ECLI:NL:RBAMS:2025:3265

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
13/106783-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting en computervredebreuk door verdachte met vuurwapenbezit

De rechtbank Amsterdam heeft op 22 april 2025 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich gedurende een periode van anderhalf jaar schuldig heeft gemaakt aan oplichting van tientallen slachtoffers, voornamelijk ouderen. De verdachte en zijn mededaders hebben op slinkse wijze in totaal € 205.897,79 afhandig gemaakt van de slachtoffers. De oplichtingen vonden plaats via WhatsApp-fraude en bankhelpdeskfraude, waarbij slachtoffers werden misleid om geld over te maken naar rekeningen van katvangers. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van dit bedrag en computervredebreuk door zonder toestemming in te loggen op de internetbankieromgevingen van de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ook twee vuurwapens in zijn bezit had, wat een ernstig risico voor de veiligheid van anderen met zich meebracht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van 1,5 jaar. De rechtbank heeft ook schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen, die rechtstreeks schade hebben geleden door de oplichtingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/106783-21
Datum uitspraak: 22 april 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
wonende op het adres [BRP-adres] ,
nu gedetineerd in het [penitentiaire inrichting] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 april 2025. Het onderzoek is – met instemming van partijen – enkelvoudig gesloten op de terechtzitting van 22 april 2025, waarna direct uitspraak is gedaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J.J. Smilde, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. W. van Vliet, naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen door [gemachtigde 1] (medewerker slachtofferhulp Nederland), gemachtigde van de benadeelde partij [aangever 6] , en door [gemachtigde 2] , gemachtigde van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] , naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich te Nederland heeft schuldig gemaakt aan
1. het medeplegen van (eenvoudig) (gewoonte)witwassen van € 240.000,- en/of € 10.000,- in de periode van 14 januari 2020 tot en met 20 oktober 2021;
2. het medeplegen van computervredebreuk, gepleegd door tussenkomst van een openbaar telecommunicatienetwerk, door binnen te dringen in een geautomatiseerd werk, te weten de internetbankierenomgeving van dertig personen, met behulp van valse signalen of een valse sleutel en/of door het aannemen van een valse hoedanigheid, te weten het gebruiken van inloggegevens, bankpassen en/of persoonlijke gegevens, terwijl verdachte en/of zijn mededaders daartoe niet gerechtigd was/waren in de periode van 14 januari 2020 tot en met 20 oktober 2021;
3. het voorhanden hebben van twee wapens van categorie II onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Smith & Wesson en een pistool van het merk Grand Power, zijnde vuurwapens die zodanig waren vervaardigd of gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar was en/of dat de aanvalskracht werd verhoogd, op en/of omstreeks 2 september 2021 en/of 24 september 2021;
4. het medeplegen van oplichting van twee personen op 26 juli 2021en/of 3 augustus 2021. Subsidiair is dit als medeplichtigheid aan oplichting ten laste gelegd.
5. het medeplegen van oplichting van negen personen in de periode van 3 juni 2020 tot en met 20 oktober 2021. Subsidiair is dit als medeplichtigheid aan oplichting ten laste gelegd.
6. het medeplegen van oplichting van twaalf personen in de periode van 30 maart 2020 tot en met 20 oktober 2021. Subsidiair is dit als medeplichtigheid aan oplichting ten laste gelegd.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in de
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd. `

3.De waardering van het bewijs

3.1.
De inleiding
Op 25 oktober 2020 is verdachte aangehouden ter zake van overtreding van de Wet wapens en munitie. Na de aanhouding is onder verdachte een telefoon in beslag genomen. Hierin is een groot aantal foto’s aangetroffen van bankpassen en pagina’s van internetbankieren van andere rekeninghouders dan verdachte. Uit onderzoek is gebleken dat een aantal van de bankrekeningnummers die op deze passen en pagina’s worden genoemd, kan worden gekoppeld aan aangiftes ter zake van fraude danwel oplichting, te weten WhatsApp- en bankhelpdeskfraude, waarbij gebruik wordt gemaakt van ‘spoofing’ (zie ook de overwegingen hierna). Naar aanleiding van deze bevindingen is op 3 december 2020 het onderzoek SETOUCHI gestart. Dit onderzoek heeft geleid tot de verdenking dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de genoemde WhatsApp- en bankhelpdeskfraude en dat hij – ten behoeve daarvan – computervredebreuk heeft gepleegd. Ook wordt hem verweten dat hij de opbrengsten uit deze fraude heeft witgewassen.
WhatsApp-fraude
WhatsApp fraude houdt in dat slachtoffers via WhatsApp worden benaderd door criminelen die zich voor doen als een “familielid”. Er wordt medegedeeld dat het familielid een nieuw telefoonnummer heeft, waardoor hij/zij problemen ondervindt met het betalen van dringende rekeningen. Hierna wordt aan het slachtoffer gevraagd om de rekeningen voor te schieten. Later blijkt dat de berichten niet afkomstig zijn van het desbetreffende “familielid” en het geld dat is overgemaakt blijkt terecht te zijn gekomen op de rekeningen van zogeheten katvangers, die hun bankrekeningen daartoe beschikbaar hebben gesteld aan de criminelen.
BankhelpdeskfraudeBankhelpdeskfraude houdt in dat slachtoffers worden gebeld door criminelen die zich voor doen als “medewerker” van de huisbank. Er wordt medegedeeld dat er vreemde handelingen zijn te zien op de bankrekening van het slachtoffer. Om het geld veilig te stellen wordt geadviseerd om het over te maken naar zogenaamde “kluisrekeningen”. De medewerker weet in te spelen op het vertrouwen waardoor het slachtoffer de betalingen verricht. Om het vertrouwen te winnen, maken de criminelen via een technische truc gebruik van het telefoonnummer van de huisbank. Dit wordt ‘spoofing’ genoemd. Later blijkt dat het slachtoffer niet met een medewerker van de huisbank heeft gebeld en het geld blijkt overgemaakt naar de rekening van een katvanger.
3.2.
De feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Zoals hiervoor overwogen is onder verdachte een telefoon (goednummer 1200388 ) in beslag genomen op 25 oktober 2020. Op 21 oktober 2021 is een tweede telefoon onder hem in beslag genomen (goednummer 6111632 ). Deze telefoons zijn onderzocht. Daarbij beperkte het onderzoek in één van de telefoons (met goednummer 6111632 ) zich tot mappen waarin de foto’s en video’s worden opgeslagen die zijn gemaakt met het toestel. [2]
Ook het IP-adres van de woning van verdachte ( [IP-adres] ) is onderzocht.
De resultaten van genoemde onderzoeken in de telefoons van verdachte en naar zijn IPadres hebben ertoe geleid dat verdachte aan een groot aantal aangiftes van WhatsApp- en bankhelpdeskfraude kon worden gekoppeld. [3]
Op de zitting van 1 april 2025 heeft verdachte verklaard dat hij door mensen is benaderd om bankrekeningen te regelen, waarop tijdelijk geldbedragen konden worden gestort. Verdachte riep vervolgens personen op via zijn
social mediaom zich – tegen betaling – bij hem te melden met hun bankpas met bijbehorende pincode en de inloggegevens van hun online bankomgeving. Hij kon dan vanuit zijn woning daarop inloggen. Hij wist zo precies wanneer de genoemde geldbedragen op de bankrekeningen werden bijgeschreven en wanneer hij dit geld kon pinnen. Vanaf het begin wist hij dat hij bezig was met iets wat niet in de haak was. Toch stemde hij ermee in. Hij kreeg er namelijk geld voor, wat hij goed kon gebruiken als startend artiest. Ook bood het hem de mogelijkheid om foto’s te maken van zichzelf met grote geldbedragen, die hij zojuist had gepind, welke foto’s hij op zijn
social mediaplaatste om meer aandacht en aanzien te genereren voor zichzelf. Verdachte kwam pas later – naarmate de tijd vorderde – tot de realisatie dat het geld dat hij pinde (mogelijk) afkomstig was van fraude. [4]
Tussenconclusie rechtbank:De rechtbank stelt vast dat verdachte in de tenlastegelegde periode de gebruiker is geweest van de telefoons met goednummers 1200388 en 6111632 . Voor de telefoon met goednummer 6111632 stelt de rechtbank vast dat de daarop aangetroffen en onderzochte afbeeldingen en video’s zijn gemaakt met het desbetreffende toestel. In het geval van de telefoon met goednummer 1200388 gaat de rechtbank er vanuit, wanneer er een datum aan een afbeelding of video wordt gekoppeld, dat dit de datum is waarop de afbeelding is gemaakt en/of is opgeslagen met het desbetreffende toestel (“created date”). Verder stelt de rechtbank vast dat het IPadres [IP-adres] aan verdachte kan worden gekoppeld.
3.2.1.
Verdenking van bankhelpdeskfraude inzake twee aangiftes (feiten 1, 2 en 4)
De aangiftesHet dossier bevat twee aangiftes - van [aangever 1] [5] en [aangever 2] [6] - die elk zien op bankhelpdeskfraude. De aangiftes lijken qua inhoud op elkaar. De aangevers ontvingen een link waar zij op klikten. [aangever 1] ontving een betaallink en [aangever 2] ontving een link waarbij stond dat zij was gehackt. Kort erop belde een persoon die zich voordeed als medewerker van de bank. In het geval van [aangever 1] gaf de medewerker een valse naam op. [aangever 1] kreeg van deze ‘bankmedewerker’ te horen dat hij slachtoffer was geworden van phishing en [aangever 2] dat er vanaf haar bankrekening geld was overgemaakt naar Ghana. In beide gevallen bood de medewerker aan om te helpen met het veilig stellen van hun geld. Op verzoek van de medewerker logde [aangever 1] in bij Teamviewer en [aangever 2] op haar bankrekening. Beide aangevers verklaren dat hun scherm hierna meerdere keren niet langer zichtbaar was of zwart werd. Later werd hen duidelijk dat er geld vanaf hun bankrekening was overgemaakt naar de bankrekening van een derde.
Koppeling met verdachte
In de telefoon (goednummer 6111632 ) is een screenshot van de internbankierenaccount van [aangever 1] aangetroffen, gemaakt op 27 juli 2021. [7] Ook is op die telefoon een foto van een laptop aangetroffen, gemaakt op 3 augustus 2021, waarop is te zien dat er op die laptop is ingelogd op het internetbankierenaccount van [aangever 2] . [8]
3.2.2.
Verdenking van WhatsApp fraude inzake vier aangiftes (feiten 1, 2, 5 en 6)
De aangiftes
Het dossier bevat vier aangiftes van [aangever 3] , [aangever 4] [9] , [aangever 6] [10] en [aangever 7] [11] , die zien op WhatsApp fraude. De aangiftes lijken qua inhoud op elkaar. De aangevers zijn via WhatsApp benaderd door een persoon die zich voordeed als hun dochter of zoon. Er werd door hun zoon/dochter aangegeven dat hij/zij een nieuw telefoonnummer had. Kort hierna werden de aangevers verzocht om met spoed een geldbedrag over te maken zodat hun dochter/zoon dringende rekeningen kon betalen. Op instructie van hun dochter/zoon maakten de aangevers geld over naar de volgende bankrekeningen.
- Op 30 maart 2020 maakte [aangever 3] € 3.606,35 over naar [bankrekeningnummer 1] ten name van [naam 1] .
- Op 19 september 2020 maakte [aangever 4] € 3.495,95 over naar [bankrekeningnummer 2] ten name van [naam 2] .
- Op 17 juli 2021 maakte [aangever 6] € 2.500,- over naar [bankrekeningnummer 3] ten name van [naam 3] .
- Op 10 augustus 2021 maakte [aangever 7] € 7.364,59 over naar [bankrekeningnummer 4] ten name van [naam 4] .
Koppeling met verdachte
Ten aanzien van [aangever 3] (katvanger [naam 1] )Verdachte had op 20 maart 2020 een pinpas met rekeningnummer [bankrekeningnummer 1] ten name van [naam 1] in zijn bezit. [12]
Ten aanzien van [aangever 4] (katvanger [naam 2] )
In de telefoon (goednummer 1200388 ) is een afbeelding aangetroffen van een pagina van het internetbankierenaccount van [bankrekeningnummer 2] ten name van [naam 2] . [13]
Ten aanzien van [aangever 6] (katvanger [naam 3] )
In de telefoon (goednummer 6111632 ) is een afbeelding aangetroffen van een pinpas met rekeningnummer [bankrekeningnummer 3] ten name van [naam 3] . Ook is in die telefoon een afbeelding gevonden van het internetbankierenaccount van voornoemd rekeningnummer, waarop te zien is dat het pin- en betaallimiet was ingesteld op € 10.000,-. De afbeeldingen zijn op 17 juli 2021 gemaakt. Een half uur na het maken van deze afbeeldingen is een foto gemaakt van een pinautomaat waaruit een stapel bankbiljetten van € 50,- komt. [14]
Ten aanzien van [aangever 7] (katvanger [naam 4] )
In de telefoon (goednummer 6111632 ) is een foto van een bankpas met rekeningnummer [bankrekeningnummer 4] ten name van [naam 4] aangetroffen, die is gemaakt op 10 augustus 2021. Onder de pinpas lag een telefoon waarop was ingelogd op een internetbankierenaccount van voornoemde rekening. Te zien is dat de pinlimiet was verhoogd tot € 5.000,-. [15]
3.2.3.
Verdenking van bankhelpdeskfraude inzake zeventien aangiftes (feiten 1, 2, 5 en 6)
De aangiftes
Het dossier bevat zeventien aangiftes. Deze aangiftes zijn gedaan door [aangever 8] [16] , [aangever 9] [17] , [aangever 10] [18] , [aangever 11] [19] , [aangever 12] [20] , [aangever 13] [21] , [aangever 14] [22] , [aangever 15] [23] , [aangever 16] [24] , [aangever 17] [25] , [aangever 18] [26] , [aangever 19] [27] , [aangever 20] [28] , [aangever 21] [29] , [aangever 22] [30] , [aangever 23] [31] en [aangever 24] [32] , die zien op bankhelpdeskfraude. De aangiftes lijken qua inhoud op elkaar.
Een persoon, die zich voordeed als een medewerker van de bank, belde telkens de aangevers. Kort voorafgaand aan dit telefoongesprek ontvingen [aangever 11] , [aangever 12] en [aangever 13] een link waarop zij klikten. Zo ontving [aangever 11] een bericht van de klantenservice. [aangever 12] een bericht waarin stond dat haar betaalpas was verouderd. [aangever 13] ontving een bericht met een betaallink. Vervolgens lieten de aangevers gegevens achter op een site.
In het telefoongesprek gaf de medewerker in een aantal gevallen een valse naam op. De medewerker gebruikte het telefoonnummer van de huisbank (spoofing) en dit bracht de medewerker nadrukkelijk onder de aandacht van de aangevers, teneinde het vertrouwen te winnen. De medeweker deed tegenover de aangevers voorkomen dat hun geld gevaar liep door te zeggen dat er geld van hun rekeningen zou worden afgeschreven, dat anderen de toegang tot hun rekeningen zouden hebben of dat er vreemde handelingen op hun rekeningen zouden zijn te zien. Om het geld veilig te kunnen stellen, moest er actie worden ondernomen. De medewerker bood aan om daarbij te helpen.
In de zaken van [aangever 8] , [aangever 9] , [aangever 10] , [aangever 11] , [aangever 12] , [aangever 13] , [aangever 14] , [aangever 15] en [aangever 16] moest het geld worden overgemaakt naar zogenaamde kluisrekeningen. Op instructie van de medewerker maakten de aangevers de hieronder genoemde geldbedragen over.
- Op 2 september 2020 maakte [aangever 8] € 9.649,- over naar [bankrekeningnummer 5] ten name van [naam 5] .
- Op 14 september 2020 maakte [aangever 9] € 8.990,- over naar [bankrekeningnummer 6] ten name van [naam 6] .
- Op 3 juni 2020 maakte [aangever 10] € 10.000,- over naar [bankrekeningnummer 7] ten name van [naam 7] .
- Op 9 oktober 2020 maakte [aangever 11] € 5.485,69 over naar [bankrekeningnummer 8] ten name van [naam 8] , niet zijnde zijn eigen rekening.
- Op 14 september 2020 maakte [aangever 12] € 9.980,- over naar [bankrekeningnummer 9] ten name van [naam 9] .
- Op 3 oktober 2020 maakte [aangever 13] € 24.777,23 over naar [bankrekeningnummer 10] ten name van [naam 10] . Een gedeelte daarvan, te weten € 10.005,-, werd overgemaakt naar [bankrekeningnummer 11] ten name van [naam 11] . [33]
- Op 24 juli 2020 maakte [aangever 14] € 4.960,45 over naar [bankrekeningnummer 12] ten name van [naam 12] .
- Op 11 mei 2020 maakte [aangever 15] € 9.779,12 over naar [bankrekeningnummer 13] ten name van [naam 13] .
- Op 6 september 2020 maakte [aangever 16] € 4.982,42 over naar [bankrekeningnummer 14] ten name van [naam 14] .
In de zaak van [aangever 17] maakte een ander dan de aangever het onderstaande geldbedrag over.
- Op 15 mei 2020 werd er vanaf de rekening van [aangever 17] € 49.891,74 overgemaakt naar [bankrekeningnummer 15] ten name van [naam 15] .
In de zaken van [aangever 18] , [aangever 19] , [aangever 20] , [aangever 21] , [aangever 22] en [aangever 23] gaven de aangevers de medeweker via een programma toegang tot de besturing van hun computer. Zodoende maakte een ander dan de aangevers de onderstaande geldbedragen over.
- Op 1 oktober 2020 werd er vanaf de rekening van [aangever 18] € 4.981,- overgemaakt naar [bankrekeningnummer 16] ten name van [naam 16] .
- Op 24 augustus 2021 werd er vanaf de rekening van [aangever 19] in totaal € 14.700,- overgemaakt naar een onbekende rekening middels drie betaalverzoeken van telkens € 4.900,-.
- Op 2 augustus 2021 werd er vanaf de rekening van [aangever 20] € 9.760,- overgemaakt naar [bankrekeningnummer 17] ten name van [naam 17] .
- Op 3 augustus 2021 werd er vanaf de rekening van [aangever 21] € 16.900,- overgemaakt naar [bankrekeningnummer 18] ten name van [naam 18] .
- Op 17 augustus 2021 werd er vanaf de rekening van [aangever 22] € 3.888,- overgemaakt naar [bankrekeningnummer 19] ten name van [naam 19] .
- Op 3 augustus 2021 werd er vanaf de rekening van [aangever 23] € 4.790,- overgemaakt naar [bankrekeningnummer 20] ten name van [naam 20] .
In de zaak van [aangever 24] kwam er een onbekend persoon aan de deur die de computer veilig zou gaan maken. Hiervoor had de man de pinpas nodig. Eerder vertelde [aangever 24] tijdens het telefoongesprek de pincode aan de medeweker. Zodoende maakte een ander dan de aangever het onderstaande geldbedrag over.
- Op 17 augustus 2021 werd er vanaf de rekening van [aangever 24] € 4.963,67 overgemaakt naar [bankrekeningnummer 21] ten name van [naam 21] .
Koppeling met verdachte
Ten aanzien van [aangever 8] (katvanger [naam 5] )
In de telefoon (goednummer 1200388 ) is een afbeelding van 2 september 2020 aangetroffen van een bankpas met rekeningnummer [bankrekeningnummer 5] ten name van [naam 5] . Tevens is een screenshot van 2 september 2020 aangetroffen waarop het internetbankierenaccount van Improver is te zien, terwijl de pinlimiet werd verhoogd. Ook is er een chatgesprek aangetroffen waarin verdachte op 1 september 2020 een mogelijk wachtwoord stuurde, te weten “ [wachtwoord] ”. Verder bezocht verdachte op 2 september 2020 met de telefoon pagina’s die wijzen op het ingelogd zijn en gebruiken van de afgeschermde bankomgeving van de ING website. Ook gebruikte verdachte op diezelfde dag de applicatie van de ING Bank. [34]
Ten aanzien van [aangever 9] (katvanger [naam 22] / [naam 6] )
Verdachte logde op 15 september 2020 – vanaf zijn IPadres – in op de rekening [bankrekeningnummer 6] ten name van [naam 22] . Diezelfde dag bezocht verdachte pagina’s die wijzen op het ingelogd zijn en gebruiken van de afgeschermde bankomgeving van de ING website. In de telefoon (goednummer 1200388 ) zijn twee foto’s aangetroffen van een bankpas met rekeningnummer [bankrekeningnummer 6] ten name van [naam 6] en [naam 22] , die zijn gemaakt op 8 en 15 september 2020. Verder zijn met die telefoon twee PDFdocumenten aangemaakt van ‘Mijn ING Zakelijk overzicht’ van voornoemd rekeningnummer waarop is te zien dat er geld was opgenomen bij een pinautomaat en dat de betaalpas werd geblokkeerd. Tot slot is een chatgesprek aangetroffen tussen verdachte en [naam 22] (‘ [gebruikersnaam van naam 22] is de voornaam van [naam 22] ). [naam 22] stuurde zijn inloggegevens en codes naar verdachte. Verdachte stuurde onder andere de volgende berichten terug: “Jobbb”, “Je weet ik zet vrij voor je”, “Jagen”, “Wees ff spits op die orra”. Waarna [naam 22] stuurde: “We moeten weer gaan knallen browr”. [35]
Ten aanzien van [aangever 10] (katvanger [naam 7] )
Op 3 juni 2020 kon [naam 7] geen gebruik maken van zijn internetbankierenaccount, omdat zijn pincode onjuist was. Diezelfde dag kwam hij erachter dat hij zijn pinpas met rekeningnummer [bankrekeningnummer 7] niet meer in zijn bezit had. Van de bank hoorde hij dat er op 3 juni 2020 € 10.000,- op voornoemde rekening was gestort. Kort hierop werd dit bedrag middels vijf opnames van telkens € 2.000,- bij een geldautomaat aan de Wilhelminaplantsoen te Diemen opgenomen. [36] Op de camerabeelden van dit geldautomaat is een man te zien die op 3 juni 2020 in totaal € 10.000,- pinde. [37] Op de zitting van 1 april 2025 heeft verdachte bevestigd dat hij deze man is. [38]
Ten aanzien van [aangever 11] (katvanger [naam 23] )
Verdachte logde op 6 oktober 2020 – vanaf zijn IP-adres – in op de rekening van [naam 23] . In de telefoon van verdachte (goednummer 1200388 ) zijn afbeeldingen aangetroffen van een bankpas met rekeningnummer [bankrekeningnummer 22] ten name van [naam 23] en van rekeningoverzichten van de bankrekening van [naam 23] van 6 oktober 2020 en 7 oktober 2020, waaruit blijkt dat de opnamelimiet van de rekening op die data is verhoogd naar € 10.000,-. Op het rekeningnummer van [naam 23] is vervolgens € 5.485,- binnengekomen, via rekeningnummer [bankrekeningnummer 8] . [39]
Ten aanzien van [aangever 12] (katvanger [naam 9] )Verdachte logde op 16 september 2020 – vanaf zijn IPadres – in op de rekening van [naam 9] . In de telefoon (goednummer 1200388 ) is een foto van een bankpas met rekeningnummer [bankrekeningnummer 9] ten name van [naam 9] en [naam 9] aangetroffen. Ook is aangetroffen een screenshot van het internetbankierenaccount van [naam 9] , terwijl de pinlimiet werd verhoogd naar € 10.000,-. Deze afbeeldingen zijn van 15 september 2020. Daarnaast is een screenshot van 16 september 2020 aangetroffen waarop te zien is dat er € 9.998,- door [aangever 12] naar [naam 9] werd overgemaakt en dat dit bedrag direct werd gepind. Op 16 september 2020 stuurde verdachte via WhatsApp een foto van een pinautomaat met de tekst “Ja ik moet even id buurt van me gappie daar blijven bro”. Dit is het pinautomaat waar het geld van de rekening van Zagor werd opgenomen. Er zijn twee video’s van 16 september 2020 in de telefoon gevonden waarop verdachte is te zien met een stapel biljetten van € 50,-. [40]
Ten aanzien van [aangever 13] (katvanger [naam 11] )Verdachte logde op 5 oktober 2020 – vanaf zijn IPadres – in op de rekening [bankrekeningnummer 11] ten name van [naam 11] . Diezelfde dag bezocht verdachte pagina’s die wijzen op het ingelogd zijn en gebruiken van de afgeschermde bankomgeving van de ING website. In de telefoon (goednummer 1200388 ) zijn een foto van een bankpas met rekeningnummer [bankrekeningnummer 11] ten name van [naam 11] en een screenshot van een bankoverzicht van voornoemd rekeningnummer aangetroffen, die zijn gemaakt op 1 en 3 oktober 2020. [41]
Ten aanzien van [aangever 14] (katvanger [naam 12] )Verdachte logde op 22, 23 en 24 juli 2020 – vanaf zijn IPadres – in op de rekening [bankrekeningnummer 12] ten name van [naam 12] . In de telefoon (goednummer 1200388 ) zijn foto’s van een bankpas met voornoemd rekeningnummer en rekeninghouder aangetroffen, die zijn gemaakt op 21 en 23 juli 2020. Daarnaast is een video aangetroffen van verdachte met stapels bankbiljetten, die is gemaakt op 23 juli 2020. [42]
Ten aanzien van [aangever 15] (katvanger [naam 13] )Verdachte logde op 11 mei 2020 – vanaf zijn IPadres – in op de rekening [bankrekeningnummer 13] ten name van [naam 13] . Op diezelfde datum gaf de telefoon (goednummer 1200388 ) als locatie aan Diemerplein. Met de telefoon is op voornoemde datum een video gemaakt waarop verdachte was te zien. Hij zei: “Jojo Saaffig 10k money dances A.K A. je ziet toch dat die fucking brieven nieuw zijn.”, terwijl hij bankbiljetten liet zien. Vervolgens zei hij: “Die actie geldt nog steeds man. Jullie kunnen nog steeds filmpjes insturen of maak een screenshot van die pin voor me. Tag mij er in, zet hem in je story en uhm rond 12 uur ga ik dan ongeveer bekend maken wie we gaan drippen (fonetisch) man.” [43]
Ten aanzien van [aangever 16] (katvanger [naam 14] )Verdachte logde op 6 september 2020 – vanaf zijn IPadres – in op de rekening [bankrekeningnummer 14] ten name van [naam 14] . Diezelfde dag bezocht verdachte pagina’s die wijzen op het ingelogd zijn en gebruiken van de afgeschermde bankomgeving van de ING website. In de telefoon (goednummer 1200388 ) zijn aangetroffen een foto van een bankpas van voornoemd rekeningnummer en rekeninghouder en een foto waarop is te zien dat er was ingelogd op het internetbankierenaccount daarvan. De foto’s zijn gemaakt op 4 september 2020. [44]
Ten aanzien van [aangever 17] (katvanger [naam 15] )In de telefoon (goednummer 1200388 ) is een foto van een pagina van internetbankieren van rekening [bankrekeningnummer 15] ten name van J. [naam 15] aangetroffen. Op deze foto is te zien dat op 15 mei 2020 € 49.891,74 was bijgeschreven door ‘ [aangever 17] ...’. [45]
Ten aanzien van [aangever 18] (katvanger [naam 16] )Op 12 oktober 2021 meldde [naam 16] zich bij de politie, omdat hij onder dreiging zijn betaalgegevens had afgestaan en er nu met zijn bankpas was gefraudeerd. In de telefoon (goednummer 6111632 ) zijn foto’s aangetroffen van een bankpas met rekeningnummer [bankrekeningnummer 16] ten name van [naam 16] en foto’s van het rekeningoverzicht van voornoemde rekening. De foto’s zijn gemaakt op 1 oktober 2021. Te zien is dat er € 4.981 door [aangever 18] was overgemaakt en dat een groot gedeelte van dit bedrag dezelfde dag was opgenomen bij een geldmaat. Ook is op een foto te zien dat de betaal- en pinlimiet op 1 oktober 2021 was verhoogd. Deze laatste foto stuurde verdachte in een chatgesprek. De tegengebruiker stuurde terug: “vis hangt op”. [46]
Ten aanzien van [aangever 19] (katvanger [naam 24] )
In de telefoon (goednummer 6111632 ) zijn foto’s aangetroffen van het bankoverzicht van rekening [bankrekeningnummer 23] ten name van [naam 24] , waarop te zien is dat de pinlimiet van voornoemde rekening was verhoogd op 24 augustus 2021. De foto’s zijn op diezelfde dag gemaakt. Ook is er een video gevonden waarop is te zien dat werd ingelogd op het internetbankierenaccount van [naam 24] . Er werd gepoogd een bedrag over te schrijven middels een betaalverzoek. Vervolgens werd het betaalverzoek getoond waarop de gegevens van de andere partij waren te zien, te weten [aangever 19] met rekening [bankrekeningnummer 24] . Aan het einde van de video is te zien dat er op 24 augustus 2021 € 4.900,- was bijgeschreven op de rekening van [naam 24] . [47]
Ten aanzien van [aangever 20] (katvanger [naam 17] )
In de telefoon (goednummer 6111632 ) is aangetroffen een foto van een brief van 22 juli 2020 met rekening [bankrekeningnummer 17] waarop iets staat genoemd over inloggen, gebruikersnaam en wachtwoord, die is gemaakt op 31 juli 2021. Daarnaast is een video gevonden waarop is te zien dat een telefoon was ingelogd op het internetbankierenaccount van [naam 17] en dat er € 9.760,- door ‘ [aangever 20] ’ was overgemaakt. Deze video is op 2 augustus 2021 gemaakt. [48]
Ten aanzien van [aangever 21] (katvanger [naam 18] )
In de telefoon (goednummer 6111632 ) is een foto aangetroffen van een bankpas met rekeningnummer [bankrekeningnummer 18] ten name van [naam 18] , die is gemaakt op 2 augustus 2021. Kort daarna zijn twee screenshots gemaakt waarop is te zien dat was ingelogd op ‘coinbase.com’ op een account dat was gekoppeld aan een rekening eindigend op [bankrekeningnummer 18] . Naast deze screenshots is een Snapchatgesprek aangetroffen waarin de tegengebruiker (‘ [gebruiker 1] ’) een screenshot stuurde met inloggegevens van coinbase met als gebruikersnaam [e-mailadres gebruiker 1] . Verdachte stuurde terug: “Snelheid. Moet sneller bro anders gaat t dood gaan”. Ook zijn er twee foto’s van 3 augustus 2021 aangetroffen waarop is te zien dat er was ingelogd op de rekening van [naam 18] en dat er vanaf de rekening van [aangever 21] € 16.900,- was bijgeschreven. Dit geldbedrag werd deels (direct) gepind en deels overgemaakt naar SNS rekening ten name van [naam 18] . Op diezelfde dag is een video gemaakt waarop is te zien dat er werd gepoogd te pinnen met de bankpas van [naam 18] . Het pinautomaat gaf een foutmelding aan en wierp de pinpas uit. Tot slot is een screenshot van 6 augustus 2021 aangetroffen van een bericht van de Knab bank gericht aan [naam 18] waarin werd uitgelegd dat de rekening was geblokkeerd. [49]
Ten aanzien van [aangever 22] (katvanger [naam 19] )In de telefoon (goednummer 6111632 ) zijn foto’s aangetroffen van een bankpas met rekeningnummer [bankrekeningnummer 19] ten name van [naam 19] . De foto’s zijn gemaakt tussen 6 en 16 augustus 2021. Op deze foto’s is een hand zichtbaar met een moedervlek op de wijsvinger. [50] Verdachte heeft op exact dezelfde plek een moedervlek. [51] Daarnaast is een screenshot gevonden van een gesprek waarin de gebruikersnaam en het wachtwoord van [naam 19] en een cijfercode werden doorgestuurd. Ook worden screenshots van Snapchatgesprekken aangetroffen waarin verdachte stuurde dat hij de pas van [naam 19] gebruikt en opstuurt en waarin werd gesproken over ‘20k’. Tot slot is een screenshot gevonden van een crypto-account die was gekoppeld aan voornoemd rekeningnummer. De screenshots zijn gemaakt op 16 augustus 2021. [52]
Ten aanzien van [aangever 23] (katvanger [naam 20] )
In de telefoon (goednummer 6111632 ) zijn drie video’s aangetroffen, die zijn gemaakt op 3 augustus 2021. Op één video is te zien dat een pinpas ten name van [naam 20] door het pinautomaat niet werd geaccepteerd. Op deze video is een hand zichtbaar met een moedervlek op de wijsvinger. [53] Verdachte heeft op exact dezelfde plek een moedervlek. [54] Op de twee andere video’s is te zien dat er op een telefoon was ingelogd op het internetbankierenaccount [bankrekeningnummer 20] van [naam 20] terwijl er werd geprobeerd geld over te maken. [55]
Ten aanzien van [aangever 24] (katvanger [naam 25] )In de telefoon (goednummer 6111632 ) is een screenshot aangetroffen van het bankoverzicht van [naam 25] waarop is te zien dat er € 4.963,67 was overgemaakt door [aangever 24] en dat dit bedrag direct daarna was gepind. [56]
Koppeling tussen verdachte en overig ten laste gelegde katvangers (feit 2)
In de telefoons (goednummers 1200388 en 6111632 ) zijn foto’s van bankpassen en/of pagina’s van internetbankieren aangetroffen die betrekking hebben op de rekeningen van [naam 26] , [naam 27] , [naam 28] , [naam 29] , [naam 30] , [naam 31] en [naam 32] . Verdachte logde – vanaf zijn IPadres – in op de rekeningen van [naam 26] , [naam 23] , [naam 27] , [naam 28] en [naam 29] .
Verdachte had op 20 maart 2020 een bankpas ten name van [naam 33] in zijn bezit waarna deze in beslag werd genomen.
[naam 26] heeft verklaard dat hij in oktober 2020 via social media in contact was gekomen met ‘ [naam 34] ’. [naam 34] gaf aan dat [naam 26] geld zou kunnen verdienen. Naar aanleiding van dit contact gaf [naam 26] zijn bankpas met bijbehorende pincode en zijn inloggegevens van zijn internetbankierenaccount af. Hierna moest [naam 26] een aantal keer een opdracht bevestigen via zijn internetbankierenaccount.
3.2.4.
Verdenking van vuurwapenbezit (feit 3)
Het pistool van het merk Smith & Wesson
In de telefoon (goednummer 6111632 ) is een video met bestandsnaam [bestandsnaam] aangetroffen waarop verdachte is te zien met in zijn broeksband een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De video is op 2 september 2021 gemaakt met de telefoon. [57] Op de zitting van 1 april 2025 heeft verdachte verklaard dat hij de persoon op de video is. [58]
Het op een vuurwapen gelijkend voorwerp wordt herkend als een pistool van het merk Smith & Wesson, model SW99, met kaliber 9x19mm of .40SW of .45ACP. Dit pistool is een vuurwapen in de zin van categorie II onder 3 van de Wet wapens en munitie. [59]
Het pistool van het merk Grand PowerOp 24 september 2021 zag een verbalisant op het Snapchataccount van “ [naam 34] ” een video waarop de gebruiker van het account een handdoek om zijn middel heeft met daartussen een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Op de video stond dat deze twee uur geleden was geplaatst. [60] Op de zitting van 1 april 2025 heeft verdachte verklaard dat hij de persoon op de video is. De video maakte hij bij een vriend waar hij twee à drie dagen verbleef. [61] Het op een vuurwapen gelijkend voorwerp wordt herkend als een pistool van het merk Grand Power, model CP380, met kaliber 9x17mm (synoniem .380 auto). Dit pistool is een vuurwapen in de zin van categorie II onder 3 van de Wet wapens en munitie. [62]
3.3.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2, 3, 4 primair, 5 primair en 6 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.4.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het witwassen van een gedeelte van € 240.000,- (feit 1), van het plegen van computervredebreuk inzake 28 personen (feit 2), van het voorhanden hebben van de twee wapens (feit 3), van het medeplegen van alsook medeplichtig zijn aan oplichting van twee personen (feit 4 primair en subsidiair), van het medeplegen van oplichting (feit 5 primair, en feit 6 primair) en van het medeplichtig zijn aan oplichting van vijf personen (feit 5 subsidiair) en van acht personen (feit 6 subsidiair). Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.5.
Het oordeel van de rechtbank
Op basis van de feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan (eenvoudig) gewoontewitwassen (feit 1), computervredebreuk (feit 2), het voorhanden hebben van twee vuurwapens (feit 3), het medeplegen van oplichting (feit 4 primair) en het medeplichtig zijn aan oplichting (feit 5 subsidiair en feit 6 subsidiair). Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
3.5.1.
Gewoontewitwassen van € 201.382,79 en € 10.000,- (feit 1)
De rechtbank is van oordeel – gelet op overwegingen 3.5.4. en 3.5.5. – dat verdachte de geldbedragen van in totaal € 201.382,79 en € 10.000,- heeft witgewassen. De geldbedragen hangen samen met de criminele activiteiten waarmee verdachte zich bezighield. Verdachte wist dat ook. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen.
Voornoemd geldbedrag van € 195.897,79 bestaat uit de volgende bedragen.
- € 4.930,- inzake de oplichting van [aangever 1] ;
- € 5.780,50,- inzake de oplichting van [aangever 2] ;
- € 9.649,- inzake de oplichting van [aangever 8] ;
- € 8.990,- inzake de oplichting van [aangever 9] ;
- € 2.500,- inzake de oplichting van [aangever 6] ;
- € 7.364,59 inzake de oplichting van [aangever 7]
- € 4.981,- inzake de oplichting van [aangever 18]
- € 14.700,- inzake de oplichting van [aangever 19]
- € 5.485,- inzake de oplichting van [aangever 11]
- € 9.980,- inzake de oplichting van [aangever 12] ;
- € 10.005,- inzake de oplichting van [aangever 13] ;
- € 4.960,45 inzake de oplichting van [aangever 14] ;
- € 9.779,12 inzake de oplichting van [aangever 15] ;
- € 3606,35 inzake de oplichting van [aangever 3] ;
- € 3.495,95 inzake de oplichting van [aangever 4] ;
- € 49.891,74 inzake de oplichting van [aangever 17] ;
- € 4.982,42 inzake de oplichting van [aangever 16] ;
- € 9.760,- inzake de oplichting van [aangever 20] ;
- € 16.900,- inzake de oplichting van [aangever 21] ;
- € 3.888,- inzake de oplichting van [aangever 22]
- € 4.963,67 inzake de oplichting van [aangever 24] ;
- € 4.790,- inzake de oplichting van [aangever 23] .
Voornoemd geldbedrag van € 10.000,- is het geldbedrag dat is verkregen uit de oplichting van [aangever 10] .
Naar het oordeel van de rechtbank kan het, gelet op hetgeen gebleken is over de contacten tussen verdachte en de houders van de bankrekeningen (de zogenaamde katvangers), niet anders zijn dan dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hen. De rechtbank acht daarom bewezen dat sprake is geweest van medeplegen van het witwassen van de geldbedragen.
Aangezien verdachte gedurende een periode van ongeveer anderhalf jaar zeer frequent geldbedragen, afkomstig van oplichting, heeft witgewassen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
3.5.2.
Computervredebreuk (feit 2)
De rechtbank stelt voorop dat van ‘wederrechtelijk binnendringen’ in de zin van artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) sprake is indien men zich de toegang tot een geautomatiseerd werk verschaft zonder dat daarvoor toestemming is gegeven door de houder van het geautomatiseerd werk. Deze strafbepaling beoogt te beschermen degene die blijkens feitelijke beveiliging heeft duidelijk gemaakt dat hij zijn gegevens heeft willen afschermen tegen nieuwsgierige blikken. Voor de bepaling van computervredebreuk is aansluiting gezocht bij artikel 138 Sr, waarin huisvredebreuk strafbaar is gesteld.
De rechtbank overweegt dat een internetbankieromgeving is beveiligd. De toegang is voorbehouden aan de rekeninghouder die daartoe persoonlijke inloggegevens heeft ontvangen. Een internetbankieromgeving is aldus afgeschermd van derden ten behoeve van de rekeninghouder. De rechtbank is tegen die achtergrond, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat er geen sprake kan zijn van het wederrechtelijk binnendringen in de zin van artikel 138ab Sr als de rekeninghouder zijn inloggegevens vrijwillig heeft afgestaan aan anderen, zodat die anderen toegang kunnen verkrijgen tot en gebruik kunnen maken van zijn internetbankieromgeving.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich de toegang heeft verschaft tot de internetbankieromgeving van [aangever 1] , [aangever 2] en [naam 16] en tot de betaalrekening van [naam 7] . Uit de verklaringen van voornoemde personen volgt dat zij geen toestemming hebben gegeven voor het daadwerkelijk inloggen op de internetbankierenomgeving of de betaalrekening. Daarmee staat vast dat verdachte opzettelijk wederrechtelijk de internetbankieromgeving en/of betaalrekening van voornoemde personen is binnengedrongen en zich schuldig heeft gemaakt aan computervredebreuk.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het daarbij niet anders zijn dan dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en in ieder geval de “medewerker” van de bank. Tijdens het telefoongesprek met [aangever 1] en [aangever 2] heeft deze “medewerker” beschikking gekregen over de inloggegevens van [aangever 1] en [aangever 2] . Aangezien verdachte zich de toegang tot voornoemde omgevingen heeft verschaft op en rondom dezelfde data als het telefoongesprek moet hij – tijdens of kort na het telefoongesprek – beschikking hebben gekregen over deze inloggegevens. Gelet hierop acht de rechtbank medeplegen bewezen.
Daarentegen kan de rechtbank niet vaststellen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een ander of anderen teneinde binnen te dringen in de internetbankierenomgeving van [naam 16] . Dat geldt ook ten aanzien van de betaalrekening van [naam 7] . Daarom kan medeplegen van computervredebreuk ten aanzien van voornoemde personen niet worden bewezen en wordt verdachte daarvan vrijgesproken.
Ook acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte zich wederrechtelijk de toegang heeft verschaft tot de internetbankierenomgevingen van [naam 26] , [naam 23] , [naam 13] , [naam 11] , [naam 27] , [naam 12] , [naam 22] , [naam 28] , [naam 29] , [naam 9] , [naam 14] , [naam 3] , [naam 17] , [naam 18] , [naam 20] , [naam 19] , [naam 4] , [naam 25] , [naam 24] , [naam 31] , [naam 32] , [naam 2] , [naam 15] , [naam 30] , [naam 1] en [naam 33] . Niet kan worden vastgesteld dat deze personen geen toestemming hebben verleend. Het dossier bevat immers geen aangifte of verklaring van voornoemde personen waaruit dit volgt. Integendeel, uit het dossier blijkt dat – in ieder geval een aantal van – voornoemde personen juist wél toestemming heeft gegeven, nu zij reageerden op oproepen van verdachte met als doel om geld te verdienen. Hiertoe hebben zij hun bankpas met bijbehorende inloggegevens afgegeven aan verdachte. Door het ontbreken van de wederrechtelijkheid kan de ten laste gelegde computervredebreuk ten aanzien van deze personen niet worden bewezen en wordt verdachte daarvan vrijgesproken.
3.5.3.
Wapenbezit (feit 3)
De rechtbank stelt vast dat verdachte de twee pistolen voorhanden heeft gehad. Daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan vuurwapenbezit.
Ten aanzien van het verweer van de raadsman, inhoudende dat de vermeende vuurwapens nep zijn, overweegt de rechtbank dat de processenverbaal van onderzoek, waarin wordt geconcludeerd dat het gaat om echte vuurwapens, zijn opgemaakt door een verbalisant die deskundige is op het gebied. De betreffende verbalisant heeft ook toegelicht hoe hij tot die conclusie is gekomen. De rechtbank heeft – mede daarom – geen redenen om te twijfelen aan deze processenverbaal. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Daarnaast is door de raadsman aangevoerd dat de tenlastegelegde datum, te weten 24 september 2021, niet kan worden bewezen, omdat onduidelijk is wanneer het filmpje met het vuurwapen is gemaakt. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Ten tijde van het bekijken van de video op 24 september 2021 stond daarop dat die twee uur geleden op het Snapchataccount van verdachte was geplaatst. Hieruit leidt de rechtbank af dat het filmpje op voornoemde datum moet zijn geplaatst en toen ook is gemaakt. De rechtbank ziet in de Snapchatpost geen aanwijzingen dat het om een oudere video zou gaan.
3.5.4.
Medeplegen van oplichting (feit 4 primair)
De rechtbank stelt vast dat [aangever 1] en [aangever 2] onder valse voorwendselen ertoe zijn bewogen hun inloggegevens beschikbaar te stellen aan anderen, die deze inloggegevens hebben gebruikt om – zonder dat daartoe door [aangever 1] of [aangever 2] toestemming was gegeven – geldbedragen, via de rekeningen van katvangers, weg te sluizen en op deze manier zichzelf dan wel anderen wederrechtelijk te bevoordelen.
Er is geen bewijs dat verdachte de oplichtingshandelingen bij de aangevers zelf heeft verricht. Niet is gebleken dat hij degene was die [aangever 1] of [aangever 2] een bericht heeft gestuurd of heeft gebeld. Gelet daarop, is de vraag die de rechtbank heeft te beantwoorden of kan worden gezegd dat verdachte desalniettemin, als medepleger, bij deze oplichtingen betrokken was. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en verwijst daarvoor naar hetgeen onder 3.5.2. is overwogen over medeplegen.
3.5.5.
Medeplichtigheid aan oplichting (feiten 5 subsidiair en 6 subsidiair)
De rechtbank stelt vast dat de aangevers [aangever 8] , [aangever 9] , [aangever 10] , [aangever 12] , [aangever 13] , [aangever 14] , [aangever 15] , [aangever 16] , [aangever 17] , [aangever 18] , [aangever 19] , [aangever 20] , [aangever 21] , [aangever 22] , [aangever 23] en [aangever 24] onder valse voorwendselen ertoe zijn bewogen geldbedragen over te maken naar de rekeningen van katvangers dan wel dat zij ertoe zijn bewogen hun inloggegevens beschikbaar te stellen aan anderen, die deze inloggegevens hebben gebruikt om – zonder dat daartoe door de aangevers toestemming was gegeven – geldbedragen, via de rekeningen van katvangers, weg te sluizen en op deze manier zichzelf dan wel anderen wederrechtelijk te bevoordelen.
Er is geen bewijs dat verdachte de oplichtingshandelingen bij de aangevers zelf heeft verricht. Hij was niet degene die een (WhatsApp-)bericht heeft gestuurd, heeft gebeld of naar de woning van [aangever 24] is gegaan. De vraag die de rechtbank heeft te beantwoorden is of verdachte, als medepleger, bij deze oplichtingen betrokken was. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
De rol van verdachte was het regelen van bankrekeningen waar geldbedragen vanaf de bankrekening van de aangevers naar toe konden worden overgeboekt, en het – in voorkomende gevallen – doorgeven van die bankrekeningen met bijbehorende inloggegevens aan anderen die zodoende toegang hadden tot die bankrekeningen. Deze gedragingen hebben bijgedragen aan de voorbereiding van de oplichting en hadden vooral tot doel behulpzaam te zijn bij de oplichting en het verschaffen van gelegenheid, informatie en middelen tot het plegen van die oplichting. De rol van verdachte bij de oplichting was daarnaast gelegen in het pinnen van geldbedragen van de bankrekeningen van katvangers nadat de oplichting al was voltooid. Deze gedragingen waren niet gericht op de verwezenlijking van de oplichting, maar hebben bijgedragen aan het veiligstellen en witwassen van de opbrengsten uit dat misdrijf.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de rol van verdachte enkel kan worden gekwalificeerd als het medeplichtig zijn aan de oplichtingen.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3.2. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
in de periode van 30 maart 2020 tot en met 20 oktober 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) een geldbedrag van in totaal € 201.382,79 en € 10.000,- verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die geldbedragen geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit eigen misdrijf;
ten aanzien van feit 2:
in de periode van 3 juni 2020 tot en met 1 oktober 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk door tussenkomst van een openbaar telecommunicatienetwerk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten in (betaal-/bank-/rekening)omgevingen van de [benadeelde partij 2] en/of de Rabobank en/of de ABN-AMRO Bank, behorende bij rekeningen, die niet op naam waren gesteld van verdachte en/of zijn mededader(s)), te weten ten name van [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [naam 16] en/of [naam 7] is/zijn binnengedrongen met behulp van een valse sleutel tot het gebruik waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren;
ten aanzien van feit 3:
in Nederland vuurwapens voorhanden heeft gehad, te weten:
- op 2 september 2021 een wapen van categorie II, onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Smith & Wesson, type SW99, kaliber 9x19mm of .40 SW of .45 ACP, zijnde een vuurwapen dat zodanig was vervaardigd of gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar was en/of dat de aanvalskracht werd verhoogd
en
- op 24 september 2021 een wapen van categorie II, onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Grand Power, type CP380, kaliber 9x17mm, zijnde een vuurwapen dat zodanig was vervaardigd of gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar was en/of dat de aanvalskracht werd verhoogd;
ten aanzien van feit 4:
primair
op 26 juli 2021 en/of 3 augustus 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[aangever 1] (pag. D151), heeft bewogen tot het ter beschikking stellen van gegevens en
[aangever 2] , (pag. D193) heeft bewogen tot het ter beschikking stellen van gegevens
door
- contact op te nemen met [aangever 1] en [aangever 2] en zich telefonisch valselijk voor te laten doen als een medewerker van een bank, en/of
- daarbij gebruik te maken van een valse naam
- tegenover [aangever 2] te doen voorkomen dat haar bankrekening was gehackt en dat reeds was geprobeerd een bedrag van de bankrekening van [aangever 2] over te schrijven naar een andere rekening en te doen voorkomen dat [aangever 2] zou worden geholpen bij het veiligstellen van haar geld
- tegenover [aangever 1] te doen voorkomen dat hij slachtoffer was geworden van phishing,
- die [aangever 2] en [aangever 1] te vragen om (met spoed) in te loggen op hun rekeningen en/of bij ‘teamviewer’ en/of een code te geven, waardoor verdachte en/of zijn mededader(s) toegang konden verkrijgen tot de computer en bankrekeningen van [aangever 2] en [aangever 1] en geldbedragen konden over maken naar bankrekeningen, zijnde een bankrekening op naam van een ander dan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of een bankrekening waar verdachte en/of zijn mededader(s) toegang tot hadden;
ten aanzien van feit 5:subsidiair
een of meer tot op heden onbekend gebleven personen in de periode van 3 juni 2020 tot en met 20 oktober 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander en/of verdachte wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de navolgende aangevers heeft bewogen tot het ter beschikking stellen van gegevens, te weten:
- [aangever 8] (pag. B074) inzake een geldbedrag van € 9.649,-
- [aangever 9] (pag. B177) inzake een geldbedrag van € 8.990,-
- [aangever 6] (pag. D147) inzake een geldbedrag van € 2.500,-
- [aangever 7] (pag. D179) inzake een geldbedrag van € 7.364,59
- [aangever 18] (pag. D169) inzake een geldbedrag van € 4.981,-
- [aangever 19] (pag. D166) inzake een geldbedrag van € 14.700,-
- [aangever 10] (pag. B118) inzake een geldbedrag van € 10.000,-
- [aangever 11] (pag. D084) inzake een geldbedrag van € 5.485,-
- [aangever 12] (pag. B077) inzake een geldbedrag van € 9.980,-
(en daarmee tot een geldbedrag met een totale waarde van € 73.649,59) door
- zich via WhatsApp valselijk voor te (laten) doen als een zoon en/of dochter van een of meer aangevers, en/of
- voor te wenden dat dit familielid een nieuw telefoonnummer had en/of een spoedeisend financieel probleem had en/of
- te vragen aan aangevers om geld voor te schieten voor een rekening die (met spoed) betaald moest worden, en/of
- die aangevers (nadere) instructies te geven om geld over te maken naar een of meer door die onbekend gebleven mededader(s) opgegeven bankrekeningnummers, en/of
- aldus deze aangevers te bewegen om geldbedragen op een bankrekening over te boeken, zijnde een bankrekening op naam van een ander dan die onbekend gebleven mededader(s) en/of een bankrekening waar die mededader(s) toegang tot hadden, en/of
- contact op te nemen met een of meerdere aangevers en zich telefonisch valselijk voor te laten doen als een medewerker van een bank, en/of
- daarbij gebruik te maken van een valse naam, en/of
- tegenover voornoemde aangevers te doen voorkomen dat er oplichters van plan zijn om de bankrekening van aangever leeg te halen en/of de bankrekening van aangever te hacken en/of dat er vreemde handelingen op de rekening van aangever te zien zijn en/of dat reeds was geprobeerd een bedrag van de bankrekening van aangever over te schrijven naar een andere rekening, en/of
- die voornoemde aangevers te vragen om (met spoed) (telkens) een of meerdere geldbedragen over te maken naar een of meerdere bankrekeningen, zijnde een bankrekening op naam van een ander dan die onbekend gebleven mededader(s) en/of een bankrekening waar die onbekend gebleven mededader(s) toegang tot hadden,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 3 juni 2020 tot en met 20 oktober 2021 in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- personen (zogenaamde katvangers) over te halen en/of te verzoeken hun rekeningen en/of pinpas en/of pincode ter beschikking te stellen en/of
- rekeningen (die op een andere naam stonden dan die van verdachte) waarnaar de voornoemde geldbedragen en/of delen daarvan werden overgemaakt te beheren en/of ter beschikking te stellen en/of door op die rekeningen in te loggen en/of
- de pin-/paslimiet van de rekeningen van personen (zogenaamde katvangers) te verhogen en/of
- een deel van de voornoemde geldbedragen op te nemen bij een pinautomaat;
ten aanzien van feit 6:
subsidiair
een of meer tot op heden onbekend gebleven personen in de periode van 30 maart 2020 tot en met 20 oktober 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander en/of verdachte wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de navolgende aangevers heeft bewogen tot het ter beschikking stellen van gegevens, te weten:
- [aangever 13] inzake een geldbedrag van € 10.005,-
- [aangever 14] inzake een geldbedrag van € 4.960,45
- [aangever 15] inzake een geldbedrag van € 9.779,12
- [aangever 3] inzake een geldbedrag van € 3.606,35
- [aangever 4] inzake een geldbedrag van € 3.495,95
- [aangever 17] inzake een geldbedrag van € 49.891,74
- [aangever 16] inzake een geldbedrag van € 4.982,42
- [aangever 20] inzake een geldbedrag van € 9.760,-
- [aangever 21] inzake een geldbedrag van € 16.900,-
- [aangever 22] inzake een geldbedrag van € 3.888,-
- [aangever 24] inzake een geldbedrag van € 4.963,67
- [aangever 23] inzake een geldbedrag van € 4.790,-
(en daarmee tot een geldbedrag met een totale waarde van ongeveer € 127.022,70) door
- zich via WhatsApp valselijk voor te (laten) doen als een zoon en/of dochter van een of meer aangevers, en/of
- voor te wenden dat dit familielid een nieuw telefoonnummer had en/of een spoedeisend financieel probleem had, en/of
- te vragen aan aangevers om geld voor te schieten voor een rekening die (met spoed) betaald moest worden, en/of
- die aangevers (nadere) instructies te geven om geld over te maken naar een of meer door die onbekend gebleven mededader(s) opgegeven bankrekeningnummers, en/of
- aldus deze aangevers te bewegen om geldbedragen op een bankrekening over te boeken, zijnde een bankrekening op naam van die onbekend gebleven mededader(s) en/of een bankrekening waar die onbekend gebleven mededader(s) toegang tot hadden, en/of
- contact op te nemen met een of meerdere aangevers en zich telefonisch valselijk voor te laten doen als een medewerker van een bank, en/of
- daarbij gebruik te maken van een valse naam, en/of vervolgens
- tegenover voornoemde aangevers te doen voorkomen dat er oplichters van plan zijn om de bankrekening van aangever leeg te halen en/of de bankrekening van aangever te hacken en/of dat er vreemde handelingen op de rekening van aangever te zien zijn en/of dat reeds was geprobeerd een bedrag van de bankrekening van aangever over te schrijven naar een andere rekening, en/of vervolgens
- die voornoemde aangevers te vragen om (met spoed) een of meerdere geldbedragen over te maken naar een of meerdere bankrekeningen, zijnde een bankrekening op naam van een ander dan die onbekend gebleven mededader(s) en/of een bankrekening waar die onbekend gebleven mededader(s) toegang tot hadden, en/of
- zich uit te geven/voor te doen als bankmedewerker en/of
- ( tegelijkertijd en/of onmiddellijk hierna) een (malafide) betaal-/phishinglink/sms/digitaal bericht op te sturen waarmee personen werden doorgeleid naar een site waarop zij zijn bewogen tot afgifte van gegevens waarmee kon worden ingelogd op het account van de/hun bank en/of hierbij/hiertoe te zeggen/schrijven/berichten dat:
- de bankrekeninghouder/de ontvanger van het bericht is opgelicht en/of dat er fraude met zijn/haar bankrekening is gepleegd en/of
- zijn/haar betaalpas is verouderd
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 30 maart 2020 tot en met 20 oktober 2021 in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- een of meerdere rekeningen (die op een andere naam stonden dan die van verdachte) waarnaar de voornoemde geldbedragen en/of delen daarvan werden overgemaakt te beheren en/of ter beschikking te stellen en/of door op die rekeningen in te loggen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.De motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om rekening te houden met de veranderde proceshouding van verdachte, de rol van verdachte die is gelegen in medeplichtigheid, de eerder opgelegde straffen gelet op artikel 63 Sr, de overschrijding van de redelijke termijn met 1,5 jaar en zijn persoonlijke omstandigheden.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feitenVerdachte heeft in een periode van 1,5 jaar zich, zowel als medepleger als medeplichtige, schuldig gemaakt aan oplichting van tientallen, met name oudere, slachtoffers. Verdachte en zijn mededader(s) hebben aangevers op slinkse wijze een geldbedrag van in totaal € 205.897,79 afhandig gemaakt. Daarmee heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het (eenvoudig) gewoontewitwassen van voornoemd bedrag.
Bankhelpdeskfraude en WhatsApp-fraude zijn vormen van oplichting waarbij wordt ingespeeld op de (angst)gevoelens van slachtoffers. Bij bankhelpdeskfraude worden zij met een smoes bang gemaakt dat hun bankrekeningen niet meer veilig zijn en dat er actie moet worden ondernomen om hun geld veilig te stellen. Dit leidt ertoe dat de slachtoffers geldbedragen overmaken naar bankrekeningen van katvangers of inloggegevens van hun internetbankierenomgeving (onbewust) ter beschikking stellen. Bij WhatsApp-fraude doen de oplichters zich voor als een bekend familielid die dringend de financiële hulp van de slachtoffers nodig hebben.
De oplichters hebben het vertrouwen van de slachtoffers gewonnen en daar vervolgens – schaamteloos – misbruik van gemaakt. Door op deze manier te handelen wordt het vertrouwen van de slachtoffers geschaad en dit brengt gevoelens van angst en onveiligheid met zich mee. Zeker wanneer het oudere slachtoffers betreft, omdat zij over het algemeen afhankelijk zijn van anderen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij hieraan heeft bijgedragen. Immers was verdachte een onmisbare schakel in de oplichting, aangezien hij ervoor heeft gezorgd dat het geld van de slachtoffers direct kon worden doorgesluisd naar bankrekeningen van katvangers. Kort erop wordt het geld door verdachte gepind. Hierdoor is het voor banken niet meer mogelijk om de overboeking te blokkeren en het geld veilig te stellen.
Ten behoeve van de oplichtingen heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan computervredebreuk. Door zonder toestemming in te loggen op de online bankomgeving van verschillende personen, heeft verdachte het vertrouwen dat iedereen moet kunnen hebben in het gebruik van online bankieren en de integriteit van het elektronisch betalingsverkeer geschaad.
De rechtbank weegt mee dat verdachte openheid van zaken over de oplichtingen en computervredebreuk heeft gegeven op de zitting. Daarmee heeft hij een bepaalde mate van verantwoordelijkheid genomen en laat hij zien dat hij zijn eigen handelen afkeurt.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van twee pistolen. Een vuurwapen vormt in handen van een daartoe niet bevoegde een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. Verdachte heeft aan dat risico bijgedragen. .
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 10 maart 2025. Hieruit blijkt dat dat verdachte eerder voor strafbare feiten, waaronder wapenbezit, is veroordeeld.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsrapport van 18 maart 2025. Hierin is – kort weergegeven – gerapporteerd dat een reclasseringstraject met bijzondere voorwaarden geen toegevoegde waarde heeft. Verdachte heeft geen hulpvragen. Er is ogenschijnlijk stabiliteit op vrijwel alle leefgebieden. Er is geen sprake van verslavings- of psychiatrische problematiek. Het recidiverisico kan niet worden ingeschat, omdat verdachte ten tijde van het opmaken van het rapport zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen en geen openheid van zaken heeft gegeven.
Strafoplegging
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten voor straffen die de rechtbanken onderling hebben afgesproken. Voor fraudedelicten bij een bedrag van € 125.000,- tot € 250.000,- hebben die als uitgangspunt een onvoorwaardelijk gevangenisstraf van negen tot twaalf maanden. Voor het bezit van één vuurwapen van categorie II onder 3 van de Wet wapens munitie geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van achttien maanden gerechtvaardigd.
De rechtbank constateert dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. Een verdachte heeft recht op berechting van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Als uitgangspunt geldt dat binnen twee jaar na aanvang van die redelijke termijn door de rechtbank moet zijn beslist. De redelijke termijn is op 21 oktober 2021 begonnen, omdat verdachte op die datum in verzekering is gesteld. De zaak had dus uiterlijk in oktober 2023 afgerond moeten zijn met een eindvonnis. De rechtbank doet pas vandaag, op 22 april 2025, uitspraak. De redelijke termijn is daarom met 1,5 jaar overschreden. Wegens deze overschrijding past de rechtbank een strafkorting van vier maanden toe.
Alles afwegende legt de rechtbank aan verdachte op een gevangenisstraf van veertien maanden.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).

8.Het beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
- 1 STK GSM (Omschrijving: PL1300-2020255398- 6111638 , apple)
- 1 STK GSM (Omschrijving: PL1300-2020255398- 6111632 , apple)
- 1 STK GSM (Omschrijving: PL1300-2020255398- 6111642 , Alcatel)
- 1 STK Halsketting (Omschrijving: PL1300-2020255398-6111708, goud)
Verbeurdverklaring
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven telefoons (met goednummers 6111638 en 6111632 ) moeten verbeurd worden verklaard, omdat die telefoons aan verdachte toebehoren en met betrekking tot die telefoons het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 bewezen geachte is begaan.
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven telefoon (met goednummer 6111642 ) moet verbeurd worden verklaard, omdat die telefoon tot het begaan van het onder 4, 5 en 6 bewezen geachte is bestemd en degene aan wie de telefoon toebehoort bekend was met de bestemming daarvan.
Teruggave aan rechthebbende
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven halsketting (met goednummer 6111708) moet worden teruggegeven aan de rechthebbende.

9.De vorderingen van de benadeelde partijen

9.1.
De vordering van [aangever 16]
De benadeelde partij [aangever 16] vordert € 9.948,54 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat aan de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade is toegebracht door het onder feit 6 bewezenverklaarde, namelijk door het overmaken van € 4.982,42 op een rekening die aan verdachte te koppelen is.
De rechtbank zal de vordering deels toewijzen, tot een bedrag van € 4.982,42, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade (6 september 2020).
Voor het overige zal de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9.2.
De vordering van [aangever 6]
De benadeelde partij [aangever 6] vordert € 2.500,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat aan de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade is toegebracht door het onder feit 5 bewezenverklaarde, namelijk door het overmaken van € 2.500,- op een rekening die aan verdachte te koppelen is.
De rechtbank zal de vordering van € 2.500,- geheel toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade (17 juli 2021).
9.3.
De vordering van [aangever 24]
De benadeelde partij [aangever 24] vordert € 4.963,67,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ook vordert de benadeelde partij € 232,32 aan vergoeding van proceskosten, bestaande uit advocaatkosten.
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat aan de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade is toegebracht door het onder feit 6 bewezenverklaarde, namelijk door t het overmaken van € 4.963,67 op een rekening die aan verdachte te koppelen is.
Daarnaast komen kosten van rechtsbijstand in aanmerking voor vergoeding op grond van artikel 532 Sv. Een redelijke uitleg van artikel 532 Sv brengt mee dat bij de begroting van deze kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures. De rechtbank zal de kosten aan de hand van het liquidatietarief, uitgaande van het toegewezen bedrag aan schadevergoeding, bepalen op € 232,32.
De rechtbank zal de vordering van € 4.963,67,- geheel toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade (17 augustus 2021). Daarnaast zal de rechtbank de gevorderde proceskosten van € 232,32 geheel toewijzen.
9.4.
De vordering van [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert € 113.077,79 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat aan de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade is toegebracht door het onder feiten 5 en 6 bewezenverklaarde, bestaande uit het vergoeden van de schade van [aangever 8] (€ 9.649,-), [aangever 11] (€ 5.485,-), [aangever 12] (€ 9.980,-) [aangever 10] (€ 10.000,-), [aangever 9] (€ 8.990,-) en [aangever 22] (€ 3.888,-) en van de kosten die zijn gemaakt om de strafbare feiten aan het licht te brengen van € 960,-, in totaal € 48.952,-.
De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen in zoverre het ziet op voornoemde bedragen, en dus tot een bedrag van € 48.952,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade (20 oktober 2021).
Voor het overige zal de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9.5.
De schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling legt de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partijen [aangever 16] , [aangever 6] en [aangever 24] aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezen geachte feiten zijn toegebracht.
De rechtbank zal niet de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] opleggen, zoals door de benadeelde partij is verzocht. Naar het oordeel van de rechtbank is de ratio van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr om natuurlijke personen te ontlasten bij de inning van schadevergoeding en mag van rechtspersonen worden verwacht dat zij zelf de wegen kennen om een toegewezen vordering te incasseren. Daarnaast zal oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, mede gelet op de hoogte van de schade en de daaraan te verbinden mogelijkheid van gijzeling, een onevenredig groot nadeel opleveren voor verdachte. De rechtbank acht, gelet op alle omstandigheden van het geval, oplegging van de schadevergoedingsmaatregel daarom niet passend.
9.6.
De hoofdelijkheid
Ten aanzien van alle toegewezen vorderingen tot schadevergoeding geldt dat verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade. Dit betekent dat de benadeelde partijen het gehele toegewezen schadebedrag op verdachte kunnen verhalen. Voor zover sprake is van medeschuld bij anderen dan is het aan verdachte en de overige hoofdelijk aansprakelijke personen om de schade onderling te verdelen op basis van artikel 6:102 van het Burgerlijk Wetboek.

10.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 47, 48, 49, 55, 57, 63, 138ab, 326, 420bis, 420bis.1, 420ter van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 26, 55 van de Wet wapens en munitie.

11.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feiten 1, 4, 5 en 6:
eendaadse samenloop van
medeplegen van witwassen en van het plegen van witwassen een gewoonte maken
en
medeplegen van eenvoudig witwassen en van het plegen van witwassen een gewoonte maken
en
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
en
medeplichtigheid aan oplichting, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 2:
computervredebreuk, gepleegd door tussenkomst van een openbaar telecommunicatienetwerk, terwijl de dader vervolgens door tussenkomst van het geautomatiseerd werk waarin hij is binnengedrongen de toegang verwerft tot het geautomatiseerd werk van een derde, meermalen gepleegd
en
medeplegen van computervredebreuk, gepleegd door tussenkomst van een openbaar telecommunicatienetwerk, terwijl de dader vervolgens door tussenkomst van het geautomatiseerd werk waarin hij is binnengedrongen de toegang verwerft tot het geautomatiseerd werk van een derde, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, met uitzondering van onderdeel 2º of onderdeel 7º, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
14 (veertien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
1. STK GSM (Omschrijving: PL1300-2020255398- 6111638 , apple)
1 STK GSM (Omschrijving: PL1300-2020255398- 6111632 , apple)
1. STK GSM (Omschrijving: PL1300-2020255398- 6111642 , Alcatel)
Gelast de teruggaveaan de rechthebbende van:
1. STK Halsketting (Omschrijving: PL1300-2020255398-6111708, goud)
Inzake de vordering van de benadeelde partij [aangever 16]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 16] toe tot een bedrag van € 4.982,42(vierduizendnegenhonderdtweeëntachtig euro en tweeënveertig cent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (d.d. 6 september 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever 16] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 16] , aan de Staat € 4.982,42(vierduizendnegenhonderdtweeëntachtig euro en tweeënveertig cent) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (d.d. 6 september 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 59 (negenenvijftig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Inzake de vordering van de benadeelde partij [aangever 6]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 6] toe tot een bedrag van € 2.500,-(tweeduizendvijfhonderd euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (d.d. 17 juli 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever 6] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 6] , aan de Staat € 2.500,-(tweeduizendvijfhonderd euro) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (d.d. 17 juli 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 35 (vijfendertig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Inzake de vordering van de benadeelde partij [aangever 24]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 24] toe tot een bedrag van € 4.963,67(vierduizendnegenhonderddrieënzestig euro en zevenenzestig cent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (d.d. 17 augustus 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening
en tot een bedrag van € 232,32(tweehonderdtweeëndertig euro en tweeëndertig cent) aan vergoeding van proceskosten.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever 24] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 24] , aan de Staat € 4.963,67(vierduizendnegenhonderddrieënzestig euro en zevenenzestig cent) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (d.d. 17 augustus 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 59 (negenenvijftig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Inzake de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] toe tot een bedrag van € 48.952,-(achtenveertigduizendnegenhonderdtweeënvijftig euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (d.d. 20 oktober 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 2] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.G.M.M. van Gessel, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en D. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E. Niemeijer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 april 2025.
[…]
[…]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.PV van bevindingen met documentcode 15654458 van 30 november 2021, pag. E296.
3.PV van bevindingen met documentcode 15933225 van 28 februari 2022, pag. E561.
4.De verklaring die verdachte van 1 april 2025 heeft afgelegd.
5.PV van aangifte met nr. PL0600-2021354502-2 van 3 augustus 2021, pag. D151-D153.
6.PV van aangifte met nr. PL1500-2021232936-2 van 11 augustus 2021, pag. D193-D195.
7.PV van bevindingen met documentcode 15654458 van 30 november 2021, pag. E299-E300.
8.PV van bevindingen met documentcode 15654458 van 30 november 2021, pag. E311.
9.PV van aangifte met nr. PL1100-2020201750-2 van 20 september 2020, pag. B116-B117.
10.Een geschrift, te weten een aangifte met nr. PL0600-2021332737-2 van 17 juli 2021, pag. D147-D150.
11.Een geschrift, te weten een aangifte met nr. PL1100-2021168196-2 van 13 augustus 2021, pag. D179-D181.
12.PV van bevindingen met documentcode 15959111 van 3 februari 2022, pag. E609-E610.
13.PV van bevindingen met documentcode 14040775 van 17 december 2020, pag. E011.
14.PV van bevindingen met documentcode 15654458 van 30 november 2021, pag. E298-E299.
15.PV van bevindingen met documentcode 15654458 van 30 november 2021, pag. E318-E319.
16.Een geschrift, te weten een aangifte met nr. PL0900-2020299238-2 van 14 september 2020, pag. B074-B076.
17.PV van aangifte met nr. PL2300-2020149338-2 van 16 september 2020, pag. B177-B183.
18.Een geschrift, te weten een aangifte met nr. PL1500-2020164259-1 van 8 juni 2020, pag. B118-B119.
19.PV van aangifte met nr. PL0900-2020332695-2 van 13 oktober 2020, pag. D084-086.
20.PV van aangifte met nr. PL0900-2020310587-2 van 23 september 2020, pag. B077-B080.
21.PV van aangifte met nr. PL1300-2020212428-2 van 8 oktober 2020, pag. D106-D109.
22.PV van aangifte met nr. PL2100-2020181319-2 van 11 augustus 2020, pag. D126-D129.
23.PV van aangifte met nr. PL0600-2020224843-1 van 25 mei 2020, pag. D078-D083.
24.PV van aangifte met nr. PL1100-2020194148-2 van 10 september 2020, pag. D088-D091.
25.Een geschrift, te weten een aangifte met nr. PL2300-2020075424-1 van 16 mei 2020, pag. B084-B085.
26.PV van aangifte met nr. PL0600-2021467277-2 van 5 oktober 2021, pag. D169-D171.
27.Een geschrift, te weten een aangifte met nr. PL0600-2021430877-2 van 20 september 2021, pag. D166-D168.
28.PV van aangifte met nr. PL1100-2021161656-2 van 4 augustus 2021, pag. D176-D178.
29.PV van aangifte met nr. PL1500-2021228061-2 van 6 augustus 2021, pag. D189-D192.
30.Een geschrift, te weten een aangifte met nr. PL0900-2021279098-2 van 1 september 2021, pag. D172-D175.
31.PV van aangifte met nr. PL1500-2021227418-2 van 5 augustus 2021, pag. D185-D188.
32.PV van aangifte met nr. PL0600-2021394923-2 van 24 augustus 2021, pag. D162-D164.
33.PV van bevindingen met documentcode 15092971 van 5 oktober 2021, pag. E034.
34.PV van bevindingen met documentcode 15092971 van 5 oktober 2021, pag. E043-E044.
35.PV van bevindingen met documentcode 15092971 van 5 oktober 2021, pag. E038-E041.
36.PV van aangifte met nr. PL1500-2020173115-1 van 25 juni 2020, pag. B152-B154.
37.PV van bevindingen met nr. PL1500-2020164259-4 van 30 juni 2020, pag. B131-B137.
38.De verklaring die verdachte ter terechtzitting van 1 april 2025 heeft afgelegd.
39.PV van bevindingen met documentcode 15092971 van 5 oktober 2021, pag. E032-033.
40.PV van bevindingen met documentcode 15092971 van 5 oktober 2021, pag. E046-E051.
41.PV van bevindingen met documentcode 15092971 van 5 oktober 2021, pag. E034-E035 en E057.
42.PV van bevindingen met documentcode 15092971 van 5 oktober 2021, pag. E037-E038.
43.PV van bevindingen met documentcode 15092971 van5 oktober 2021, pag. E033-E034.
44.PV van bevindingen met documentcode 15092971 van 5 oktober 2021, pag. E052-E053.
45.PV van bevindingen met documentcode 14040775 van 17 december 2020, pag. E012.
46.PV van bevindingen met documentcode 15654458 van 30 november 2021, pag. E322-E325.
47.PV van bevindingen met documentcode 15654458 van 30 november 2021, pag. E320-E322.
48.PV van bevindingen met documentcode 15654458 van 30 november 2021, pag. E300-E301.
49.PV van bevindingen met documentcode 15654458 van 30 november 2021, pag. E304-E308.
50.PV van bevindingen met documentcode 15654458 van 30 november 2021, pag. E312-E315.
51.PV van bevindingen met documentcode 15499829 van 27 oktober 2021, pag. E203.
52.PV van bevindingen met documentcode 15654458 van 30 november 2021, pag. E312-E315.
53.PV van bevindingen met documentcode 15654458 van 30 november 2021, pag. E309-E310.
54.PV van bevindingen met documentcode 15499829 van 27 oktober 2021, pag. E203.
55.PV van bevindingen met documentcode 15654458 van 30 november 2021, pag. E309-E310.
56.PV van bevindingen met documentcode 15654458 van 30 november 2021, pag. E319-E320.
57.PV van bevindingen met documentcode 15484858 van 26 oktober 2021, pag. E197-E198.
58.De verklaring die verdachte ter terechtzitting van 1 april 2025 heeft afgelegd.
59.PV van onderzoek met registratie nr. 2020255398 van 28 oktober 2021, pag. E213-E214.
60.PV van onderzoek internet met documentcode 15428649 van 8 oktober 2021, pag. E 174-E175.
61.De verklaring die verdachte ter terechtzitting van 1 april 2025 heeft afgelegd.
62.PV van onderzoek met registratie nr. 2020255398 van 15 oktober 2021, pag. E185-E186.