ECLI:NL:RBAMS:2025:3950

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
11633498 \ CV EXPL 25-5462
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van consumentenrecht bij aankopen via bol.com

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 5 juni 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen BOL.COM BV als eisende partij en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 84,98 aan hoofdsom en € 32,74 aan incassokosten, vermeerderd met de proceskosten. De gedaagde partij had goederen gekocht via de website van bol.com, waarbij de kantonrechter ambtshalve moest toetsen of de eisende partij voldeed aan de informatieplichten die voortvloeien uit het consumentenrecht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de aankopen bij externe verkopers, waardoor dat gedeelte van de vordering is afgewezen. Voor de aankopen bij de eisende partij zelf zijn de schermafdrukken van het bestelproces als bewijs geaccepteerd, en is geoordeeld dat aan de informatieplichten is voldaan. De kantonrechter heeft de hoofdsom vastgesteld op € 47,20 en de incassokosten van € 32,74 toegewezen. De gedaagde partij is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van € 315,78 betalen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11633498 \ CV EXPL 25-5462
Vonnis van 5 juni 2025
in de zaak van
BOL.COM BV,
gevestigd te Utrecht,
eisende partij,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 maart 2025, met producties,
- het tegen gedaagde partij verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Eisende partij vordert betaling van € 84,98 aan hoofdsom en € 32,74 aan incassokosten, vermeerderd met de proceskosten.
2.2.
Eisende partij stelt in de dagvaarding dat gedaagde partij als consument één of meerdere goederen heeft gekocht via de website van bol.com. Door de bestellingen zijn koopovereenkomsten op afstand gesloten. Voordat kan worden besteld moeten klanten een account bij eisende partij aanmaken.
2.3.
De koopovereenkomsten die aan de vordering ten grondslag zijn gelegd zijn gesloten tussen een handelaar en een consument. De kantonrechter moet ambtshalve onderzoeken of eisende partij de op haar als handelaar rustende informatieplichten heeft nageleefd. Ook moeten de overeenkomsten worden getoetst aan de Richtlijn 93/13 EG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn).
2.4.
Over de informatieplichten stelt eisende partij dat zij heeft voldaan aan de verplichtingen voortvloeiend uit artikel 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ter onderbouwing van die stelling heeft eisende partij een voorbeeld toegevoegd van het bestelproces dat klanten moeten doorlopen om een bestelling te plaatsen via de website, waarbij eisende partij in de dagvaarding nadrukkelijk stelt dat de schermafdrukken dateren van 4 september 2024 en sindsdien ongewijzigd zijn gebleven.
2.5.
De dagvaarding is door eisende partij kennelijk opgesteld om standaard voor meerdere zaken te gebruiken, waarbij eisende partij in twee verschillende hoedanigheden kan optreden: als verkopende partij en/of als lasthebber van een andere verkopende partij. In de dagvaarding is niet specifiek in deze zaak gesteld in welke hoedanigheid eisende partij optreedt. Dat zal eisende partij in het vervolg wel moeten doen. Uit de overgelegde facturen van de bestellingen door gedaagde partij volgt dat de aankopen zijn gedaan bij zowel eisende partij als verkoper zelf, als bij een of meerdere externe verkopers.
De aankopen bij externe verkopers
2.6.
Het bestelproces dat eisende partij door middel van schermafdrukken uiteen heeft gezet ter onderbouwing van de stelling dat is voldaan aan de informatieplichten, heeft betrekking op een aankoop bij eisende partij zelf, als verkoper. Het bestelproces dat moet worden doorlopen als één of meerdere aankopen worden gedaan bij (een) externe verkoper(s) is niet uiteengezet. Dat het uiteengezette bestelproces niet gelijk is aan het bestelproces ingeval van een aankoop bij een externe verkoper, blijkt uit de van toepassing verklaarde algemene voorwaarden van eisende partij. Bij een aankoop bij een externe verkoper, waarbij de website van eisende partij wordt gebruikt als platform, zijn andere algemene voorwaarden van toepassing, zoals blijkt uit het voorwaardenoverzicht dat te zien is op de schermafdruk bij stap 2.2.
2.7.
Nu geen bestelproces is uiteengezet voor aankopen bij externe verkopers, kan niet worden getoetst of destijds aan de informatieplichten is voldaan. Evenmin kunnen de bedingen worden getoetst in de algemene voorwaarden die in dat geval van toepassing zijn (de ‘Algemene voorwaarden kopen bij andere verkopers’), omdat deze niet in het geding zijn gebracht. Eisende partij heeft voor dat gedeelte van haar vordering dan ook niet voldaan aan haar stelplicht. Dat leidt tot afwijzing van dat gedeelte van de vordering. Dat heeft in dit geval betrekking op één factuur ten bedrage van € 25,98.
De aankopen bij eisende partij zelf
2.8.
Nu gedaagde partij de bestelling(en) bij eisende partij heeft gedaan in hetzelfde jaar als het jaar waaruit de schermafdrukken dateren en de schermafdrukken het bestelproces van een aankoop bij eisende partij zelf weergeven, kunnen de schermafdrukken voor wat betreft de factuur van 10 juli 2024 dienen ter onderbouwing van de stelling dat eisende partij aan de informatieplichten heeft voldaan. Uit het door eisende partij uiteengezette bestelproces volgt dat eisende partij aan de op haar rustende essentiële precontractuele informatieplichten heeft voldaan. Ook de bestelknop in de zin van artikel 6:230v lid 3 BW voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
2.9.
Na afronding van het bestelproces heeft gedaagde partij volgens eisende partij per e-mail een bestelbevestiging ontvangen en kan gedaagde partij in zijn eigen account al zijn bestellingen zien. De bestelbevestigingen van de bestellingen van gedaagde partij, of een voorbeeld van bestelbevestiging, heeft eisende partij niet in het geding gebracht. Weliswaar verwijst eisende partij naar het account [1] en overlegt zij hiervan enkele schermafdrukken, maar hieruit blijkt niet welke informatie als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 BW wordt bevestigd na een aankoop. Hierdoor kunnen de contractuele informatieplichten als bedoeld in artikel 6:230v lid 7 BW niet worden getoetst. Hiervoor zal overeenkomstig de Richtlijn Sanctiemodel informatieplichten een sanctie worden opgelegd, die in dit geval bestaat uit een vermindering van de betalingsverplichting van gedaagde partij met 20%.
Toetsing van bedingen
2.10.
De gevorderde hoofdsom is gebaseerd op een kernbeding van de koopovereenkomsten. Ambtshalve toetsing van kernbedingen is ingevolge artikel 4 lid 2 van de richtlijn alleen aan de orde als ze niet duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd. Nu het onderhavige kernbeding duidelijk en begrijpelijk is geformuleerd, is toetsing op oneerlijkheid niet aan de orde.
2.11.
Het voorgaande leidt tot toewijzing van een hoofdsom van € 47,20 (factuur aankoop bij eisende partij zelf ter hoogte van € 59,00 x 0,8). Het meer gevorderde aan hoofdsom wordt afgewezen (zie overweging 2.7).
2.12.
Op de overeenkomst voor wat betreft de aankoop bij eisende partij zijn de Algemene Voorwaarden Thuiswinkel van toepassing verklaard. In deze voorwaarden staat in artikel 15 lid 4 een incassokostenbeding. Eisende partij vordert in deze procedure incassokosten. Daarom moet het beding worden getoetst op oneerlijkheid, ongeacht of eisende partij daarop een beroep doet. Als het beding waarop eisende partij zich zou kunnen beroepen oneerlijk is, kan zij immers geen aanspraak meer maken op de wettelijke regeling die van toepassing zou zijn als het beding niet in de algemene voorwaarden zou staan. Dat volgt uit de arresten van het Europese Hof van Justitie van 27 januari 2021, C-229/19, ECLI:EU:C:2021:68 (Dexia) en 8 december 2022, C-625/21, ECLI:EU:C:2022:971 (Gupfinger). Het incassokostenbeding is door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden, omdat het inhoudelijk gelijk is aan de wettelijke regeling. Daarom kan eisende partij aanspraak maken op de wettelijke incassokosten.
2.13.
De hoogte van de gevorderde vergoeding voor incassokosten zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Eisende partij heeft aan gedaagde partij een of meer aanmaningen gestuurd die voldoen aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag komt niet uit boven het in het Besluit bepaalde tarief. Daarom zal het gevorderde bedrag van € 32,74 worden toegewezen.
2.14.
Gedaagde partij is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van eisende partij worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
120,78
- griffierecht
135,00
- salaris gemachtigde
40,00
(1 punt × € 40,00)
- nakosten
20,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
315,78

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij te betalen een bedrag van € 47,20,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij te betalen een bedrag van € 32,74 aan buitengerechtelijke kosten,
3.3.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten van € 315,78, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als gedaagde partij niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2025.
991

Voetnoten

1.Waarbij de kantonrechter opmerkt dat ondanks de door eisende partij aangehaalde jurisprudentie in dat verband, op dit moment niet voldoende vaststaat dat het account kan worden aangemerkt als duurzame gegevensdrager, omdat het niet uit de macht van eisende partij is. Nu hierover prejudiciële vragen zijn gesteld, ligt het verbinden van een sanctie hieraan vooralsnog niet in de rede.