtbank de maximale duur van de gijzeling bepalen op 0 dagen.‬‬‬‬‬‬

11.Beslag

In zaak A:
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 STK GSM (Omschrijving 5352517165153848, Apple)
- 1 STK GSM (Omschrijving: PL1300-2023063707-G6350542, Apple)
- 1 STK GSM (Omschrijving: PL1300-2023063707-G6350571, Nokia)
dienen naar het oordeel van de rechtbank te worden teruggegeven aan verdachte.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 55, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77gg, 302 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

13.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak A onder 1, primair en subsidiair en het in zaak B ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1 meer subsidiair en onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
In zaak A:
De eendaadse samenloop van:
medeplegen van poging tot zware mishandeling
en
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
30 (dertig)dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van
40 (veertig) uren.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 5.592,33, (vijfduizendvijfhonderdtweeënnegentig euro en drieëndertig cent) bestaande uit € 2.592,33 aan materiële schade en € 3.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (21 maart 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 1] het toegewezen bedrag te betalen,
behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve
van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1] , te betalen de som van € 5.592,33 (vijfduizendvijfhondertweeënnegentig euro en drieëndertig cent) bestaande uit € 2.592,33 aan materiële schade en € 3.000,- aan
immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van
het ontstaan van de schade (21 maart 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening,
behoudens voor zover dit bedrag reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde
betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn
vordering is.
In zaak A:
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- 1 STK GSM (Omschrijving 5352517165153848, apple)
- 1 STK GSM (Omschrijving: PL1300-2023063707-G6350542, apple)
- 1 STK GSM (Omschrijving: PL1300-2023063707-G6350571, nokia)
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Dinjens, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. A. van Luijck en A.G.P. van der Baan, rechters,
in tegenwoordigheid van T. Bongenaar, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 april 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.