ECLI:NL:RBAMS:2025:3321

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
21 mei 2025
Zaaknummer
13-047862-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel van Bulgarije met betrekking tot opgeëiste persoon

Op 21 mei 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door Bulgarije. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot overlevering van de opgeëiste persoon, die gedetineerd is in Nederland, toegewezen. De zaak betreft een EAB dat is uitgevaardigd op 2 februari 2024 en dat strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Bulgarije is veroordeeld tot een gevangenisstraf van in totaal 1 jaar en 6 maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft ook de detentiegarantie van de Bulgaarse autoriteiten beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak niet aangehouden, omdat de raadsman niet tijdig stukken heeft overgelegd ter onderbouwing van een beroep op gelijkstelling met een Nederlander. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, omdat aan de eisen van de Overleveringswet is voldaan en er geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van het EAB.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-047862-24
Datum uitspraak: 21 mei 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 14 maart 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 2 februari 2024 door
the Regional Prosecutor’s Office, Town of Targovishte,Bulgarije (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] (Bulgarije),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
nu gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 7 mei 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.P.M. Balemans, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Bulgaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Bulgaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
Enforceable Ruling No. 248/30.11.2022 in Private Criminal Case No. 752/2022 of the Regional Court of the town of Targovishte, in force as of 16/12/2022, whereby, pursuant to Article 25 of the Criminal Code, a total custodial sentence of 1 (one) year under strict regime of serving was imposed under Judgment No. 9/09.03.2022 in Public Criminal Case No. 585/2021 of the Regional Court of the town of Targovishte, in force as of 25/03/2022 and Judgment No. 161/19.12.2013 in Public Criminal Case No. 794/2013 of the Regional Court of the town of Targovishte, in force as of 19/12/2013.The same ruling decreed SEPARATE serving of a custodial sentence of 6 (six) months under general regime of serving, imposed by Judgment No. 147-A/08.12.2008, in force as of 24/12/2008, in Public Criminal Case No. 757/2008 of the Regional Court of the town of Targovishte.
Reference number:Private Criminal Case No. 752/2022 of the Regional Court of the townof Targovishte;Public Criminal Case No. 585/2021 of the Regional Court of the town of Targovishte;Public Criminal Case No. 794/2013 of the Regional Court of the town of Targovishte;Public Criminal Case No. 757/2008 of the Regional Court of the town of Targovishte.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de overlevering van de opgeëiste persoon dient te worden geweigerd, omdat het onduidelijk is of hij zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen bij alle in het EAB genoemde vonnissen en het onduidelijk is of de verzetsgarantie ziet op al die vonnissen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de behandeling aan te houden om de Bulgaarse uitvoerende justitiële autoriteiten te vragen of de verstrekte verzetsgarantie ziet op alle onderliggende vonnissen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een duidelijke onvoorwaardelijke verzetsgarantie.
Enforceable Ruling No. 248/30.11.2022 hoeft niet te worden getoetst aan artikel 12 OLW omdat bij die beslissing slechts tot tenuitvoerlegging is beslist en er geen beoordelingsruimte voor de rechter was.
Bij
Judgment No.161/19.12.2013 met
Case No. 794/2013 en
Judgment No.147-A/08.12.2008 met
Case No.757/2008) is de opgeëiste persoon in persoon aanwezig geweest.
Voor
Judgment No.9/09.03.2022 met
Case No. 585/2021/09.03.2022 is een onvoorwaardelijke verzetsgarantie afgegeven. Aanhouding van de behandeling van de zaak om de Bulgaarse autoriteiten hier vragen over te stellen is dan ook niet nodig.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Het EAB vermeldt in het EAB in onderdeel d):
“the person was not personally served with the decision, but
the person will be personally served with this decision without delay after the surrender, and- when served with the decision, the person will be expressly informed of his or her right to a retrial or appeal, in which he or she has the right to participate and which allows the merits of the case, including fresh evidence, to be reconsidered, and which may lead to the original decision being reversed, and- the person will be informed of the timeframe within which he or she has to request a retrial or appeal, which will be 180 days”.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit de stukken het volgende blijkt.
Enforceable Ruling No. 248/30.11.2022 hoeft niet te worden getoetst aan artikel 12 OLW omdat bij die beslissing slechts tot tenuitvoerlegging is beslist en er geen beoordelingsruimte voor de rechter was.
Bij
Judgment No.9/09.03.2022 met
Case No. 585/2021/09.03.2022 is één jaar gevangenisstraf opgelegd. Tevens is bij deze beslissing de bij
Judgment No.161/19.12.2013 met
Case No. 794/2013 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van acht maanden omgezet naar een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden. Op grond van artikel 25 van
the Criminal Codezijn deze straffen (één jaar en acht maanden) samengevoegd en is de zwaarste straf, te weten één jaar overgebleven. Van dit jaar heeft de opgeëiste persoon al zes maanden uitgezeten. Er blijven op basis van dit vonnis dus nog zes maanden gevangenisstraf over.
Daarnaast is bij dit vonnis apart de bij
Judgment No.147-A/08.12.2008 met
Case No.757/2008 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden omgezet naar een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden.
In totaal blijven er dus nog zes maanden plus zes maanden, in totaal twaalf maanden door de opgeëiste persoon te ondergane gevangenisstaf over.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat aan artikel 12 OLW moeten worden getoetst
Judgment No.9/09.03.2022 met
Case No. 585/2021/09.03.2022,
Judgment No.161/19.12.2013 met
Case No. 794/2013 en
Judgment No.147-A/08.12.2008 met
Case No.757/2008.s
In de procedures die hebben geleid tot beide vonnissen waarbij de in eerste instantie voorwaardelijke straffen zijn opgelegd (
Judgment No.161/19.12.2013 met
Case No. 794/2013 en
Judgment No.147-A/08.12.2008 met
Case No.757/2008) is de opgeëiste persoon in persoon aanwezig geweest. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW doet zich ten aanzien van deze beslissingen niet voor.
Voor
Judgment No.9/09.03.2022 met
Case No. 585/2021/09.03.2022 is een verzetsgarantie afgegeven.
De rechtbank heeft in eerdere uitspraken [4] door de Bulgaarse uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte verzetsgaranties met een vergelijkbare inhoud als onvoorwaardelijk aangemerkt. De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak tot een andere oordeel te komen.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze verklaring aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en doet de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond zich niet voor. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding de behandeling van de zaak aan te houden om de Bulgaarse autoriteiten hier nadere vragen over te stellen en wijst het daartoe strekkende verzoek van de raadsman af.

4.Strafbaarheid

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd,overtreding van art. 9 lid 1 WVW 1994.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden om hem in de gelegenheid te stellen met stukken een beroep op gelijkstelling van de opgeëiste persoon met een Nederlander te onderbouwen. De opgeëiste persoon heeft in de penitentiaire inrichting niet over zijn telefoon kunnen beschikken en daar staat de informatie in ter onderbouwing van het beroep.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich verzet tegen aanhouding van de behandeling van de zaak. De raadsman heeft het Openbaar Ministerie verzocht om de opgeëiste persoon toegang te geven tot zijn telefoon, welk verzoek door het Openbaar Ministerie 19 maart 2025 is ingewilligd. Bovendien is er het Openbaar Ministerie op 10 april 2025 een email naar de raadsman gestuurd, inhoudende de mededeling dat indien de raadsman vandaag op zitting een beroep op gelijkstelling wil doen, hij de stukken daartoe uiterlijk tien dagen voor de zitting dient aan te leveren. De raadsman is ruimschoots in de gelegenheid geweest de betreffende stukken aan te leveren. De stukken die op de zitting, en derhalve al te laat, door de raadsman zijn overlegd zien bovendien slechts op iets meer dan twee jaar en tonen bij lange na niet aan dat de opgeëiste persoon ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste jurisprudentie van deze rechtbank (sinds april 2021 bovendien wettelijk verankerd in artikel 6, derde lid en 6a, negende lid OLW) stukken ter onderbouwing van een beroep op gelijkstelling tijdig dienen te worden overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat een termijn 10 dagen redelijk is, zodat de stukken door de rechtbank en de officier van justitie kunnen worden bestudeerd en de officier van justitie nog in de gelegenheid is om desgewenst vragen te stellen aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) over de verwachting dat de opgeëiste persoon al dan niet het recht op verblijf in Nederland verliest als gevolg van een hem na overlevering opgelegde straf of maatregel, zoals bepaald in artikel 6, derde lid, OLW. [5]
In deze zaak heeft de raadsman op zitting voor het eerst stukken overgelegd ter onderbouwing van het gelijkstellingsverweer. Gelet op het voorgaande zijn die stukken dus niet tijdig overgelegd. Om die reden zal de rechtbank de stukken buiten beschouwing laten, zodat de opgeëiste persoon niet heeft aangetoond dat aan de eerste voorwaarde is voldaan.
Wat de raadsman op zitting verder heeft aangevoerd ten aanzien van het verblijf van de opgeëiste persoon is onvoldoende aanleiding om de zaak aan te houden om de opgeëiste persoon in de gelegenheid te stellen zijn beroep op gelijkstelling nader te onderbouwen. Het eerste aanknopingspunt voor het verblijf van de opgeëiste persoon in Nederland dateert van 16 augustus 2021. Er is daarom nog geen begin van aannemelijkheid dat de opgeëiste persoon vijf jaar ononderbroken verblijf zou hebben gehad. Daar komt bij dat het Openbaar Ministerie het verzoek van de raadsman om de opgeëiste persoon toegang te geven tot zijn telefoon om daaruit stukken ter onderbouwing van het beroep op gelijkstelling te genereren, al op 19 maart 2025 heeft toegewezen. Niet is gebleken dat deze toegang heeft geleid tot overleggen van stukken en het is de rechtbank ook niet gebleken dat daartoe enige activiteit is verricht door de verdediging. De rechtbank wijst het aanhoudingsverzoek van de raadsman dan ook af.

6.De weigeringsgrond van artikel 11 OLW

Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de overlevering van de opgeëiste persoon dient te worden geweigerd omdat uit de door de uitvaardigende justitiële autoriteiten verstrekte detentiegarantie niet blijkt hoeveel uren de opgeëiste persoon buiten zijn cel kan verblijven en de detentiegarantie bevat evenmin informatie over de mogelijkheden van familiebezoek. Subsidiair heeft de raadsman de rechtbank verzocht de behandeling van de zaak aan te houden om hieromtrent nadere vragen te stellen aan Bulgarije.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verstrekte individuele detentiegarantie voldoende is om het algemene gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling weg te nemen. Uit diverse uitspraken van deze rechtbank blijkt dat als een opgeëiste persoon tussen de drie en vier vierkante meter persoonlijke ruimte krijgt, onderzoek moet worden gedaan worden naar andere factoren die dit gebrek aan persoonlijke ruimte compenseren, zoals het aantal uur dat de opgeëiste persoon buiten zijn cel kan verblijven. In de onderhavige detentiegarantie staat dat de opgeëiste persoon vier vierkante meter persoonlijke ruimte krijgt, zodat onderzoek naar de overige detentieomstandigheden achterwege kan blijven. De officier van justitie verzet zich dan ook tegen aanhouding van de behandeling van de zaak om de Bulgaarse autoriteiten hier vragen over te stellen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft op grond van het Public statement van het
European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(hierna: CPT) van 26 maart 2015 geoordeeld dat in het algemeen een reëel gevaar bestaat dat personen die in Bulgarije zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest). [6] Bij uitspraak van 11 februari 2020 (ECLI:NL:RBAMS:2020:1097) heeft de rechtbank geoordeeld dat het CPT-rapport van 4 mei 2018, naar aanleiding van bezoeken tussen 25 september 2017 en 6 oktober 2017, niet tot een ander oordeel leidt. Dit geldt eveneens ten aanzien van het CPT-rapport van 18 oktober 2022. [7]
Bij brief van 15 april 2025 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit meegedeeld dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering zal worden geplaatst in the Pleven Prison en is uitgebreide informatie verstrekt over de omstandigheden in deze instelling. De brief bevat onder meer de volgende informatie:

In connection with your letters dated 10/04/2025 and 14/04/2025 and the implementation of our EAW 1/2024of 02/02/2024. I would like to inform, you of the following:1. [opgeëiste persoon] of the town of [stad] , with Personal Number [nummer] , should serve the imposed custodial sentences at the Pleven Prison where he will be taken immediately alter his extradition to the country.2. Having in mind the available living space (except for the sanitary premises) and the required minimum of 4 square meters of personal space for one prisoner, the Pleven prison and its Vit closed-type dormitories and Pleven open-type dormitories can accommodate 365 people. As of today, 14/04/2025 there are 283 prisoners at the Pleven prison.
3. for each bedroom. there is a bathroom with constantly running water on each floor, there is a shared bathroom with toilets. The heating is provided by a steam boiler, which maintains the temperatures in the common room and bedrooms between 20 and 24 degrees in the winter months. The steam boiler provides continuous hot water.
There are three meals a dea: breakfast. lunch. and dinner: the menu is taken care of by a professional cook and the normative documents for sufficient caloric content and nutrition are strictly observed. Diets are also provided in relation to an established disease or a certain religion.
There is also a shop for the prisoners. where they can buy all kinds of food if they so wish
On each floor of the dormitory, there is a separate room: a kitchen equipped with utensils, stoves, refrigerators, where prisoners can prepare their own food with the products purchased from the shop or received from their visitors.
There is a medical centre with a hospital and isolator. aswell as a dental office. The medical service is free of charge and is provided by two doctors visiting the prison on a fixed schedule.
The prisoners at the Pleven prison can involve in various activities, such as:
- labour activities
- education and training
- professional qualification courses
- diagnostic procedures
- individual work
- specialized group work
- practical training
- interest clubs
- sports activities
- educational activities
- mandatory stay outdoors for 1 hour and 30 minutes
- visits to the gym
- Library services.”
De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de uitvaardigende justitiële autoriteit, van oordeel dat voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de detentieomstandigheden in Bulgaarse penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, wordt door deze garantie immers uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon. Dat de garantie geen informatie over de mogelijkheden van familiebezoek bevat, is niet relevant. De mogelijkheden van familiebezoek liggen niet ten grondslag aan het algemene gevaar. Het verzoek om aanhouding van de raadsman teneinde nadere informatie te vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit over de detentieomstandigheden wordt dan ook afgewezen.
Gelet op het voorgaande staat artikel 11 OLW niet aan het toestaan van de overlevering in de weg.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12 sub d OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikel 311 Wetboek van Strafrecht, de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Prosecutor’s Office, Town of Targovishte,voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. C. Klomp en D. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Kloos, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 21 mei 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Bijvoorbeeld, rechtbank Amsterdam 2 april 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:2927
5.Zie o.a. rechtbank Amsterdam 3 november 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:8429.
6.Zie het arrest [persoon 1] en [persoon 2] , HvJ EU 5 april 2016, ECLI:EU:C:2016:198, punten 88-90, en o.a. Rechtbank Amsterdam 28 november 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:1269.
7.Rechtbank Amsterdam, 27 oktober 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6217.