ECLI:NL:RBAMS:2025:3520

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
11520172
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van een billijke vergoeding na onterechte opzegging van de arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de werkgever, Dyson B.V., de arbeidsovereenkomst van de werknemer, [eiser], opgezegd na toestemming van het UWV wegens bedrijfseconomische redenen. De werknemer verzoekt om een billijke vergoeding, omdat hij meent dat de opzegging onterecht was. De kantonrechter oordeelt dat de opzegging niet rechtsgeldig was, omdat de vergunning van het UWV ten onrechte was afgegeven. De kantonrechter wijst erop dat Dyson niet voldoende inspanningen heeft geleverd om de werknemer te herplaatsen binnen het bedrijf. De kantonrechter concludeert dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van Dyson, waardoor de werknemer recht heeft op een billijke vergoeding. De kantonrechter kent een billijke vergoeding toe van € 45.000,00 bruto, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak, waaronder de houding van Dyson als werkgever en de gevolgen van het ontslag voor de werknemer. De proceskosten worden toegewezen aan Dyson, omdat deze overwegend ongelijk krijgt. De beschikking is gegeven door mr. E.J. Otten en is openbaar uitgesproken op 28 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer / rekestnummer: 11520172 \ EA VERZ 25-101
Beschikking van 28 mei 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. H.J. van Amerongen,
tegen
DYSON B.V.,
gevestigd te Amssterdam,
verwerende partij,
hierna te noemen: Dyson,
gemachtigde: mr. J.W.M. van der Beek.
De zaak in het kort
In deze zaak heeft de werkgever – Dyson – de arbeidsovereenkomst na toestemming van het UWV wegens bedrijfseconomische reden opgezegd. De werknemer [eiser] verzoekt om een billijke vergoeding toe te kennen vanwege een onterechte opzegging op grond van artikel 7:681 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kantonrechter kent een billijke vergoeding toe op grond van artikel 7:682 lid 1 onder a BW.

1.De procedure

1.1.
[eiser] heeft een verzoek gedaan om – onder meer – toekenning van een billijke vergoeding. Dyson heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 25 april 2025 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen en hun gemachtigden hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Beide partijen hebben ook spreekaantekeningen overgelegd en voorgedragen.

2.De feiten

2.1.
[eiser] , geboren [geboortedatum] 1985, heeft de Australische nationaliteit. Hij is sinds 20 november 2023 in dienst bij Dyson. De functie van [eiser] is – volgens de omschrijving in de arbeidsovereenkomst –
[naam functie 1]met een loon van € 97.222,22 bruto per jaar.
2.2.
Voordat [eiser] de arbeidsovereenkomst aanging, woonde hij in Australië. Hij heeft daar gesolliciteerd op een functie bij Dyson in Europa. Vervolgens heeft hij sollicitatiegesprekken gehad met de in Singapore gevestigde [naam 1] ,
[naam functie 2]bij Dyson. Uiteindelijk heeft Dyson [eiser] de hiervoor genoemde functie aangeboden in [plaats] .
2.3.
Dyson en [eiser] zijn vervolgens een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd overeengekomen. Verder heeft Dyson in de rol van referent [eiser] verblijfsvergunning als kennismigrant aangevraagd. Deze verblijfsvergunning als kennismigrant voor arbeid bij Dyson is vervolgens afgegeven voor de duur van vijf jaar.
2.4.
Ongeveer acht maanden later, op 11 juli 2024, heeft Dyson [eiser] een brief gestuurd dat de afdeling waar hij werkzaam is, wereldwijd gereorganiseerd gaat worden en dat daarom zijn functie overtollig wordt. In de brief staat verder dat Dyson de aanvraag voor een ontslagvergunning wegens bedrijfseconomische reden al heeft ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Wel nodigt Dyson [eiser] met deze brief uit om te praten over herplaatsingsmogelijkheden of beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden.
2.5.
Tussen Dyson en [eiser] heeft vervolgens meermaals contact plaatsgevonden en [eiser] heeft ook een gemachtigde ingeschakeld. Dat heeft niet geleid tot een beëindiging met wederzijds goedvinden of herplaatsing in een andere functie.
2.6.
Op de aanvraag die was ingediend bij het UWV voor toestemming om de arbeidsovereenkomst te beëindigen op bedrijfseconomische reden was bij werknemer niet de naam van [eiser] ingevuld, maar de naam van mevrouw [naam 2] . Verder stond bij aanvrager niet Dyson, maar Dyson Technologies BV.
2.7.
Het UWV heeft de aanvraag in behandeling genomen. Na contact met Dyson heeft het UWV de aanvraag aangepast naar [eiser] als werknemer en Dyson als aanvragende werkgever.
2.8.
[eiser] heeft bij het UWV geprotesteerd tegen deze gang van zaken, maar het UWV heeft met de beschikking van 17 oktober 2024 Dyson toestemming gegeven om de arbeidsovereenkomst met [eiser] op te zeggen. Het UWV heeft hierbij overwogen dat Dyson – kort gezegd – de onjuiste gegevens van werknemer en werkgever op de aanvraag mocht herstellen. Verder heeft het UWV overwogen dat Dyson aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een bedrijfseconomische reden waardoor [eiser] functie vervalt en dat Dyson heeft voldaan aan haar inspanningsverplichting met betrekking tot herplaatsing.
2.9.
Enige dagen hierna, met de brief van 21 oktober 2024, heeft Dyson met verwijzing naar de toestemming van het UWV de arbeidsovereenkomst opgezegd met ingang van 1 december 2024.
2.10.
In de tussentijd heeft de gemachtigde van [eiser] een klacht bij het UWV ingediend over de aanpassing van de aanvraag. Het UWV heeft met de brief van 27 december 2024 de klacht gegrond verklaard. Omdat Dyson Technology BV niet de juiste aanvrager was, had het UWV deze aanvraag niet in behandeling mogen nemen, aldus het UWV.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[eiser] verzoekt de kantonrechter
  • de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen,
  • een billijke vergoeding toe te kennen van € 250.000,00, althans in goede justitie te bepalen billijke vergoeding,
  • Dyson te veroordelen in de proceskosten en wettelijke rente daarover bij te late betaling.
3.2.
Volgens [eiser] is de opzegging niet rechtsgeldig. Hij voert aan dat de vergunning van het UWV ten onrechte afgegeven is omdat deze was aangevraagd voor een andere persoon met nagenoeg dezelfde achternaam bij een ander bedrijfsonderdeel. Het UWV had de naam van de werknemer niet in zijn naam mogen veranderen. Dat heeft het UWV ook toegegeven na de klacht die hij hierover had ingediend. Dyson heeft dus zijn arbeidsovereenkomst opgezegd met een UWV-vergunning die niet had mogen worden afgegeven. Omdat herstel van het dienstverband niet mogelijk is, verzoekt [eiser] daarvoor in de plaats een billijke vergoeding. Die heeft hij berekend op €250.000,00.
3.3.
Dyson voert verweer en stelt dat het verzoek moet worden afgewezen. Dyson voert – samengevat – aan dat zij een rechtsgeldige vergunning van het UWV had om de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Die heeft zij dan ook gebruikt. Voor het geval dat zij dat toch niet mocht, wijst Dyson erop dat [eiser] geen aanspraak kan maken op een billijke vergoeding. Dit kan alleen als herstel van het dienstverband in redelijkheid niet mogelijk is vanwege ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Dyson en Dyson betwist dat daarvan sprake is.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] heeft op de zitting verklaard dat hij niet weder tewerk gesteld wil worden, zodat alleen het verzoek om een billijke vergoeding beoordeeld moet worden.
4.2.
Daarom is op de zitting besproken op welke grond [eiser] verzoekt om een billijke vergoeding; op grond van (i) artikel 7:681 lid 1 BW of (ii) op grond van artikel 7:682 lid 1 onder b BW. In situatie (i) waarbij de werkgever geen grond had om de arbeidsovereenkomst op te zeggen of sprake was van ontslagbescherming, heeft de werknemer de keus tussen het vernietigen van de opzegging of toekenning van een billijke vergoeding. In situatie (ii) is het recht op een billijke vergoeding beperkter. De werknemer waarvan de arbeidsovereenkomst is opgezegd met toestemming van het UWV heeft alleen recht op een billijke vergoeding als herstel van de arbeidsovereenkomst in redelijkheid niet mogelijk is vanwege – kort gezegd – ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.
Billijke vergoeding op grond van 7:681 BW ?
4.3.
[eiser] voert aan dat hier sprake is van situatie (i). De toestemming van het UWV heeft een manco, want het UWV heeft na zijn klacht toegegeven dat die vergunning niet afgegeven had mogen worden. Door die vergunning toch te gebruiken heeft Dyson dus zonder wettelijke grond opgezegd. En – zo betoogt [eiser] – mag hij op grond van artikel 7:681 BW kiezen tussen vernietiging van de opzegging of berusten in de opzegging onder toekenning van een billijke vergoeding.
4.4.
De kantonrechter volgt dit betoog van [eiser] niet. Weliswaar heeft het UWV de klacht van [eiser] gegrond verklaard en toegegeven dat hij de aanvraag van Dyson tot opzegging van de arbeidsovereenkomst eigenlijk had moeten afwijzen. Maar het UWV heeft dat oordeel op de klacht pas gegeven nadat die toestemming was verleend en nadat Dyson op basis van die toestemming van het UWV de arbeidsovereenkomst met [eiser] had opgezegd. In zijn ontslagvergunning was het UWV namelijk ook ingegaan op het argument van [eiser] dat de aanvraag incorrect was gegaan. Het UWV was toen nog van mening dat dit mocht, zodat Dyson toen niet hoefde te beseffen dat de vergunning wellicht niet in orde zou zijn. Toen Dyson de toestemming van het UWV gebruikte, was dus sprake van een rechtsgeldige opzegging op de a-grond genoemd in artikel 669 lid 3 BW.
Billijke vergoeding op grond van 7:682 lid 1 sub b BW ?
4.5.
Onder aanvulling van rechtsgronden beoordeelt de kantonrechter vervolgens of [eiser] aanspraak kan maken op een billijke vergoeding op grond van artikel 7:682 BW, de hierboven genoemde situatie (ii).
4.6.
Dat betekent dat de kantonrechter allereerst moet beoordelen of sprake was van het vervallen van [eiser] arbeidsplaats als gevolg van bedrijfseconomische redenen en dat – kort gezegd – herplaatsing binnen redelijke termijn in een andere passende functie niet mogelijk was.
-
Bedrijfseconomische redenen
4.7.
In de beschikking van 17 oktober 2024 overweegt het UWV – kort gezegd – dat Dyson aannemelijk heeft gemaakt de functie van [eiser] door bedrijfseconomische redenen is komen te vervallen. Het UWV wijst op een onderzoek van Dyson waarbij de bedrijfsstructuur moet worden aangepast vanwege eisen van de markt. Hierbij was een evaluatie gemaakt van de huidige projecten van het team van [eiser] . Daaruit bleek dat het bedrijfsmatig niet langer doelmatig is om de functie van [eiser] te handhaven. Dat is verder in overleg met de ondernemingsraad van Dyson gegaan. Daarnaast zijn de meeste verantwoordelijkheden van [eiser] vervallen door stagnatie van een project en andere taken en verantwoordelijkheden van [eiser] worden door ander teamleden overgenomen. Aan het afspiegelingsbeginsel komt het UWV niet toe, omdat [eiser] een unieke functie heeft. Dat blijkt uit het organogram en [eiser] spreekt dat niet tegen, aldus het UWV.
4.8.
In deze procedure bij de kantonrechter heeft [eiser] tegen deze overwegingen van het UWV geen gronden ingediend. Deze overwegingen van het UWV vinden ook steun in de stukken, zodat de kantonrechter deze ook tot de zijne maakt. Wel voert [eiser] aan dat [naam 1] van Dyson bij zijn sollicitatiegesprekken en bij het aanbieden van de functie hem toegezegd had dat het in ieder geval om een functie van drie tot vier jaar ging. Maar bij de beoordeling of een functie al dan niet vervalt vanwege bedrijfseconomische redenen, is een dergelijke toezegging niet relevant. Dat betekent dat vast komt te staan dat de functie van [eiser] wegens bedrijfseconomische redenen is komen te vervallen.
-
Herplaatsing
4.9.
Dat ligt anders voor Dysons inspanningsverplichting om – kort gezegd – [eiser] te herplaatsen binnen het bedrijf. De kantonrechter is met [eiser] van oordeel dat van Dyson hier een meer actieve houding verwacht mocht worden, zeker gelet op de omvang van het bedrijf. Uit het dossier volgt dat de inspanningen van Dyson niet veel verder gingen dan het uitnodigen en voeren van enkel algemene gesprekken hierover en het toezenden van een lijst met beschikbare vacatures. Verder is niet duidelijk geworden waarom de door [eiser] geopperde functies
Operations Manageren
Personalisation Manageral dan niet na scholing, ongeschikt of niet beschikbaar waren.
4.10.
Dat betekent dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst in strijd is met de vereisten van artikel 7:669 lid 1 en 3 BW.
-
Ernstig verwijtbaar handelen
4.11.
Vervolgens moet de kantonrechter beoordelen of herstel van de arbeidsovereenkomst in redelijkheid niet mogelijk is vanwege – kort gezegd – ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Dyson.
4.12.
In dit geval is sprake van ernstig verwijtbaar handelen en nalaten van Dyson. Ook los of al dan niet toegezegd was dat de functie voor drie tot vier jaar gegarandeerd was, heeft Dyson [eiser] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangeboden. Hier hoorde ook een verblijfsvergunning bij, omdat [eiser] Australiër is en in de EU werkzaamheden ging verrichten. Als Dyson dan binnen acht maanden weer van [eiser] af wil om bedrijfseconomische redenen en hem amper begeleiding biedt bij het vinden van passend werk, terwijl bekend is dat hij van de andere kant van de wereld is overgekomen, kan niet anders gezegd worden dan dat Dyson hier wel heel nonchalant omgaat met haar werknemers. Dat valt Dyson ernstig te verwijten.
4.13.
Dat betekent dat [eiser] aanspraak kan maken op een billijke vergoeding op grond van artikel 7:682 lid 1 onder b BW.
De hoogte van de billijke vergoeding
4.14.
[eiser] heeft verzocht om een billijke vergoeding ter hoogte van € 250.000,00 bruto. Hij gebaseerd dit op 24 maanden salaris, de resterende duur van het toegezegde dienstverband in combinatie met zijn beperkte recht als kennismigrant op een ww-uitkering. Verder voert hij een afkoopsom op van een Australische lease-overeenkomst van € 33.000,00 en de te maken kosten voor terugkeer naar Australië van € 10.000,00.
4.15.
Voor zover [eiser] bedoeld heeft dat hij hier zijn schade vergoed wil zien voor de – volgens hem – resterende duur van het arbeidscontract en overige gemaakte en te maken kosten, volgt de kantonrechter die wijze van berekenen niet. De wetgever heeft met de billijke vergoeding namelijk geen schadevergoeding op het oog gehad, maar een vergoeding die in relatie staat tot het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Bij het bepalen van de hoogte van die vergoeding moeten alle relevante omstandigheden betrokken worden, zie ook het arrest van de Hoge Raad van 30 juni 2017 [1] . Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening gehouden worden, voor zover die toe te rekenen zijn aan het verwijt dat de werkgever gemaakt kan worden. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer gecompenseerd wordt voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.
4.16.
In dit geval kent de kantonrechter [eiser] een billijke vergoeding toe van € 45.000,00 bruto. Voor de hoogte van dit bedrag is allereerst de houding van Dyson als werkgever bepalend. Die houding heeft er namelijk toe geleid dat [eiser] zijn baan binnen een jaar verloren is, enkel vanwege economische redenen van het bedrijf. Maar uit het geheel blijkt dat het de intentie van Dyson was om [eiser] een baan voor langere duur aan te bieden. Weliswaar is [eiser] hoger opgeleid en had hij een functie met een bijbehorend hoger salaris, waardoor hij in beginsel in staat moet zijn om op korte termijn arbeid te vinden met een passend salaris. Dat gegeven dempt weer de hoogte van de billijke vergoeding. Maar wat [eiser] hier tegenwerkt is dat hij niet zomaar in Nederland een baan kan accepteren. Zijn verblijfsvergunning moet hiervoor aangepast worden en dat lukt alleen met medewerking van de nieuwe werkgever en een bijbehorend salaris in een bovenmodale categorie, overeenkomstig de kennismigrantenregeling. Daarmee zijn de mogelijkheden in Nederland kleiner om snel nieuwe arbeid te vinden. Alternatief is om in Australië een baan te accepteren, maar dan moet hij kosten maken om terug te keren.
4.17.
Voor zover [eiser] met zijn verzoek om de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen, bedoeld heeft een verklaring voor recht te vragen, wordt dat afgewezen. Hiervoor bestaat geen zelfstandig belang meer, omdat de billijke vergoeding is toegewezen.
Proceskosten en uitvoerbaar bij voorraad.
4.18.
De proceskosten komen voor rekening van Dyson, omdat Dyson overwegend ongelijk krijgt. De proceskosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op € 1.039,00 (€ 90,00 aan griffierecht, € 814,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten), plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.
4.19.
De verzochte wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.20.
Tegen de verzochte uitvoerbaar bij voorraadverklaring is geen verweer gevoerd, zodat deze toegewezen wordt. Dat betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Dyson tot betaling aan [eiser] van € 45.000,00 bruto aan billijke vergoeding als bedoeld in artikel 7:682 BW,
5.2.
veroordeelt Dyson in de proceskosten van € 1.039,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Dyson niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt Dyson tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.J. Otten en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025.
761

Voetnoten

1.ECLI:NL:HR:2017:1187 (New Hairstyle).