ECLI:NL:RBAMS:2025:3692

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
3 juni 2025
Zaaknummer
13/081850-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel voor een minderjarige met 24 maanden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 mei 2025 een beschikking gegeven over de verlenging van de PIJ-maatregel voor een minderjarige, geboren in 2004, die momenteel verblijft in een jeugdinrichting. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de PIJ-maatregel met 24 maanden te verlengen toegewezen. De PIJ-maatregel was eerder verlengd op 23 november 2023 voor een periode van zestien maanden. De rechtbank heeft de vordering behandeld in raadkamer met gesloten deuren, waarbij verschillende deskundigen en betrokkenen zijn gehoord, waaronder de officier van justitie en de raadsvrouw van de veroordeelde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er in de afgelopen periode veel is gebeurd, waaronder een incident waarbij de minderjarige zich heeft onttrokken tijdens een semi-begeleid verlof. Dit heeft geleid tot zorgen over zijn gedrag en de noodzaak voor verdere behandeling. Deskundigen hebben aangegeven dat de risico's op gewelds- en seksuele recidive hoog zijn, en dat er veel stappen gezet moeten worden om deze risico's te verminderen. De rechtbank is van oordeel dat er voldoende tijd en ruimte moet zijn voor de minderjarige om aan zijn behandeldoelen te werken, en heeft daarom besloten de termijn van de maatregel te verlengen met 24 maanden. De rechtbank heeft het verweer van de advocaat om de verlenging te beperken tot 15 maanden verworpen, omdat er geen concrete aanleiding voor was. De maatregel is aangevangen op 9 december 2021 en zal, behoudens verdere verlenging, voorwaardelijk eindigen op 28 november 2025 en onvoorwaardelijk op 28 november 2026.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.081850.20
Beslissing op de op 11 maart 2025 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak tegen:
[veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004,
verblijvende in de [jeugdinrichting] ,
die bij arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 20 juli 2021 werd veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna ook: PIJ-maatregel).
De PIJ-maatregel is laatstelijk bij beschikking van deze rechtbank van 23 november 2023 voor de duur van zestien maanden verlengd.

De vordering

De schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van de PIJ-maatregel met 24 maanden. Ter zitting heeft de officier van justitie gepersisteerd bij de vordering.

De procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • de vordering van de officier van justitie van 11 maart 2025;
  • het op 10 februari 2025 uitgebrachte verlengingsadvies door [jeugdinrichting] , strekkende tot verlenging van de PIJ-maatregel met vierentwintig maanden;
  • het elfde en twaalfde Perspectiefplan;
  • het Pro Justitia rapport van 8 maart 2025, opgesteld door drs. [persoon 1] , kinder- en jeugdpsychiater;
  • het Pro Justitia rapport van 10 februari 2025, opgesteld door drs. [persoon 2] ,
GZ-psycholoog.
De rechtbank heeft op 8 mei 2025 de vordering in de raadkamer met gesloten deuren behandeld. Van de mondelinge behandeling is afzonderlijk een proces-verbaal gemaakt.
Verschenen en gehoord zijn:
  • de officier van justitie, mr. R. Wiegant;
  • [veroordeelde] , bijgestaan door zijn raadsvrouw N.C. Reehuis;
  • de deskundige, [persoon 3] , verbonden aan de [jeugdinrichting] ;
  • de moeder en zus van [veroordeelde] .

De standpunten

Voor de standpunten wordt verwezen naar het proces-verbaal van de behandeling van de vordering in raadkamer met gesloten deuren.

De beoordeling

Gelet op voormeld advies, het verhandelde in raadkamer en artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen en een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van [veroordeelde] eisen dat de termijn van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met
vierentwintig maandenwordt verlengd. De rechtbank zal hierna deze beslissing uitleggen.
De rechtbank stelt vast dat er in de afgelopen periode veel is gebeurd. [veroordeelde] heeft zich in juli 2024 onttrokken tijdens zijn semi-begeleid verlof en er heeft toen een incident plaatsgevonden waarvoor [veroordeelde] is gedagvaard. Dit heeft gevolgen gehad voor zijn huidige traject. Enerzijds is na dit incident bij [veroordeelde] meer inzicht en herkenning in zijn (seksuele) gedachten ontstaan, wat een positieve ontwikkeling is. Anderzijds betekent dit ook dat het verlof is stopgezet en dat er opnieuw een delictanalyse moet komen om risicofactoren in beeld te brengen. Daarbij komt dat er recent meer zorgen naar voren zijn gekomen over agressie bij [veroordeelde] . Hier moet meer zicht op komen. De risico’s op gewelds- en seksuele recidive worden door de deskundigen als hoog ingeschat. Om dit recidiverisico terug te dringen moeten veel stappen worden gezet. Het doorlopen van deze stappen gaat gepaard met veel tijd. Op dit moment staat [veroordeelde] nog op de wachtlijst voor schematherapie, is hij nog bezig met PMT en moet het verlof weer opnieuw worden opgebouwd. De rechtbank begrijpt het gevoel van een gebrek aan perspectief bij [veroordeelde] als de vordering verlengd wordt met 24 maanden. Zij is niettemin van oordeel dat de deskundigen goed hebben onderbouwd waarom een verlenging van 24 maanden toch nodig is om alle stappen te zetten. Het is belangrijk dat er voldoende tijd en ruimte is tijdens het traject van [veroordeelde] om aan alle behandeldoelen te werken. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan het verweer van de advocaat de verlenging te beperken tot een periode van 15 maanden, ook niet om daarmee een vinger aan de pols te houden nu daar geen concrete aanleiding toe is.
Gevolg gevend aan het bepaalde in artikel 6:6:31, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, stelt de rechtbank vast dat de maatregel is aangevangen op 9 december 2021 en behoudens verdere verlenging of opschorting, voorwaardelijk zal eindigen op 28 november 2025 en onvoorwaardelijk zal eindigen op 28 november 2026.

Beslissing

De rechtbank:
wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van [veroordeelde] met vierentwintig maanden.
Deze beschikking is gegeven in raadkamer van deze rechtbank door
mr. K. Duker, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. K.M. van Hassel en A.E. van Montfrans, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van mrs. D. van Amelsvoort en A.M. Elsman, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 mei 2025.