ECLI:NL:RBAMS:2025:3555

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
30 mei 2025
Zaaknummer
13-401797-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een Europees aanhoudingsbevel vanwege detentieomstandigheden in Polen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 mei 2025 uitspraak gedaan over een vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Sąd Okręgowy w Krakowie, Polen. De opgeëiste persoon, geboren in 1967, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.C.D. Newoor, en een tolk. Tijdens de zitting op 27 maart 2025 werd de termijn voor de uitspraak verlengd en werd de gevangenhouding bevolen, maar geschorst tot de uitspraak. In een tussenuitspraak op 10 april 2025 oordeelde de rechtbank dat er een individueel reëel gevaar bestond voor schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon in Polen, wat leidde tot een aanhouding van de beslissing over de overlevering. De rechtbank stelde een termijn van dertig dagen in om te wachten op eventuele wijzigingen in de omstandigheden. Op 14 mei 2025 werd de behandeling voortgezet, maar de rechtbank concludeerde dat de aanvullende informatie van de Poolse autoriteiten onvoldoende garanties bood om het reële gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling uit te sluiten. Uiteindelijk besloot de rechtbank geen gevolg te geven aan het EAB en verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn vordering, waarmee de overleveringsprocedure eindigde.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-401797-24
Datum uitspraak: 28 mei 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 28 januari 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 23 juli 2024 door de
Sąd Okręgowy w Krakowie, III Wydział Karny [the Regional Court in Kraków, 3rd Criminal Division], Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1967,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 27 maart 2025
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 27 maart 2025, in
aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is
verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.C.D. Newoor, advocaat in Rotterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW)
uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding
bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.
Tussenuitspraak 10 april 2025
Bij tussenuitspraak van 10 april 2025 [3] heeft de rechtbank vastgesteld dat voor de opgeëiste persoon sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van zijn grondrechten als hij in Polen in een
remand regimewordt gedetineerd, nu met de aanvullende informatie het eerder vastgestelde algemene gevaar niet is weggenomen. Op grond van artikel 11, tweede lid, OLW is de beslissing over de overlevering aangehouden, omdat een mogelijkheid bestaat dat bij wijziging van de omstandigheden het reële gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling alsnog – en binnen afzienbare tijd – kan worden uitgesloten. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en geschorst en een redelijke termijn van dertig dagen gesteld om af te wachten of een wijziging zou kunnen optreden, waarbij op de volgende zitting de rechtbank zal onderzoeken of een wijziging in de omstandigheden is opgetreden. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat als binnen deze termijn zich geen gewijzigde omstandigheden voordoen, geen gevolg zal worden gegeven aan het EAB.
Ook heeft de rechtbank op basis van artikel 22, vierde lid, sub c, OLW de termijn waarbinnen zij uitspraak moet doen met zestig dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de geschorste gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting 14 mei 2025
De rechtbank heeft de behandeling van het EAB voortgezet op de zitting van 14 mei 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.C.D. Newoor, advocaat in Rotterdam, en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak

De rechtbank stelt vast dat bij de tussenuitspraak van deze rechtbank van 10 april 2025 reeds is geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB, het genoegzaamheidsverweer, de strafbaarheid van de feiten, de weigeringsgrond van artikel 13 OLW en over de toepassing van artikel 11 OLW in combinatie met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest). Deze overwegingen kunnen als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.
3.1.
De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat de opgeëiste persoon niet heeft aangetoond dat hij vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven. Haar overwegingen daaromtrent kunnen hier als herhaald en ingelast worden beschouwd. De rechtbank heeft echter, vanwege de schorsing van het onderzoek ter zitting in verband met de detentieomstandigheden in
remand regimes, de raadsman in de gelegenheid gesteld om voor de volgende zitting alsnog het rechtmatig verblijf middels objectieve stukken te onderbouwen.
Op 4 mei 2025 heeft de raadsman aanvullende financiële stukken verstrekt. De raadsman stelt zich op het standpunt dat de opgeëiste persoon tussen 2019 en 2022 voldoende inkomen heeft verdiend. Uit de jaaropgave van 2023 en 2024 volgt daarentegen dat in die jaren niet voldoende is verdiend. De raadsman kan daarover geen nadere toelichting geven en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet is aangetoond dat de opgeëiste persoon vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven.
De rechtbank is van oordeel dat de aanvullende informatie van 4 mei 2025 niet kan leiden tot een ander oordeel dan in de tussenuitspraak is gegeven. De opgeëiste persoon heeft, ook met de nieuwe stukken, niet aangetoond dat hij vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven. Het beroep op artikel 6 OLW slaagt dus niet.

4.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden in Poolse remand prisons

De rechtbank verwijst in dit kader allereerst naar haar overwegingen onder punt 7 van de tussenuitspraak van 10 april 2025, die hier als herhaald en ingelast moeten worden beschouwd.
Naar aanleiding van de tussenuitspraak zijn door het Internationaal Rechtshulp Centrum (hierna: IRC) op 22 april 2025 aanvullende vragen gesteld aan de Poolse autoriteiten, te weten:
“Can youguaranteethat the wanted person will be placed in a cell in which he will have at least 4 square meters of personal space, not including sanitary facilities?
Or
Can you confirm that the wanted person can spend at least 2 hours per day outside of his cell (including the daily walk of at least 1 hour, the time that the residential cells may be opened, time in the recreation room, visiting hours and participation in employment, teaching, cultural, religious, sports and educational activities (if he requests to participate in these activities))?
Can you state how many hours per week, on average, the cell doors remain open?”
De Poolse autoriteiten hebben bij e-mailbericht van 8 mei 2025 hierop als volgt geantwoord:
“1. At the Cracow Remand Prison there is a minimum of 3 square metres per suspect in the residential cells. There are also residential cells with a larger surface area, i.e. 4 square metres per suspect. I will take all measures to ensure that suspects are detained in larger residential cells. We stand by our previous position.
2. We also maintain our previous position. It is not possible at present to say how much time out of cell suspects who are pre-trial detainees can be held. This depends on a number of factors, which I have written about previously. It is certainly more than one hour a day of walking, and as a general rule it could be around 2.5 hours to 3 hours a day. It depends on the use of many activities such as:
- Go to the bathhouse,
- for visits with the defence counsel,
- for visits with loved ones,
- phone calls,
- the number of sports, cultural and educational activities the suspect chooses to participate in. This depends on the availability and capacity of the detention centre.
- conversations with a psychologist,
- conversations with an educator,
- discussions with the custody administration,
- participation in religious ceremonies (mass),
- walk - minimum 1 hour.
Participation in these activities is voluntary and it is impossible to predict how long they will last.”
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft de rechtbank verzocht geen gevolg te geven aan het EAB en de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, omdat met de aanvullende informatie het individueel reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling voor de opgeëiste persoon niet is weggenomen. Uit de aanvullende informatie blijkt dat de Poolse autoriteiten aansluiten bij het eerder ingenomen standpunt in de aanvullende informatie van 25 maart 2025. Daarmee wordt geen zekerheid geboden, te meer nu de activiteiten afhankelijk worden gemaakt van beschikbaarheid en capaciteit van de detentie-instelling. Daarnaast volgt uit de stukken van de Poolse autoriteiten niet zonder meer dat de opgeëiste persoon in een huis van bewaring of penitentiaire inrichting in Krakau terecht zal komen. Het is onduidelijk of in detentie-instellingen in de regio dezelfde garanties aanwezig zullen zijn. Bovendien wordt door de Poolse autoriteiten geen antwoord gegeven op de vraag hoeveel uren per week de celdeuren gemiddeld open zullen staan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat in de aanvullende informatie een garantie van 4 m2 persoonlijke ruimte kan worden gelezen. Subsidiair wordt in ieder geval 3 m2 persoonlijke ruimte gegarandeerd. Er worden diverse activiteiten buiten de cel genoemd. Hierbij gaat het om activiteiten waar de opgeëiste persoon recht op heeft en dus gebruik van kan maken, en niet of de opgeëiste persoon daadwerkelijk van deze activiteiten gebruik maakt. De regel is dat de opgeëiste persoon de mogelijkheid moet hebben om minstens twee uur per dag buiten de cel te kunnen verblijven. [4] De aanvullende informatie garandeert in voldoende mate dat de opgeëiste persoon deze mogelijkheid heeft. Meer subsidiair moet rekening worden gehouden met de werkmogelijkheden, het openstaan van de celdeuren gedurende de dag en gebruik kunnen maken van de
common room. [5]
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of zich binnen de in de tussenuitspraak gestelde redelijke termijn een wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan op grond waarvan het individuele reële gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest ten aanzien van de opgeëiste persoon kan worden uitgesloten. De rechtbank is van oordeel dat de hierboven weergegeven door de Poolse autoriteiten verstrekte aanvullende informatie daartoe onvoldoende aanknopingspunten biedt op grond van het volgende.
Het eerste antwoord van de aanvullende informatie van 8 mei 2025 richt zich op de
Cracow Remand Prison. Uit dit antwoord blijkt niet van een garantie dat de opgeëiste persoon 4 m2 persoonlijke ruimte tot zijn beschikking zal hebben. Het nemen van alle mogelijke maatregelen om te garanderen dat de opgeëiste persoon in een cel van 4 m2 zal worden gedetineerd, is immers geen garantie dat dit daadwerkelijk het geval zal zijn.
De rechtbank gaat er daarom van uit dat de opgeëiste persoon over een persoonlijke ruimte tussen 3 m2 en 4 m2 zal beschikken. Op grond van de aanvullende informatie kan worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon in ieder geval één uur per dag mag wandelen. Onduidelijk is echter hoeveel tijd hij daarnaast dagelijks buiten zijn cel kan verblijven. De mededeling dat het aantal uren per dag buiten de cel ongeveer 2,5 tot 3 uur per dag
kanzijn, is niet afdoende. Uit de aanvullende informatie blijkt bovendien dat het aantal sportieve, culturele en educatieve activiteiten afhankelijk is van de beschikbaarheid en capaciteit in de detentie-instelling. Daarmee is de aanvullende informatie niet toegespitst op de
Remand Prisonin
Cracow, en dus te algemeen van aard.
De rechtbank is van oordeel dat voornoemde aanvullende informatie niet heeft geleid tot een wijziging in de omstandigheden als bedoeld in artikel 11, tweede lid, OLW. Het eerder vastgestelde individuele reële gevaar voor de opgeëiste persoon is hiermee dan ook niet weggenomen. De rechtbank zal daarom geen gevolg geven aan het EAB gelet op het bepaalde in artikel 11, eerste lid, OLW en zal de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Daarmee is de overleveringsprocedure geëindigd.

5.Slotsom

De rechtbank zal met toepassing van artikel 11, eerste lid, OLW geen gevolg geven aan het EAB en de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 7, 11, 13 en 28 OLW.

7.Beslissing

GEEFTmet toepassing van artikel 11, eerste lid, OLW geen gevolg aan het EAB.
VERKLAARTde officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.
HEFT OPhet - geschorste - bevel gevangenhouding.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en E.M. de Bie, rechters,
in tegenwoordigheid van G. Riedijk, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 28 mei 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Rb. Amsterdam 10 april 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:2381.