ECLI:NL:RBAMS:2025:3664

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
3 juni 2025
Zaaknummer
11612405 \ EA VERZ 25-310
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissement van The Health House Groep en gevolgen voor de procedure van verzoeker

In deze zaak heeft de kantonrechter op 3 juni 2025 een tussenbeschikking gegeven in een procedure tussen verzoeker, een werknemer van The Health House Groep, en zijn werkgever, die daags voor de mondelinge behandeling failliet is verklaard. Verzoeker had een verzoek ingediend om te verklaren dat zijn ontslag op staande voet ongeldig was en om verschillende vergoedingen te vorderen, waaronder een billijke vergoeding en de transitievergoeding. Echter, na de faillietverklaring heeft verzoeker aangegeven geen zelfstandig belang meer te hebben bij de verzochte verklaring voor recht, wat leidde tot de schorsing van de procedure op grond van artikel 29 van de Faillissementswet. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzochte veroordelingen tot betaling van vergoedingen verifieerbare vorderingen zijn, die van rechtswege zijn geschorst door de faillietverklaring. De zaak is voor onbepaalde tijd aangehouden, en partijen zijn geïnformeerd dat zij de rechtbank moeten berichten als zij wensen door te procederen. De beslissing van de kantonrechter houdt in dat verdere beslissingen worden aangehouden totdat er meer duidelijkheid is over de voortgang van de procedure na het faillissement.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer / rekestnummer: 11612405 \ EA VERZ 25-310
Beschikking van 3 juni 2025
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. R.F. van Emden,
tegen
THE HEALTH HOUSE GROEP B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verwerende partij,
hierna te noemen: The Health House Groep,
vertegenwoordigd door: [vertegenwoordiger van de B.V.] .
De zaak in het kort
Daags voor de mondelinge behandeling is The Health House Groep failliet verklaard. Omdat [verzoeker] vervolgens heeft verklaard geen zelfstandig belang te hebben bij de door hem verzochte verklaring voor recht, is de mondelinge behandeling niet doorgegaan. De procedure is geschorst op grond van artikel 29 Faillissementswet (hierna: Fw).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 9 mei 2025 met producties.
1.2.
De mondelinge behandeling was bepaald op dinsdag 27 mei 2025. Per e-mail van 23 mei 2025 informeerde de gemachtigde van [verzoeker] de rechtbank dat The Health House Groep op 20 mei 2025 in staat van faillissement is komen te verkeren. De gemachtigde heeft vervolgens desgevraagd laten weten dat [verzoeker] geen zelfstandig belang heeft bij de door hem verzochte verklaring voor recht. Partijen zijn daarop geïnformeerd dat de mondelinge behandeling geen doorgang zou vinden.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 2008, is op 12 juli 2024 in dienst getreden bij The Health House Groep. Zijn functie was winkelmedewerker/runner en hij verdiende € 12,50 bruto per uur inclusief vakantietoeslag.
2.2.
Op 26 januari 2025 is [verzoeker] op staande voet ontslagen.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] heeft zich bij het ontslag op staande voet neergelegd, maar verzoekt de kantonrechter – samengevat – om voor recht te verklaren dat het ontslag op staande voet ongeldig is, met veroordeling van The Health House Groep tot betaling van een billijke vergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, de transitievergoeding, achterstallig loon met wettelijke verhoging en niet-opgenomen vakantiedagen. Voor het geval de arbeidsovereenkomst wel rechtsgeldig zou zijn beëindigd, verzoekt hij veroordeling van The Health House Groep tot betaling van de transitievergoeding, achterstallig loon met wettelijke verhoging en niet-opgenomen vakantiedagen. Ook verzoekt hij wettelijke rente over die bedragen en proceskosten.

4.De beoordeling

Wat zijn de gevolgen van het faillissement voor de verzoeken?
4.1.
Als de verwerende partij tijdens een lopende procedure failliet wordt verklaard, moet een onderscheid worden gemaakt tussen rechtsvorderingen die de voldoening van een verbintenis uit de boedel ten doel hebben (verifieerbare vorderingen zoals bedoeld in artikel 26 Fw) en rechtsvorderingen die niet de voldoening van een verbintenis uit de boedel ten doel hebben, maar waarbij wel een belang van de boedel betrokken is (niet-verifieerbare vorderingen zoals bedoeld in artikel 25 Fw).
4.2.
Verifieerbare vorderingen worden door de faillietverklaring van rechtswege geschorst op grond van artikel 29 Fw, om te kunnen worden voortgezet als de vordering ter verificatie wordt betwist. Niet-verifieerbare vorderingen worden niet van rechtswege geschorst, maar kunnen op verzoek van de verzoekende partij worden geschorst om de curator in het geding op te roepen (artikel 28 Fw).
4.3.
De door [verzoeker] verzochte veroordeling tot betaling van de verschillende vergoedingen, het achterstallig loon met wettelijke verhoging en de niet-opgenomen vakantiedagen zijn verifieerbare vorderingen. De verzoeken daartoe zijn daarom op grond van artikel 29 Fw vanaf het faillissement van rechtswege geschorst. Dat geldt ook voor de verzochte verklaring voor recht, aangezien [verzoeker] desgevraagd heeft verklaard daarbij geen zelfstandig belang te hebben (HR 21 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:675).
4.4.
De procedure is dus van rechtswege geschorst. De zaak wordt voor onbepaalde tijd aangehouden. Als een partij wenst voor te procederen, dient zij de rechtbank dienovereenkomstig te berichten.
4.5.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1.
verstaat dat het geding op grond van artikel 29 Faillissementswet is geschorst;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.B. Cramwinckel en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2025.