In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 30 mei 2025 een tussenuitspraak gedaan in een consumentenzaak met betrekking tot een onderwijsovereenkomst tussen de eisende partij, de Open Universiteit, en de gedaagde partij, die niet is verschenen. De eisende partij heeft gevorderd dat de gedaagde partij zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 5.602,95, met nevenvorderingen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij duidelijkheid moet verschaffen over de vraag of de opleiding bekostigd is op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) en of de gedaagde partij alleen het wettelijk collegegeld verschuldigd is. Indien er geen sprake is van een bekostigde opleiding, moet de eisende partij toelichten dat zij heeft voldaan aan de precontractuele en contractuele informatieplichten. De kantonrechter heeft ook overwogen dat het beding in de algemene voorwaarden over buitengerechtelijke incassokosten als oneerlijk kan worden aangemerkt, en heeft de eisende partij in de gelegenheid gesteld om zich hierover uit te laten. De zaak is verwezen naar de rol voor akte uitlating door de eisende partij, en verdere beslissingen zijn aangehouden.