ECLI:NL:RBAMS:2025:3316

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
21 mei 2025
Zaaknummer
10848162 CV EXPL 23-15698
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake betaling van ziekenhuisfactuur en toetsing van oneerlijke bedingen

In deze zaak vordert het OLVG betaling van een factuur na een ziekenhuisopname van de gedaagde, die niet verzekerd was. De rechtbank heeft ambtshalve de bedingen in de overeenkomst getoetst aan de Richtlijn oneerlijke bedingen en de Wet marktordening gezondheidszorg. De rechtbank concludeert dat OLVG niet aan haar informatieplicht heeft voldaan, aangezien de gedaagde niet voorafgaand aan de behandeling is geïnformeerd over de kosten. Dit leidt tot de conclusie dat het prijsbeding niet transparant is en als oneerlijk moet worden beschouwd. De rechtbank heeft OLVG de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de oneerlijkheid van het beding en heeft de zaak naar de rol verwezen voor verdere behandeling. De beslissing over de verdere procedure is aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10848162 CV EXPL 23-15698
vonnis van: 15 mei 2025
fno.: 364

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de stichting STICHTING OLVG,

gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: OLVG,
gemachtigde: LAVG Gerechtsdeurwaarders,
tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
niet verschenen.

VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Op 16 mei 2024 is een tweede tussenvonnis gewezen, ter uitvoering waarvan OLVG opnieuw een akte met producties heeft ingediend. Deze heeft zij ook aan [gedaagde] gestuurd, die daarop niet heeft gereageerd.
Vervolgens is opnieuw een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Beoordeling

In het tussenvonnis van 16 mei 2024 is overwogen dat OLVG niet de juiste set algemene voorwaarden had overgelegd en bij uitzondering nog de kans kreeg de op de overeenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden te overleggen. Verder is OLVG in de gelegenheid gesteld toe te lichten hoe en wanneer zij ervan op de hoogte kwam dat de ziektekostenverzekering van [gedaagde] op 25 juli 2022 was geëindigd.
OLVG heeft bij akte de algemene voorwaarden die golden vanaf 1 januari 2016 overgelegd en opnieuw gesteld dat deze niet op de overeenkomst van toepassing zijn omdat [gedaagde] deze destijds niet heeft aanvaard. Voor het geval ze wel van toepassing worden verklaard stelt OLVG, onder verwijzing naar haar eerdere akte, dat er geen oneerlijke bedingen in zijn opgenomen. Ten aanzien van het eindigen van de ziektekostenverzekering van [gedaagde] stelt OLVG dat zij gebruik maakt van de dienst COV (Controle op Verzekeringsgegevens), die wordt aangeboden door het landelijk communicatiepunt voor de zorg VECOZO (veilige communicatie in de zorg). De gegevens in de COV worden aangeleverd door de zorgverzekeraars en wordt dagelijks bijgewerkt. Bij het aanmaken van de declaratie wordt volgens OLVG via VECOZO gecontroleerd of en hoe iemand is verzekerd bij een zorgverzekeraar. Bij het aanmaken van de factuur voor [gedaagde] is per abuis vermeld dat Zilveren Kruis de zorgverzekeraar was. Na raadpleging van VECOZO is geconstateerd dat [gedaagde] op het moment van de behandelingen niet was verzekerd tegen ziektekosten.
Wat daar ook van zij, zoals in het tussenvonnis van 29 februari 2024 is overwogen moet de behandelovereenkomst die aan de vordering ten grondslag ligt, ambtshalve worden getoetst aan het Europese en Nederlandse consumentenrecht. De informatieplichten zijn daarvan op grond van artikel 6:230h lid 2 sub d BW uitgezonderd.
4. De bedingen van de overeenkomst moeten echter wel ambtshalve worden getoetst aan de Richtlijn oneerlijke bedingen 93/13/EEG. Bedingen die zien op het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst, zoals het beding over de prijs, zijn daarvan uitgezonderd, voor zover ze duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd (artikel 4 lid 2 van de richtlijn). In dit kader is het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 januari 2023 van belang (ECLI:EU:C:2023:14).
5. Uit de stellingen noch uit de overgelegde stukken is op te maken dat OLVG voorafgaand aan deze overeenkomst [gedaagde] heeft geïnformeerd over de kosten van de behandeling. Hoewel begrijpelijk is dat OLVG voorafgaand aan het sluiten van de behandelovereenkomst geen exact totaalbedrag kon geven, had zij [gedaagde] wel meer informatie kunnen geven dan zij heeft gedaan en had zij tenminste een (voorlopige) inschatting van het bedrag kunnen geven, te meer nu het om een overzichtelijke behandeling lijkt te gaan (longontsteking). Nergens blijkt uit dat [gedaagde] vóór het sluiten van de overeenkomst erover is geïnformeerd dat hij rekening moest houden met een totaalbedrag in deze orde van grootte en [gedaagde] is daarmee onthouden dat hij geïnformeerd een weloverwogen beslissing kon nemen. OLVG voelt de urgentie om deze informatie te verstrekken waarschijnlijk minder wanneer een patiënt is verzekerd voor ziektekosten maar die urgentie is er des te meer wanneer iemand niet is verzekerd en de (vaak hoge) kosten zelf moet dragen, zoals [gedaagde] . Het prijsbeding is dan ook niet transparant en moet daarom worden getoetst op oneerlijkheid.
6. Dat een prijsbeding niet transparant is, leidt nog niet direct tot het oordeel dat het beding ook oneerlijk is, maar het is wel een (belangrijk) element binnen die toets. Volgens artikel 3 lid 1 van de richtlijn wordt een beding in een overeenkomst waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort of kan verstoren.
7. Gezien artikel 38 lid 1 van de Wet marktordening gezondheidszorg was OLVG verplicht om [gedaagde] tijdig en zorgvuldig te informeren over het voor de prestatie in rekening te brengen tarief. Dit artikel is door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) nader uitgewerkt in artikel 4 en 5 van de Regeling transparantie zorgaanbieders TH/NR-018, waaruit volgt dat OLVG [gedaagde] had moeten informeren over datgene dat voor hem van belang was om een weloverwogen keuze te maken om zorg te vergelijken en te ontvangen, over tarieven die voor hem van belang waren, of de te leveren prestaties of diensten verzekerd waren en of [gedaagde] zelf een bedrag moest betalen. Nu OLVG niet heeft gesteld dat zij aan deze verplichtingen heeft voldaan, kan hiervan niet worden uitgegaan en wordt geconcludeerd dat het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen die voor partijen uit de overeenkomst voortvloeien, ten nadele van [gedaagde] aanzienlijk is verstoord. Het prijsbeding wordt dan ook oneerlijk bevonden. Daarbij wordt opgemerkt dat het op grond van artikel 4 van de hiervoor aangehaalde Regeling aan OLVG is om voorafgaand aan de behandeling te controleren of een patiënt daarvoor is verzekerd en dat die informatieplicht niet ligt bij de patiënt, zoals in de algemene voorwaarden van OLVG is bepaald.
8. OLVG mag zich over de oneerlijkheid van het beding eerst nog uitlaten. De zaak wordt daartoe naar de rol verwezen. OLVG moet de gevraagde toelichting en eventuele stukken, inclusief dit vonnis, tenminste twee weken voor de hierna te bepalen rolzitting aan [gedaagde] sturen, met de mededeling dat en hoe hij daarop op die rolzitting kan reageren dan wel daarvoor uitstel kan vragen. OLVG wordt in dat kader verzocht naast de akte ook de mededeling/brief aan [gedaagde] in het geding te brengen. Wanneer niet kan worden vastgesteld dat de akte tijdig en/of met de juiste mededeling aan hem is toegestuurd, wordt deze in beginsel buiten beschouwing gelaten.
9. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

BESLISSING

De kantonrechter:
verwijst de zaak naar de rolzitting van
12 juni 2025 te 10:00 uurvoor het indienen van een akte door OLVG als hiervoor is overwogen;
bepaalt dat OLVG de akte tenminste twee weken voor deze rolzitting aan [gedaagde] moet sturen, zoals hiervoor is overwogen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2025 in tegenwoordigheid van mr. T.C. van Andel, griffier.