ECLI:NL:RBAMS:2025:3969

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 juni 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
11445408 \ CV EXPL 24-15788
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de nakoming van een koopovereenkomst betreffende een tweedehands auto en de vraag of de verkoper tekort is geschoten in zijn verplichtingen

In deze zaak gaat het om een geschil tussen eiser en gedaagde over een koopovereenkomst betreffende een tweedehands auto, een elektrische Peugeot 208. Eiser heeft een bedrag van € 20.000,00 overgemaakt naar de rekening van gedaagde, waarvan € 17.000,00 bedoeld was voor de auto. Gedaagde heeft echter niet geleverd en eiser stelt dat hij de auto rijklaar zou maken. Eiser heeft gedaagde meerdere keren in gebreke gesteld, maar gedaagde heeft niet gereageerd. Eiser vordert ontbinding van de koopovereenkomst en terugbetaling van het betaalde bedrag. Gedaagde betwist dat hij tekort is geschoten en stelt dat hij slechts als tussenpersoon heeft opgetreden.

De kantonrechter oordeelt dat er wel degelijk een koopovereenkomst is gesloten, maar dat gedaagde niet tekort is geschoten in de nakoming daarvan. Eiser kon de overeenkomst daarom niet ontbinden. Wel moet gedaagde € 3.000,00 terugbetalen aan eiser op grond van onverschuldigde betaling, omdat dit bedrag niet voor de auto was bedoeld. De kantonrechter wijst de vorderingen van eiser voor het overige af en compenseert de proceskosten tussen partijen.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11445408 \ CV EXPL 24-15788
Vonnis van 13 juni 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. N. Claassen,
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam ‘ [handelsnaam 1] ’ en ‘ [handelsnaam 2] ’,
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. A.H.C. Bleijerveld.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 november 2024, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 30 januari 2025 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de door partijen ten behoeve van de mondelinge behandeling overgelegde nadere producties; en
- de mondelinge behandeling van 15 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] exploiteert een eenmanszaak in de handel in tweedehands auto’s onder de naam ‘ [handelsnaam 1] ’ en/of ‘ [handelsnaam 2] ’. [eiser] en [gedaagde] zijn via een kennis van beiden met elkaar in contact gekomen.
2.2.
In of rondom mei 2024 heeft [eiser] [gedaagde] laten weten dat zij graag van hem wil leren handelen in tweedehands auto’s. Hierop hebben [gedaagde] en [eiser] met elkaar afspraken gemaakt in het kader van het importeren en herstellen van een elektrische Peugeot 208 met schade (hierna: de auto).
2.3.
Op 1 juni 2024 heeft [eiser] een bedrag van € 20.000,00 overgemaakt naar de zakelijke bankrekening van [gedaagde] . [gedaagde] en [eiser] hebben met elkaar besproken dat € 17.000,00 van dit bedrag was voor de auto en dat [gedaagde] een bedrag van € 3.000,00 contant aan [eiser] zou teruggeven.
2.4.
Later in juni 2024 is tussen [eiser] en [gedaagde] een geschil ontstaan over de precieze afspraken over (het herstel van) de auto.
2.5.
[eiser] heeft [gedaagde] bij brief van 16 augustus 2024 laten weten – in het kort – dat hij de auto rijklaar moet maken en hem verzocht de auto binnen vijftien dagen aan haar af te leveren dan wel te laten weten waar zij deze conform kan ophalen, met de opmerking dat zij [gedaagde] in gebreke stelt als hij hier niet aan voldoet. [eiser] heeft deze boodschap herhaald bij brief van 5 september 2024 aan [gedaagde] . Hierin heeft [eiser] [gedaagde] ook laten weten dat zij, als hij de auto niet binnen de (nieuwe) termijn aan haar levert, de koopovereenkomst met [gedaagde] ontbindt en dan aanspraak maakt op restitutie van het aankoopbedrag. Bij deurwaardersexploot van 15 oktober 2024 heeft [eiser] [gedaagde] nog een laatste termijn gegeven en verder haar eerdere boodschap herhaald.
2.6.
[gedaagde] heeft niet op de brieven en het deurwaardersexploot van [eiser] gereageerd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat en na wijziging van eis – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair:
- te verklaren voor recht dat [eiser] de koopovereenkomst betreffende de aankoop van de Peugeot 208 met [gedaagde] buitengerechtelijk heeft ontbonden;
subsidiair:
- ontbinding van de koopovereenkomst, althans enigerlei overeenkomst, betreffende de aankoop van de Peugeot 208 tussen [eiser] en [gedaagde] ; en
zowel primair als subsidiair:
- veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 20.000,00 aan [eiser] , vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vorderingen het volgende ten grondslag. [eiser] heeft een koopovereenkomst met [gedaagde] gesloten. Op grond hiervan moest [gedaagde] de auto (rijklaar) aan [eiser] leveren. Dat is ondanks herhaald verzoek niet gebeurd. [eiser] heeft al wel een bedrag van € 20.000,00 aan [gedaagde] overgemaakt. Dit bedrag moet [gedaagde] aan [eiser] terugbetalen. [gedaagde] is namelijk in verzuim is geraakt, waarna [eiser] de koopovereenkomst (buitengerechtelijk) heeft ontbonden. Subsidiair beroept [eiser] zich op ongerechtvaardigde verrijking en onverschuldigde betaling.
3.3.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] . [gedaagde] voert hiertoe het volgende aan. [eiser] heeft de auto niet van [gedaagde] maar van een derde gekocht. [gedaagde] heeft alleen het geld van [eiser] ontvangen als tussenpersoon en € 17.000,00 daarvan
namens[eiser] aan deze derde betaald. Het bedrag van € 3.000,00 heeft [gedaagde] contant aan [eiser] teruggeven. Er is niet afgesproken dat [gedaagde] de auto rijklaar zou maken. [gedaagde] zou [eiser] als vriendendienst helpen met het importeren en herstellen van de auto. Na onenigheid tussen beiden wilde [gedaagde] dit niet meer doen, waarop hij [eiser] heeft bericht dat zij de auto bij hem kon komen ophalen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Kern van de zaak
4.1.
In de kern draait deze zaak om de vraag welke afspraken [gedaagde] en [eiser] met elkaar hebben gemaakt over de auto en of [gedaagde] deze afspraken is nagekomen. De kantonrechter oordeelt dat [eiser] en [gedaagde] een koopovereenkomst hebben gesloten. [gedaagde] is echter niet tekortgeschoten in de nakoming daarvan. [eiser] kon de overeenkomst daarom niet (buitengerechtelijk) ontbinden. [gedaagde] is gelet hierop niet verplicht het door [eiser] voor de auto betaalde bedrag van € 17.000,00 aan [eiser] terug te betalen. [gedaagde] moet wel de resterende € 3.000,00 aan [eiser] terugbetalen op grond van onverschuldigde betaling.
[eiser] en [gedaagde] hebben een koopovereenkomst met elkaar gesloten
4.2.
De eerste vraag die beantwoord moet worden, is welke afspraken [gedaagde] en [eiser] met elkaar hebben gemaakt over de auto. Partijen zijn het hierover oneens. De stelplicht en bewijslast rust in dit geval op [eiser] , omdat zij zich beroept op het bestaan van een koopovereenkomst met de door haar gestelde inhoud.
4.3.
Het antwoord op de vraag wat partijen met elkaar hebben afgesproken, is afhankelijk van wat [eiser] en [gedaagde] tegenover elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mogen afleiden. Daarbij moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval. Ook gedragingen, verklaringen en andere omstandigheden, die hebben plaatsgevonden nadat de overeenkomst is gesloten, kunnen van belang zijn.
4.4.
Tussen partijen is onder meer in geschil of [eiser] een koopovereenkomst heeft gesloten met [gedaagde] of met een derde. [eiser] stelt dat zij de auto van [gedaagde] heeft gekocht en dat hij de auto rijklaar aan haar zou leveren. [gedaagde] stelt dat hij enkel optrad als tussenpersoon en de auto in naam van [eiser] heeft gekocht van een derde. Daarnaast zou hij [eiser] slechts vrijblijvend en kosteloos helpen met het herstellen en importeren van de auto.
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] en [gedaagde] een overeenkomst tot koop van de auto voor de prijs van € 17.000,00 met elkaar hebben gesloten. Dit leidt hij af uit het volgende. Partijen zijn het erover eens dat [eiser] € 20.000,00 naar het zakelijke bankrekeningnummer [gedaagde] heeft overgemaakt, waarvan € 17.000,00 bedoeld was voor de auto. Op instructie van [gedaagde] heeft [eiser] in de omschrijving van de bankoverschrijving “
aankoop Peugeot e-208 2022” gezet. Dit gebeurde nadat [eiser] de auto – die in de garage van [gedaagde] stond – kort had bezichtigd. Uit dit alles heeft [eiser] mogen afleiden dat zij de auto van [gedaagde] kocht voor een bedrag van € 17.000,00. De door [gedaagde] overgelegde verklaring van een derde van 2 mei 2025, waarin staat dat [gedaagde] deze derde heeft betaald voor de aankoop van de auto
ten behoeve van[eiser] , maakt dit niet anders. Dit sluit namelijk niet uit dat [gedaagde] de auto van de derde heeft gekocht en vervolgens aan [eiser] heeft doorverkocht. Verder is relevant dat niet is gebleken dat [gedaagde] heeft bedoeld om als tussenpersoon op te treden en dat [eiser] de auto van deze derde kocht. [gedaagde] heeft dit (met zijn summiere WhatsApp berichten) destijds ook niet (voldoende) aan [eiser] laten blijken. Als dit wel zijn bedoeling was, dan had het op zijn weg gelegen om op ondubbelzinnige wijze aan [eiser] te laten weten dat hij slechts als tussenpersoon optrad. Dit had [gedaagde] bijvoorbeeld kunnen doen door de naam van de verkopende derde en diens akkoord met de verkoop aan [eiser] te melden, zodat [eiser] ten minste op de hoogte was geweest van wie zij de auto – volgens [gedaagde] – dan (wel) zou kopen. Dit geldt temeer nu [gedaagde] een eenmanszaak drijft in de handel in tweedehands auto’s en van hem enige professionaliteit op dat gebied mag worden verwacht. Daarnaast heeft [eiser] op de mondelinge behandeling toegelicht dat uit de (door haar uit het Papiaments vertaalde) overgelegde WhatsApp berichten volgt dat zij [gedaagde] meermaals heeft gevraagd om een factuur van zijn bedrijf. Hierop heeft [gedaagde] volgens [eiser] in ieder geval een keer op gereageerd dat hij een factuur voor haar zou opstellen. [gedaagde] heeft hier onvoldoende tegenin gebracht. Ook dit wijst er, zonder verdere toelichting van [gedaagde] , op dat (beide partijen er van uit gingen dat) [gedaagde] (en niet een derde) de auto aan [eiser] verkocht.
4.6.
Een ander punt waarover [eiser] en [gedaagde] het oneens zijn, is de vraag of zij ook zijn overeengekomen – naast of als onderdeel van de gesloten (koop)overeenkomst – dat [gedaagde] de auto
rijklaarzou maken. Het rijklaar maken omvatte in dit geval ook het uitvoeren van herstelwerkzaamheden aan de auto, omdat het een schadeauto betrof. Uit de door partijen overgelegde stukken blijkt onvoldoende dat [gedaagde] zich ertoe heeft verplicht de auto rijklaar te maken voor [eiser] . In plaats daarvan is sprake van een (aanbod voor een) vriendendienst. Dit is een eenvoudige toezegging van hulp in de particuliere sfeer die niet als een juridisch afdwingbare verplichting moet worden gezien. Hiertoe overweegt de kantonrechter als volgt. [eiser] heeft op de mondelinge behandeling toegelicht dat zij zowel telefonisch als via WhatsApp berichten met [gedaagde] heeft afgesproken dat hij de auto rijklaar zou maken. Dit standpunt heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd en is door [gedaagde] gemotiveerd betwist. [gedaagde] heeft in dit kader aangevoerd dat hij [eiser] – die hij privé kende – inderdaad zou
helpenmet het importeren, herstellen en doorverkopen van de auto. Dit was volgens [gedaagde] op een vrijblijvende en kosteloze basis. Uit de door [gedaagde] overgelegde WhatsApp berichten van kort na de koop volgt dat [eiser] hier ook van uitging. Hierin geeft [eiser] aan de auto zelf te willen ‘doen’ en dat ze naar [gedaagde] toekomt als ze ‘vastloopt’. De kantonrechter oordeelt gelet hierop dat partijen niet zijn overeengekomen dat [gedaagde] de auto rijklaar zou maken voor [eiser] .
[gedaagde] is niet tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst, zodat geen grond bestaat voor ontbinding
4.7.
Volgens artikel 6:265 Burgerlijk Wetboek (BW) mag een partij in beginsel de overeenkomst ontbinden indien de wederpartij tekort is geschoten in de nakoming in een van haar verbintenissen. Indien de nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding pas, wanneer de schuldenaar in verzuim is. [1] Alvorens de schuldenaar in verzuim verkeert, dient hij in beginsel eerst in gebreke te worden gesteld, waarbij een redelijke termijn voor nakoming wordt gegeven middels een schriftelijke aanmaning. [2]
4.8.
Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] de auto aan [eiser] heeft verkocht voor een bedrag van € 17.000,00. Op grond hiervan is [gedaagde] verplicht de auto aan [eiser] te leveren, maar niet om de auto eerst rijklaar te maken. Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de op hem rustende verplichtingen en of [eiser] de koopovereenkomst daarom (buitengerechtelijk) kon ontbinden.
4.9.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] niet is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
4.10.
[gedaagde] heeft de auto (uiteindelijk) niet aan [eiser] geleverd. Wel heeft [gedaagde] meermaals via WhatsApp aangeboden om de auto aan [eiser] te leveren (door de auto naar een door haar aan te wijzen garage te brengen of door haar op te laten halen). Hierop heeft [eiser] [gedaagde] (steeds) met zoveel woorden laten weten dat zij de auto alleen rijklaar geleverd wilde krijgen. Toen [gedaagde] aangaf dat niet (meer) te zullen doen, heeft [eiser] [gedaagde] (voor het eerst) bij brief van 16 augustus 2024 een termijn gegeven om – in het kort – de auto
conformaan haar te leveren. Uit deze brief, en de nadien gestuurde brieven met dezelfde strekking, volgt duidelijk dat [eiser] onder een conforme levering verstaat het leveren van een
rijklareauto door [gedaagde] . Hieruit volgt
nietdat [eiser] [gedaagde] ook heeft verzocht om de auto – ongeacht de staat daarvan – aan haar te leveren. Op de mondelinge behandeling heeft [eiser] ook toegelicht dat zij de auto nooit in niet rijklare staat heeft willen ontvangen. Dit is ook in lijn met de tussen partijen gewisselde WhatsApp berichten kort na het sluiten van de koopovereenkomst, die dezelfde strekking hebben als de brieven van [eiser] .
4.11.
De kantonrechter stelt gelet op het voorgaande vast dat de brieven van [eiser] zien op de nakoming van een verplichting – het leveren van een rijklare auto – die niet tussen partijen is afgesproken (zie overweging 4.5 en 4.6). [gedaagde] heeft niet op de verzoeken in de brieven van [eiser] gereageerd en de auto ook niet in rijklare staat aan [eiser] geleverd. [gedaagde] was hiertoe ook niet verplicht. Hiermee is hij dus niet tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst. Dit betekent ook dat [gedaagde] , na het verstrijken van (een van) de in de brieven gegeven termijnen, niet in verzuim is geraakt.
4.12.
Op grond van het voorgaande is niet aan de vereisten voor ontbinding voldaan. De conclusie is dan ook dat [eiser] de overeenkomst niet rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft ontbonden. Bij gebrek aan een toerekenbare tekortkoming kan de kantonrechter de koopovereenkomst ook nu niet alsnog ontbinden. De gevorderde verklaringen voor recht hiertoe worden daarom afgewezen.
[gedaagde] moet € 3.000,00 aan [eiser] terugbetalen
4.13.
Nu de koopovereenkomst niet is ontbonden, ontstaan ook geen verbintenissen tot ongedaanmaking voor de prestaties die al zijn ontvangen. Dit betekent dat [gedaagde] niet verplicht is de voor de auto betaalde € 17.000,00 aan [eiser] terug te betalen. De kantonrechter wijst de vordering, voor zover deze ziet op dit bedrag, daarom af. Overigens is [gedaagde] op grond van de (onaangetaste) koopovereenkomst wel nog steeds verplicht de auto aan [eiser] te leveren.
4.14.
[eiser] vordert het volledige door haar betaalde bedrag van € 20.000,00 terug van [gedaagde] . De kantonrechter begrijpt het betoog van [eiser] zo dat zij de resterende € 3.000,00 van [gedaagde] terugvordert op grond van onverschuldigde betaling. [3] [eiser] wordt hierin gevolgd. Zij heeft op de mondelinge behandeling uitgebreid toegelicht het bedrag van € 3.000,00 niet voor de auto (of iets anders) was en dat zij het bedrag – ondanks de afspraak – nooit van [gedaagde] in contanten heeft (terug) ontvangen. [gedaagde] heeft zich hiertegen verweerd door te stellen dat hij dit bedrag al aan [eiser] heeft terugbetaald. Dit heeft [gedaagde] echter onvoldoende duidelijk gemaakt. Uit de door [gedaagde] overgelegde WhatsApp berichten volgt nota bene dat [gedaagde] zelf tegen [eiser] heeft gezegd dat zij € 3.000,00 in contanten tijdens een eerdere ontmoeting had moeten ‘nemen’, maar dat dit niet is gebeurd. Daarnaast bevestigt [gedaagde] in zijn conclusie van antwoord dat het bedrag van € 3.000,00 (nog) aan [eiser] “
zou worden teruggegeven”. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat [eiser] € 3.000,00 onverschuldigd aan [gedaagde] heeft betaald. [gedaagde] moet dit bedrag aan [eiser] terugbetalen. Voor dit deel wijst de kantonrechter de vordering van [eiser] daarom toe.
Wettelijke rente
4.15.
[eiser] vordert de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het verstrijken van de in de door [eiser] gestuurde brieven gegeven termijnen, dan wel vanaf de dag der dagvaarding. [gedaagde] is alleen wettelijke rente verschuldigd over de periode waarin hij met de voldoening van het restant van de vordering – de geldsom van € 3.000,00 – in verzuim is geweest. Op grond van artikel 6:203 BW ontstaat de verbintenis tot terugbetaling op het moment dat de onverschuldigde betaling is verricht, in welke verbintenis de schuldenaar toerekenbaar tekort kan schieten – bijvoorbeeld door niet terug te betalen. Dit impliceert dat in beginsel een ingebrekestelling noodzakelijk is om de schuldenaar in verzuim te laten raken. Van een rechtsgeldige ingebrekestelling is in dit geval echter geen sprake. De door [eiser] gestuurde brieven verbinden aan de restitutie van het volledige bedrag van € 20.000,00 namelijk de voorwaarde dat de koopovereenkomst is ontbonden. Dat is niet gebeurd en de wettelijke rente is daarom ook niet toewijsbaar vanaf de in die brieven genoemde termijnen. [gedaagde] heeft de dagvaarding ontvangen en wist vanaf dat moment dat het bedrag (subsidiair) werd teruggevorderd op grond van onverschuldigde betaling. [gedaagde] is vervolgens na het verstrijken van een redelijke termijn van 14 dagen in verzuim gekomen. De wettelijke rente is daarom toewijsbaar vanaf 14 dagen na de datum van dagvaarding.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.16.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De onderhavige vordering valt niet onder het toepassingsbereik van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom toetsen aan de eisen voor dergelijke vorderingen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal. De kantonrechter acht voldoende onderbouwd dat [eiser] buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht dan wel heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De hoogte van het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten is niet in overeenstemming met de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit en die geacht worden redelijk te zijn. Op basis van deze tarieven wijst de kantonrechter een bedrag toe van € 425,00.
Proceskosten
4.17.
Omdat beide partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 3.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, vanaf 30 november 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 425,00 aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.1 en 5.2 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.A.L. Wiersinga en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2025.

Voetnoten

1.Artikel 6:81 BW.
2.Artikel 6:82 BW.
3.Artikel 6:203 BW.