Op 22 mei 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Keulen in Duitsland. De zaak betreft een verzoek tot overlevering van de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 8 mei 2025 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, aanwezig was en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.E.M.C. Koudijs.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De verdediging voerde aan dat de overlevering moest worden geweigerd vanwege ontoereikendheid van de bewijsvoering in het EAB, maar de rechtbank oordeelde dat het EAB voldoende informatie bevatte over de verdenking en dat de eisen van artikel 2 OLW waren nageleefd. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging en concludeerde dat de opgeëiste persoon, die de Nederlandse nationaliteit heeft, zijn straf in Nederland kan ondergaan.
De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij zij opmerkte dat de opgeëiste persoon voldoende banden met Nederland heeft en dat de tenuitvoerlegging van een eventuele straf beter in Nederland kan plaatsvinden. De rechtbank heeft ook het verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak afgewezen, omdat er geen concreet zicht was op intrekking van het EAB. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.