ECLI:NL:RBAMS:2025:3380

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
11689296 \ KK EXPL 25-302
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiekortgeding over ontruiming en proceskostenveroordeling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 12 mei 2025, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. W. Albers, een kort geding aangespannen tegen de stichting Woningstichting Rochdale, vertegenwoordigd door mr. R.G. Matti. Eiser vorderde een schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van 20 maart 2025, waarin hij was veroordeeld tot ontruiming van zijn woning. Eiser stelde dat zijn psychische klachten, waaronder schizofrenie, hem zouden belemmeren in de behandeling als hij geen woning had. Tijdens de mondelinge behandeling is echter gebleken dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zijn behandeling niet kan doorgaan zonder woning. De kantonrechter heeft een belangenafweging gemaakt en geconcludeerd dat het belang van Rochdale bij de uitvoerbaarheid van de ontruiming zwaarder weegt dan het belang van eiser bij het behoud van zijn woning. De vordering van eiser is afgewezen en hij is veroordeeld in de proceskosten van Rochdale, begroot op € 610,50. De kantonrechter heeft bepaald dat eiser de woning uiterlijk op 14 mei 2025 moet verlaten.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11689296 \ KK EXPL 25-302
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding van 12 mei 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. W. Albers,
tegen
de stichting
WONINGSTICHTING ROCHDALE,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
hierna te noemen: Rochdale,
gemachtigde: mr. R.G. Matti (vd Hoeden/Mulder Gerechtsdeurwaarders).
Bij dagvaarding van 8 mei 2025, met producties, heeft [eiser] een voorziening gevorderd.
Op 12 mei 2025 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De zaak is behandeld door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en mr. M.E. Zwart da Silva Palma als griffier.
[eiser] is verschenen en bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens [eiser] is ook mevrouw [naam 1] verschenen (hulpverlener). Namens Rochdale is mevrouw [naam 2] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde.
Partijen hebben op de zitting hun standpunten toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. Vervolgens is de mondelinge behandeling geschorst, daarna heeft de kantonrechter in aanwezigheid van partijen mondeling de volgende uitspraak gedaan.

1.De beoordeling

1.1.
Het gaat in deze procedure om de vraag of de tenuitvoerlegging van het vonnis van 20 maart 2025 met zaaknummer 11540621 / KK EXPL 25-87 moet worden geschorst totdat is beslist op het door [eiser] ingestelde hoger beroep. Van belang is dat de veroordeling tot ontruiming van het gehuurde uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, maar dat de uitvoerbaarbijvoorraadverklaring niet (afzonderlijk) is gemotiveerd, zodat de kantonrechter een belangenafweging moet maken. Die belangenafweging valt uit in het voordeel van Rochdale. De vordering van [eiser] wordt afgewezen. Dat wordt als volgt toegelicht.
Het toetsingskader
1.2.
Het uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling in afwachting van een beslissing in hoger beroep ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde - in dit geval [eiser] - bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde hoger beroep is beslist, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen - in dit geval Rochdale - bij de uitvoerbaarheid daarvan.
1.3.
Bij de toepassing van deze maatstaf in kort geding moet worden uitgegaan van de beslissing(en) in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, tenzij sprake is van een kennelijke juridische of feitelijke misslag of als sprake is van een zodanige wijziging van omstandigheden dat moet worden aangenomen dat de rechter tot een andere beslissing zou zijn gekomen als zij van die omstandigheden op de hoogte zou zijn geweest. [1] De kans van slagen van het tegen de beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel blijft buiten beschouwing.
De belangenafweging valt uit in het voordeel van Rochdale
1.4.
[eiser] stelt dat de tenuitvoerlegging van het vonnis van 20 maart 2024 geschorst moet worden omdat de behandeling die hij nu krijgt in verband met zijn schizofrenieklachten geen doorgang kan vinden als hij geen woning heeft, zodat een noodtoestand zal ontstaan. Daarnaast stelt [eiser] dat hij momenteel wel degelijk in de woning woont, dat hij in de woning zorg ontvangt en dat er op de korte termijn geen andere nood- en/of maatschappelijke opvang beschikbaar is.
1.5.
Voor de belangenafweging met betrekking tot de uitvoerbaarheid bij voorraad van de ontruiming is relevant of de ontruiming behandeling van de psychische klachten van [eiser] nu onmogelijk zal maken. Uit het vonnis van 20 maart 2025 blijkt wel dat in overweging 1.3 rekening is gehouden met de psychiatrische klachten van [eiser] , maar niet dat daarbij ook expliciet met de beslissing tot de uitvoerbaarheid bij voorraad rekening is gehouden. [eiser] heeft echter in deze procedure onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de behandeling van zijn klachten niet mogelijk is als hij geen woning heeft. De door hem gestelde behandeling, zoals ter zitting besproken, bestaat immers op dit moment slechts uit het een keer per maand toebrengen van een prikpil door wisselende zorgverleners, zonder verdere behandeling. Hoewel uit de verklaring van de heer [naam 3] blijkt dat het zorgaanbod is gebaseerd op het bieden van ondersteuning bij de cliënt thuis, kan uit de daadwerkelijke zorg dan ook niet worden afgeleid dat deze meer inhoudt dan het toedienen van een maandelijkse prik en valt niet in te zien dat deze prikpil eens per maand niet op een andere locatie kan worden toegediend.
1.6.
Tijdens de zitting is verder gebleken dat [eiser] al sinds 2019 hulpverlening heeft, hij daaraan niet steeds goed heeft meegewerkt en hij zich wel eens van de hulpverlening heeft onttrokken. Ook is gebleken dat [eiser] tot voor kort (vijf dagen geleden) verslaafd was aan cannabis en dat hij niet behandeld werd voor die verslaving. Tot slot heeft hij ter zitting verklaard dat hij de woning tijdens zijn verblijf heeft onderverhuurd en dat hij na (vervroegde) terugkeer uit Marokko kon verblijven bij zijn moeder. Er wordt dan ook vanuit gegaan dat hij in afwachting van opvang (gelet op de door hem gestelde wachtlijsten) opnieuw tijdelijk kan verblijven bij zijn moeder. Alles samen bezien valt dan ook de belangenafweging ten aanzien van de uitvoerbaarheid van voorraad uit in het voordeel van Rochdale, gelet op de aanzienlijke tekortkoming in de verplichtingen uit de huurovereenkomst van [eiser] door de woning onder te verhuren aan een drugsdealer, die vanuit de woning frequent dealde, waarvan de omwonenden veel overlast hebben gehad. De kantonrechter wijst de gevorderde schorsing van tenuitvoerlegging dan ook af.
1.7.
Aangezien Rochdale heeft aangezegd dat de woning per 14 mei 2025 zal worden ontruimd, zal [eiser] de woning uiterlijk op die datum moeten verlaten.
[eiser] moet de proceskosten betalen
1.8.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Rochdale worden begroot op € 610,50, bestaande uit salaris gemachtigde (€ 543,-) en nakosten (€ 67,50).

2.De beslissing

De kantonrechter
2.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
2.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Rochdale begroot op
€ 610,50, eventueel te vermeerderen met de kosten van betekening, te betalen binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis,
2.3.
verklaart dit vonnis met betrekking tot de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Waarvan proces-verbaal,
…………………………….. ………………………………
De griffier De kantonrechter
64183

Voetnoten

1.Hoge Raad 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2020:806.