ECLI:NL:RBAMS:2025:3946

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
11665528
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over de rechtsgeldigheid van de opzegging van de arbeidsovereenkomst via WhatsApp

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, Koninklijke PostNL B.V. De werknemer vorderde betaling van achterstallig loon, omdat hij stelde dat zijn arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig was opgezegd. De werknemer had op 2 januari 2025 via WhatsApp een bericht gestuurd aan zijn leidinggevende waarin hij aangaf zijn dienstverband te willen beëindigen per 23 februari 2025. De werkgever interpreteerde dit als een duidelijke en ondubbelzinnige opzegging van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer met zijn WhatsApp-bericht inderdaad de arbeidsovereenkomst had opgezegd, ondanks dat de cao van PostNL voorschrijft dat opzegging schriftelijk moet gebeuren. De rechter concludeerde dat de opzegging rechtsgeldig was, omdat de werknemer zich na het versturen van het bericht feitelijk als een vertrekkende werknemer had gedragen en pas 1,5 maand later protesteerde tegen de opzegging. De vorderingen van de werknemer werden afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
fno: 33623
Zaaknummer: 11665528 \ KK EXPL 25-261
Vonnis in kort geding van 28 mei 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. M. Westerveld,
tegen
de besloten vennootschap KONINKLIJKE POSTNL B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde partij,
hierna te noemen: PostNL,
gemachtigde: mr. B. Filippo.

1.De procedure

Bij dagvaarding met producties, heeft [eiser] een voorziening gevorderd. PostNL heeft een conclusie van antwoord met producties genomen.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. [eiser] is verschenen, vergezeld door een tolk en de gemachtigde. Namens PostNL zijn mr. G. Langhorst en mw. [naam] verschenen, vergezeld door de gemachtigde. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht, mede aan de hand van pleitnotities, en vragen van de kantonrechter beantwoord. Na verder debat is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is op 6 juli 2015 bij PostNL in dienst getreden. Hij was laatstelijk werkzaam in de functie van Allround Medewerker Sorteren tegen een salaris van € 927,57 bruto per maand voor 15 uur per week. Op de arbeidsovereenkomst is de cao van PostNL van toepassing (verder: de cao).
2.2.
[eiser] is op 24 en 27 december 2024 niet op het werk verschenen en was niet bereikbaar. PostNL heeft [eiser] hierop aangeschreven en hem gevraagd een schriftelijke verklaring voor zijn afwezigheid te geven.
2.3.
[eiser] heeft op 2 januari 2025 het volgende Whatsappbericht aan zijn leidinggevende bij PostNL, mevrouw [naam] (verder: [naam] ), gestuurd:
“(…) I am verry sorry i missed your call amidst this tumultuous Christmas period. On the subject of me leaving PostNL i would like to ask you for opinion. Il decided i’d like to terminate the contract on the 23rd of February. Last time i spoke to you i mentioned the end of January but i would like to give myself a bit more extra time to be sure that everything is done smooth and in a proper way.
Would you be ok with 23rd of February as the date of my leave?
I can write and send you the resignation letter anytime you wish me too. Also, regarding your current request to send you a letter explaining my last aabsence – in this circumstances i see it as unnecessary and i’d like to ask you to skip this one. Would you also be ok about that? (…)”
2.4.
[naam] heeft diezelfde dag gereageerd op het Whatsappbericht van [eiser] :
“(...) Thank you for your message and for clearly explaining your planned departure. I agree with February 23 as the end date of your contract. I also consider this message as your official resignation letter, so there is no need to send a separate letter. (…)”
2.5.
[naam] heeft een paar minuten na het versturen van haar reactie het dienstverband tussen partijen aangepast naar ‘beëindigd op eigen verzoek van werknemer’ in de HR-systemen van PostNL. Door deze registratie is er automatisch een brief de dato 2 januari 2025 aan [eiser] verzonden, waarin de opzegging van het dienstverband wordt bevestigd en een checklist wordt gegeven van zaken die [eiser] voor de einddatum moet doen en/of regelen. Onder meer is daarbij gewezen op het inleveren van bedrijfsmiddelen en het aanvragen – middels bijgesloten aanvraagformulier – van de resultaatafhankelijke uitkering. Verder wordt er in deze brief op gewezen dat het opzeggen van de arbeidsovereenkomst financiële gevolgen kan hebben:
“Misschien heb je hierdoor geen recht op een WW-uitkering”.
2.6.
Op 18 februari 2025 heeft [eiser] aan de HR Servicedesk van PostNL het volgende gemaild:
“Hoi!
Ik ga uit dienst per 24 Februari 2025.
Als bijlage stuur ik jullie mijn aanvraag uitbetalen resultaatafhankelijke uitkering.”
2.7.
Op 23 februari 2025 heeft PostNL een brief ontvangen, waarin [eiser] bezwaar maakt tegen zijn ontslag per 23 februari 2025. In de brief staat verder:
“(...) Ik wil benadrukken dat ik nooit de intentie heb gehad om mijn dienstverband op te zeggen. Het ontslag is dan ook niet in overeenstemming met mijn wil en ik verzoek u vriendelijk om deze beslissing te heroverwegen.
Daarnaast wil ik aangeven dat je als mijn werkgever geen bevestiging hebt gevraagd van mijn intentie en mij niet heeft gewezen op de risico’s van het beëindigen van mijn dienstverband. Dit acht ik ernstig nalatigheid. (...)”
2.8.
Op 4 maart 2025 heeft [naam] per e-mail gereageerd op de brief van [eiser] :
“(...) Dit verbaast mij gezien je in je Whatsapp bericht van 2 jan. 2025 (...) overtuigend aangaf uit dienst te willen. Mede kan ik mij herinneren aan ons fysieke gesprek rondom nov. 2024 dat je aangaf bezig te zijn met het solliciteren op een nieuwe baan.
Naar aanleiding van jouw brief heb ik wat vragen:
1. Wat maakt dat je je ontslag wilt terugdraaien?
2. Wat maakt dat je in je brief (...) aangeeft dat je nooit de intentie hebt gehad om je dienstverband op te zeggen? In je Whatsappbericht geef je duidelijk aan dat je je ontslag indient.
3. Wat maakt dat je in je brief (...) aangeeft dat het niet in overeenstemming met jouw wil is, we als werkgever geen bevestiging hebben gevraagd en je niet gewezen hebben op de risico’s. Deze stelling staat haaks op je Whatsappbericht wat je gestuurd had. Bovendien heb je op 2 januari 2025 ook een brief ontvangen (...) waarin we duidelijk hebben aangegeven wat de risico’s zijn bij het opzeggen van je eigen arbeidscontract. (...)”
2.9.
[eiser] heeft niet op deze e-mail gereageerd. Wel heeft hij op 12 maart 2025 zijn bedrijfspas en toegangssleutel bij PostNL ingeleverd.
2.10.
Bij brief van 14 april 2025 heeft de gemachtigde van [eiser] namens [eiser] het standpunt ingenomen dat [eiser] met zijn Whatsappbericht van 2 januari 2025 geen ontslag heeft genomen en dat het dienstverband na 23 februari 2025 doorloopt.
2.11.
Op 18 april 2025 is namens PostNL gereageerd dat zij zich op het standpunt stelt dat [eiser] per Whatsappbericht van 2 januari 2025 ontslag heeft genomen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat PostNL bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld zal worden om te betalen:
het achterstallige loon van € 1.834,38 bruto, te vermeerderen met € 924,30 bruto voor iedere maand die na 30 april 2025 verstrijkt totdat de dienstbetrekking rechtsgeldig zal zijn geëindigd;
de wettelijke verhoging over het onder a. genoemde bedrag aan achterstallig loon, zijnde € 458,60 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW met een maximum van 25%, over het loon dat PostNL vanaf 1 mei 2025 te laat aan [eiser] zal betalen;
de wettelijke rente over de onder a. en b. genoemde bedragen, te rekenen vanaf 1 mei 2025 tot aan de dag der algehele voldoening van alle op grond van het in dit vonnis verschuldigde bedragen;
e proceskosten.
3.2.
[eiser] stelt hiertoe dat het dienstverband tussen partijen nooit is geëindigd, waardoor PostNL nog steeds is gehouden tot betaling van loon. Het Whatsappbericht van 2 januari 2025 bevatte geen duidelijke en ondubbelzinnige verklaring, die erop gericht was de beëindiging van de arbeidsovereenkomst te bewerkstelligen. Bovendien kan op grond van de cao ook helemaal niet op deze wijze ontslag worden genomen. [eiser] heeft verder aangegeven dat hij zo schrok van de reactie van [naam] op het Whatsappbericht van 2 januari 2025, dat hij niet meer wist wat hij moest doen. Hij heeft toen maar gedaan wat PostNL hem vroeg te doen. Pas daarna werd het [eiser] pas echt duidelijk wat er aan de hand was en heeft hij juridische hulp gezocht.
3.3.
PostNL betwist de vordering. Bij de beoordeling zal zo nodig op de standpunten van PostNL worden ingegaan.

4.De beoordeling

Inleiding
4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. Daarom moet eerst worden beoordeeld of [eiser] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat in dit kort geding moet worden beoordeeld of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
Spoedeisendheid
4.2.
Omdat het hier gaat om een loonvordering (met daaraan verwante vorderingen) en niet is gebleken van andere inkomsten van [eiser] , heeft hij het spoedeisend belang bij de vordering voldoende aannemelijk gemaakt.
Heeft [eiser] de arbeidsovereenkomst op 2 januari 2025 opgezegd?
4.3.
De kern van het geschil tussen partijen is gelegen in de vraag of [eiser] met zijn Whatsappbericht van 2 januari 2025 de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd.
4.4.
De kantonrechter stelt voorop dat een werkgever niet te snel mag aannemen dat de werknemer zelf ontslag neemt, gezien de ernstige gevolgen die een dergelijke vrijwillige beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor de werknemer als regel heeft. Een werkgever kan zijn werknemer alleen dan aan een vrijwillige beëindiging van de arbeidsovereenkomst houden, als sprake is van een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring van de werknemer, gericht op beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Onder omstandigheden kan de werkgever ook een onderzoeksplicht hebben om na te gaan of de werknemer daadwerkelijk wilde opzeggen, en een verplichting om de werknemer over de gevolgen van de opzegging voor te lichten.
4.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter is voldoende aannemelijk geworden dat [eiser] de arbeidsovereenkomst met zijn Whatsappbericht van 2 januari 2025 heeft opgezegd. Dit oordeel wordt als volgt toegelicht.
4.6.
Uit de tekst van het Whatsappbericht van 2 januari 2025 blijkt naar het oordeel van de kantonrechter de duidelijke en ondubbelzinnige intentie van [eiser] om het dienstverband per 23 februari 2025 te willen beëindigen. Dat volgt onder meer uit de zin:
Il decided i’d like to terminate the contract on the 23rd of February.Dat [eiser] enkel navraag heeft gedaan naar de mogelijkheid van ontslag, de opzegtermijn en de voorwaarden voor opzegging, zoals door hem verklaard, blijkt onvoldoende uit het bericht. Weliswaar vraagt [eiser] naar de ‘
opinion’van zijn leidinggevende en refereert hij aan de ontslagbrief die nog moet volgen, maar dat zijn besluit om de arbeidsovereenkomst per 23 februari 2025 te willen beëindigen nog niet vaststaat blijkt niet uit het bericht. [eiser] refereert aan een eerder gesprek waarin hij eind januari had genoemd, maar hij vraagt nu of 23 februari als vertrekdatum ok is. Bovendien schrijft [eiser] dat het ‘
in this circumstances’niet langer nodig is om een verklaring af te geven over zijn ongeoorloofde afwezigheid in december 2024 en vraagt dat te laten zoals het is. De meest waarschijnlijke uitleg van ‘de omstandigheden’ waarnaar [eiser] verwijst, is zijn opzegging en het feit dat het dienstverband door deze opzegging spoedig tot een einde zal komen. Als [eiser] alleen een voornemen tot opzegging zou hebben uitgesproken, zou dat op zichzelf niet verklaren waarom [eiser] geen uitleg meer zou hoeven geven over zijn ongeoorloofde afwezigheid.
4.7.
Verder is van belang dat [eiser] zich na zijn bericht van 2 januari 2025 ook feitelijk naar het vrijwillige ontslag is gaan gedragen. [eiser] heeft niet gereageerd of geprotesteerd na ontvangst van de verschillende bevestigingen van het vrijwillige ontslag. Integendeel, [eiser] heeft gevolg gegeven aan de afwikkeling van het dienstverband door op 18 februari 2025 een aanvraag bij de HR-afdeling van PostNL in te dienen voor het uitbetalen van de resultaatafhankelijke uitkering. [eiser] heeft daarbij zonder enig voorbehoud en met zoveel woorden geschreven:
Ik ga uit dienst per 24 Februari 2025.Pas op 23 februari 2025 volgt het eerste bericht van [eiser] waarin hij tegen het ontslag in protest gaat. Wanneer zijn leidinggevende daar vragen over stelt, reageert [eiser] niet, maar levert hij wel zijn bedrijfseigendommen in.
4.8.
Voor het geval PostNL het bericht van 2 januari 2025 van [eiser] helemaal verkeerd begrepen zou hebben, is het goed voor te stellen dat [eiser] heel erg schrok van de ontslagbevestiging van een vrijwillig ontslag. Wat echter niet goed voor te stellen is, is dat [eiser] dan vervolgens wekenlang geen bezwaar tegen het ontslag maakt, dat hij niet aangeeft dat er sprake is van een misverstand en/of dat hij niet aangeeft dat [naam] zijn Whatsappbericht verkeerd heeft begrepen. Dit geldt te meer nu hij kennelijk wel in staat was zaken ten behoeve van het ontslag te regelen, al dan niet op verzoek van PostNL. [eiser] heeft geen geloofwaardige verklaring voor zijn stilzwijgen in deze periode gegeven.
4.9.
Vervolgens komt de vraag aan de orde of PostNL gerechtvaardigd heeft mogen vertrouwen op de verklaring van [eiser] dan wel had moeten onderzoeken of [eiser] daadwerkelijk de bedoeling heeft gehad om ontslag te nemen. Die vraag moet ontkennend worden beantwoord, in de zin dat geen nadere onderzoeksplicht bestond voor PostNL. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] in een hevige gemoedstoestand verkeerde of handelde onder invloed van een stoornis van zijn geestvermogens. Bovendien had [eiser] al in november 2024 aan zijn leidinggevende verteld dat hij het voornemen had om PostNL eind januari 2025 te verlaten, waardoor de opzegging voor haar niet als een verassing kwam. [eiser] heeft ter zitting gesteld dat dat gesprek in november 2024 niet serieus was en grappend was bedoeld, maar niet duidelijk is waar dit voor PostNL dan uit had moeten blijken. In ieder geval volgt uit de verwijzing in het Whatsappbericht van 2 januari 2025 niet dat het eerder geuite voornemen om per eind januari 2025 op te zeggen als een grapje was bedoeld:
Last time i spoke to you i mentioned the end of January but i would like to give myself a bit more extra time to be sure that everything is done smooth and in a proper way.
4.10.
Uit het voorgaande volgt dat het op dit moment voldoende aannemelijk is dat [eiser] vrijwillig zelf ontslag heeft genomen.
Is de opzegging van de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig?
4.11.
Volgens de cao kan een opzegging van de arbeidsovereenkomst alleen schriftelijk plaatsvinden, waarbij met schriftelijk wordt bedoeld per brief of via e-mail. Whatsappberichten zijn in de cao uitdrukkelijk uitgesloten van het schriftelijkheidsvereiste. In dit geval heeft de opzegging van [eiser] dus niet plaatsgevonden conform het bepaalde in de cao.
4.12.
Naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter heeft de opzegging desondanks effect en moet uitgegaan worden van een rechtsgeldige opzegging. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, namelijk dat [eiser] pas 1,5 maand later heeft geprotesteerd tegen de bevestiging van het ontslag en in die periode op geen enkele wijze kenbaar heeft gemaakt aan PostNL dat het niet zou kloppen dat hij heeft opgezegd, alsook dat hij zich feitelijk naar het vrijwillige ontslag is gaan gedragen en zijn uitdiensttreding bovendien schriftelijk per e-mail van 18 februari 2025 heeft bevestigd, maakt dat is voldaan aan de voor de hand liggende ratio van de cao-bepaling: het verkrijgen van zekerheid omtrent de opzegging door werknemer en het bieden van bescherming tegen een in een opwelling gedane opzegging.
Conclusie
4.13.
De voorlopige conclusie in dit kort geding is dat het voldoende aannemelijk is dat [eiser] de arbeidsovereenkomst met PostNL op 2 januari 2025 heeft opgezegd en dat deze opzegging ook rechtsgeldig is. Dat betekent dat de arbeidsovereenkomst op 23 februari 2025 tot een einde is gekomen en dat PostNL vanaf deze datum geen loon meer is verschuldigd aan [eiser] . De vorderingen van [eiser] worden daarom afgewezen.
4.14.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van PostNL worden begroot op:
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
610,50
4.15.
De door PostNL gevraagde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vorderingen af,
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 610,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.C. van Dam van Isselt, kantonrechter, bijgestaan door mr. K.J. Verschueren, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025.