ECLI:NL:RBAMS:2025:3982

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
C/13/754645 / HA ZA 24-855
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdelijke veroordeling tot betaling van een leningsovereenkomst met garantie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 juni 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap NUEVA TIERRA FINANCE B.V. (NTF) en de besloten vennootschappen [gedaagde 1] B.V. en [gedaagde 2] B.V. NTF vorderde hoofdelijke veroordeling van de gedaagden tot betaling van USD 54.504.595,10, vermeerderd met rente en proceskosten, op basis van een leningsovereenkomst en een garantie afgegeven door [gedaagde 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde 1] haar verplichtingen uit de leningsovereenkomst niet is nagekomen en dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de betaling van het verschuldigde bedrag. De rechtbank heeft de vorderingen van NTF toegewezen, inclusief de contractuele rente van 3,8% en beslagkosten. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis gerechtvaardigd is, ondanks de bezwaren van de gedaagden. De uitspraak is gedaan na een uitgebreide beoordeling van de feiten en de juridische argumenten van beide partijen, waarbij de rechtbank de stellingen van de gedaagden heeft verworpen en het belang van NTF bij haar vorderingen heeft bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/754645 / HA ZA 24-855
Vonnis van 11 juni 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NUEVA TIERRA FINANCE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat: mr. A.A.H.J. Huizing,
tegen
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
1.
[gedaagde 1] B.V.,
2.
[gedaagde 2] B.V.,
beide gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagden,
advocaat: mr. M.N. van Dam.
Eiseres wordt hierna NTF genoemd. Gedaagden worden hierna afzonderlijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en gezamenlijk (in enkelvoud) [gedaagden] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaardingen van 16 juli 2024,
- de akte overlegging producties van NTF,
- de overlegging van beslagstukken door NTF,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 18 december 2024 waarin de mondelinge behandeling is bepaald,
- het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 25 april 2025 en de daarin genoemde stukken,
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 25 april 2025 die zich in het dossier bevinden.
1.2.
Daarna is bepaald dat vandaag een vonnis wordt uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
NTF is een in Nederland gevestigde vennootschap, die zich bezighoudt met het oprichten van, op enigerlei wijze deelnemen in, het besturen van en toezicht houden op ondernemingen en vennootschappen. [naam 3] (hierna: [naam 3] ) – een telg uit een vermogende Italiaanse/Braziliaanse zakenfamilie – is
ultimate beneficial owner(hierna: UBO) van NTF. Haar man, [naam 2] , is een Mexicaanse zakenman en bestuursvoorzitter van Nadro S.A. de C.V. (hierna: Nadro), een Mexicaanse groothandel en distributeur van farmaceutische producten.
2.2.
[naam 1] (hierna: [naam 1] ) is zakenman en investeert in bedrijven. Hij is enig bestuurder en aandeelhouder van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .
2.3.
Op 21 september 2015 heeft NTF met [gedaagde 1] een leningsovereenkomst (door partijen aangeduid als Loan Agreement) gesloten op basis waarvan NTF een lening heeft verstrekt aan [gedaagde 1] van USD 53.384.000,00 tegen een jaarlijks rentepercentage van 5,15%.
2.4.
[naam 1] heeft het aan [gedaagde 1] geleende geld gebruikt om indirect (via andere vennootschappen) een belang te verwerven in de vennootschap naar Mexicaans recht Grupo Commercial e Industrial Marzam, S.A.P.I. de C.V. (hierna: Marzam), een distributeur van farmaceutische producten in Mexico. Zo is door Moench Coöperatief U.A. (hierna: Moench) een meerderheidsbelang van 50% + 1 aandeel in Marzam verkregen. Hiervoor heeft de Mexicaanse mededingingsautoriteit –
Comisión Federal de Competencia Económica(hierna: COFECE) – toestemming gegeven. De lidmaatschapsrechten in Moench zijn op enig later moment eigendom geworden van [gedaagde 2] . [naam 1] is op dit moment CEO van Marzam.
2.5.
Bij
amendmentvan 20 juli 2017 tussen NTF en [gedaagde 1] is de leningsovereenkomst gewijzigd en heeft [naam 1] zich borg gesteld voor alle betalingen onder deze overeenkomst. In het
amendmentstaat onder meer het volgende:

WHEREAS,[gedaagde 1] irrevocably and indefeasibly acknowledges that, as of the date to this Amendment, it owes to Nueva Tierra the amount of $54,758,638.00 (…) legal currency of the United States of America (principal and interests);
(…)
Section 4.Guarantee of [gedaagde 1] ’s Obligations. Mr. [naam 1] hereby, unconditionally and irrevocably, guarantees to Nueva Tierra and each of its permitted beneficiaries, successors, transferees and assignees, the prompt and complete payment and performance by [gedaagde 1] when due of all of its obligations and covenants, under the Loan Agreement and the payment of any sum in principal, interest or otherwise due by [gedaagde 1] under the Loan Agreement as amended pursuant to this Amendment. As a result of such obligation, Mr. [naam 1] shall have in particular, but not limited to, the obligation to pay any sum due by [gedaagde 1] under the Loan Agreement as amended pursuant to this Amendment at the first demand of Nueva Tierra and hereby expressly waive any reservation, limitation or exception to his obligation to repay the Loan, including any reservation, limitation or exception pertaining to [gedaagde 1] , under any applicable law, which could limit in anyway Nueva Tierra to obtain the repayment of any money due by [gedaagde 1] under the Loan Agreement.”
2.6.
Op 29 januari 2019 hebben NTF en [gedaagde 1] een
Termination Agreement(de beëindigingsovereenkomst) gesloten waarin [gedaagde 1] heeft erkend dat zij op dat moment in totaal USD 63.488.320,91 (hoofdsom en boetes en rente) aan NTF verschuldigd is. NTF en [gedaagde 1] kwamen verder overeen dat het verschuldigde bedrag uiterlijk 11 januari 2020 zou worden terugbetaald. Hierna wordt met de leningsovereenkomst bedoeld het geheel van overeenkomsten van 21 september 2015, 20 juli 2017 en 29 januari 2019.
2.7.
In 2019 hebben [gedaagde 1] en [naam 1] een nieuwe vennootschappelijke structuur opgericht, met aan het hoofd The White Mountain Stichting (hierna: de Stichting).
2.8.
Het per 11 januari 2020 uit hoofde van de leningsovereenkomst verschuldigde bedrag is toen niet aan NTF betaald. Na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft NTF op 9 maart 2020 diverse beslagen gelegd ten laste van onder meer [gedaagde 1] , [naam 1] , [gedaagde 2] en Moench.
2.9.
Op 23 juli 2020 hebben NTF, [gedaagde 1] , [naam 1] , [gedaagde 2] , de Stichting en Moench een
Framework Agreementgesloten. Daarin hebben zij – op hoofdlijnen en voor zover hier van belang – het volgende afgesproken:
  • [gedaagde 1] en [naam 1] erkennen dat de vordering van NTF onder de leningsovereenkomst ten tijde van de Framework Agreement is opgelopen tot USD 68.637.301,62,
  • [gedaagde 2] vervangt [naam 1] als garant voor de leningsovereenkomst, met dien verstande dat de hieronder in artikel 3.7 (a) vermelde garantie wordt afgegeven:
“DC hereby irrevocably:
(a) and unconditionally, up to subject only to the limitations set forth in Clauses 2.1 and 2.2, and in substitution of LDA, undertakes to pay to the Lender an amount equal to the aggregate amount of the Current Principal Debt Amount pursuant to the Loan Agreement and this Agreement including ordinary interest at the rate of 3.8% per annum (the “
Guaranteed Obligations”), immediately upon the Lender’s request (the “
Guarantee”). This Guarantee is a separate and independent guarantee (
onafhankelijke, abstracte garantie). DC does not act as surety (
borg) or joint and several debtor (
hoofdelijk schuldenaar) and it acknowledges that consequently it does not have nor will acquire the benefit of any right of recourse or similar right against the Borrower and it will not subrogate in any claim against the Borrower. To the extent required and to the fullest extent permitted by law, DC waives any right and defence under Sections 6:9 (2), 6:154, 7:852, 7:853 and 7:855 of the Dutch Civil Code and any other right or defence accorded to it by law as guarantor”
  • [gedaagde 2] , dat aanvankelijk 100% van de lidmaatschapsrechten in Moench hield, draagt deze lidmaatschapsrechten over aan de Stichting. Bij de Stichting worden twee onafhankelijke bestuurders benoemd die zich ervoor zullen inspannen het meerderheidsbelang van Moench in Marzam te verkopen en de verkoopopbrengst aan te wenden om de schuldeisers, waaronder NTF, in de zogenoemde
  • Indien het niet lukt het meerderheidsbelang van Marzam te verkopen, zullen de lidmaatschapsrechten in Moench uiterlijk 4 jaar na de Framework Agreement (op de
  • De termijn voor de
2.10.
Verder bepalen de artikelen 8.1 en 8.2 van de Framework Agreement het volgende:

8. GENERAL
8.1
Breach
If, in contravention of any provision of this Agreement, any of the Parties takes any action or proceeding, the other Party will be entitled to use all actions necessary to protect its interests.
8.2
Severability
All the terms and provisions of this Agreement are distinct and severable, and if any term or provision is held or declared to be unenforceable, illegal or void in whole or in part by any court, regulatory authority or other competent authority it will, to that extent, be deemed not to form part of this Agreement, and the enforceability, legality and validity of the remainder of this Agreement will not be affected, provided that the Parties shall use their best efforts to replace such terms with provisions that achieve, to the maximum extent possible, the commercial agreement between the Parties.”
2.11.
Eveneens op 23 juli 2020 zijn NTF, [gedaagde 1] en [naam 1] met een Standstill Letter overeengekomen geen rechtsmaatregelen uit te oefenen jegens [gedaagde 1] , [naam 1] of [gedaagde 2] . De standstill periode loopt af 30 dagen voor de Reversion Date.
2.12.
Gelijktijdig is ook een Option Agreement gesloten tussen [naam 1] , Moench en de Stichting. Op grond van deze Option Agreement heeft [naam 1] een optierecht op preferente lidmaatschapsrechten in Moench, tegen een contributie van één euro. Zodra [naam 1] zijn optierecht uitoefent, moeten de preferente lidmaatschapsrechten binnen dertig dagen worden overgedragen aan [naam 1] of een entiteit naar zijn keuze die door hem bestuurd wordt.
2.13.
Op 3 december 2020 hebben NTF en [gedaagde 2] een Security Agreement gesloten. Op 14 december 2020 is mede ter uitvoering hiervan een pandakte opgesteld ten behoeve van de toekomstige lidmaatschapsrechten van [gedaagde 2] in Moench. Uit de artikelen 2.1 en 2.4 van de notariële pandakte, de Framework Agreement en de Security Agreement van 3 december 2020, volgt dat NTF een vorderingsrecht heeft ter zake de levering van de lidmaatschapsrechten van [gedaagde 2] in Moench en alle daaraan verbonden rechten.
2.14.
In een Cessieovereenkomst van 11 februari 2023 tussen NTF en [gedaagde 2] is de
Reversion Dateverlengd tot 31 januari 2024. In de Cessieovereenkomst is vermeld dat [gedaagde 1] tot en met 31 januari 2023 een totaalbedrag van USD 72.672.793,64 is verschuldigd. Op grond van de Cessieovereenkomst heeft NTF 25% van haar vordering onder de lening gecedeerd aan [naam 1] en daarvoor een afgesproken prijs ter hoogte van USD 7.500.000,00 ontvangen. Dit betekent dat NTF’s vordering onder de lening per 11 februari 2023 een bedrag van USD 54.504.595,10 (USD 72.672.793,64 minus 25%) bedraagt, te vermeerderen met rente.
2.15.
Bij brief van 25 januari 2024 is de
Reversion Datenogmaals verlengd tot en met 23 juli 2024.
2.16.
Intussen is in juni 2023 een bod gedaan op Marzam door Comercializadora Multidrogas de Colombia S.A.S. (hierna: Multidrogas). Dat bod is afgewezen.
2.17.
Bij kennisgeving van 25 januari 2024 heeft [naam 1] de uitoefening van zijn optierecht om Latam Pharma Distribution Coöperatief U.A. (hierna: Latam) toe te laten als Preferred Member van Moench kenbaar gemaakt aan NTF. Op 18 juli 2024 heeft Moench preferente lidmaatschapsrechten uitgegeven aan Latam. Over dit onderwerp is door [naam 1] en Latam enerzijds en de Stichting en Moench anderzijds geprocedeerd bij deze rechtbank. NTF is in die procedure tussengekomen. Op enig moment daarna is de procedure doorgehaald.
2.18.
Intussen hebben [naam 1] , [gedaagde 1] en Latam bij brief van 16 februari 2024 aan Moench (en de Stichting) verzocht geen Marzam-aandelen te verkopen.
2.19.
In een e-mail van 23 april 2024 heeft [naam 1] medegedeeld dat [naam 1] en Gibart S.A. de C.V. (hierna: Gibart), een Mexicaanse entiteit en minderheidsaandeelhouder van Marzam met een belang van 50% minus 1 aandeel, overeenstemming was bereikt over een kapitaalvermindering op niveau van Marzam bij wijze van een wijziging van een eerdere overeenkomst van 11 november 2022.
2.20.
De met de Framework Agreement beoogde verkoop van het meerderheidsbelang in Marzam heeft niet plaatsgevonden.
2.21.
Bij brief van 24 juni 2024 heeft NTF [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gesommeerd om uiterlijk 26 juni 2024 (onder andere) een bedrag van USD 54.505.595,10 aan haar te voldoen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben daaraan geen gehoor gegeven.
2.22.
Na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft NTF op 2 juli 2024 diverse conservatoire beslagen gelegd ten laste van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .
2.23.
NTF heeft op 3 juli 2024 in een
notice letteraan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] medegedeeld dat zij voornemens is haar pandrecht op de lidmaatschapsrechten in Moench op grond van de Security Agreement uit te oefenen zodra deze weer in het vermogen van [gedaagde 2] zouden komen.
2.24.
Op 22 juli 2024 heeft NTF ten laste van [gedaagde 2] aanvullende conservatoire beslagen gelegd.
2.25.
Bij brief van 22 juli 2024 hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aan NTF medegedeeld dat [naam 1] en gelieerde entiteiten alle verplichtingen opschorten.
2.26.
In een procedure bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank, heeft NTF – samengevat – hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gevorderd tot betaling van USD 54.504.595,10, vermeerderd met rente en proceskosten. Bij vonnis van 6 augustus 2024 zijn [gedaagde 1] en [gedaagde 2] – samengevat – hoofdelijk veroordeeld tot betaling van voornoemd bedrag aan NTF, vermeerderd met rente en proceskosten (hierna: het kortgedingvonnis). Het kortgedingvonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben hoger beroep ingesteld tegen het kortgedingvonnis.
2.27.
In een verzoekschriftprocedure bij deze rechtbank heeft NTF – samengevat – verzocht verlof te verlenen voor de executoriale verkoop van op 22 juli 2024 door haar in beslag genomen rechten. Bij beschikking van 13 maart 2025 heeft de rechtbank dat verzoek afgewezen.

3.Het geschil

3.1.
NTF vordert – samengevat – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
  • [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van USD 54.504.595,10, vermeerderd met de contractuele rente van 3,8%,
  • [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 2.678,99 aan beslagkosten, vermeerderd met de wettelijke rente,
  • [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren verweer en concluderen tot:
primair:
- niet-ontvankelijkheid dan wel afwijzing van de vorderingen van NTF,
subsidiair:
- toewijzing van de vorderingen van NTF zonder het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, althans aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis de voorwaarde te verbinden dat NTF zekerheid stelt tot een bedrag van € 54.504.595,10, althans tot een door de rechtbank te bepalen bedrag,
zowel primair als subsidiair:
- veroordeling van NTF in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, indien nodig, ingegaan.

4.De beoordeling

NTF heeft belang bij haar vorderingen
4.1.
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagden] is dat NTF geen belang heeft bij haar vorderingen. De rechtbank verwerpt dit verweer en legt hierna uit waarom.
4.2.
[gedaagden] stelt in dit verband onder meer dat NTF geen belang heeft bij haar vorderingen, omdat er op dit moment geen reële mogelijkheid is dat zij haar vorderingen op [gedaagde 1] of [gedaagde 2] kan verhalen. Daarin wordt [gedaagden] niet gevolgd. Het enkele feit dat op dit moment onduidelijk is of [gedaagden] aan haar verplichtingen kan voldoen en of zij verhaal zal bieden, maakt op zichzelf niet dat NTF geen belang heeft bij haar vorderingen. Niet uitgesloten is dat [gedaagden] in de toekomst wél verhaal zal bieden. [gedaagden] kan daar op dit moment – bij wijze van dit verweer – niet op vooruitlopen.
4.3.
Verder heeft [gedaagden] in dit verband – samengevat – het volgende naar voren gebracht. NTF beschikt met het kortgedingvonnis reeds over een effectieve executoriale titel. Daarin zijn [gedaagde 1] en [gedaagde 2] namelijk reeds hoofdelijk veroordeeld tot betaling van USD 54.504.595,10, welke veroordeling ook uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Het met de onderhavige procedure verkrijgen van een tweede – identieke – executoriale titel, heeft dan ook geen invloed op de rechtspositie van NTF, aldus [gedaagden]
4.4.
Ook daarin volgt de rechtbank [gedaagden] niet. Voorop staat dat de onderhavige procedure een bodemprocedure is. De bodemprocedure en de kortgedingprocedure zijn twee volledig naast elkaar bestaande rechtsgangen. Een uitspraak in een kortgedingprocedure is naar zijn aard een voorlopige voorziening. Dit brengt mee dat een in een kortgedingvonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaarde betalingsveroordeling – zoals hier aan de orde – naar zijn aard een voorlopig karakter heeft. Dat ontneemt een schuldeiser niet de bevoegdheid om in een bodemprocedure dezelfde vordering in te stellen. Alleen in een bodemprocedure vindt namelijk een definitieve vaststelling van de rechten van partijen plaats.
4.5.
Verder heeft een kortgedingvonnis geen gezag van gewijsde tussen partijen. Bovendien geldt in dit geval dat het kortgedingvonnis ook niet onherroepelijk is, omdat daartegen hoger beroep is ingesteld. Het belang van NTF bij de onderhavige bodemprocedure is dan ook gelegen in het verkrijgen van een uitspraak waarvan gezag van gewijsde uitgaat.
4.6.
Al het voorgaande leidt tot de tussenconclusie dat NTF belang heeft in de zin van artikel 3:303 BW en ontvankelijk is in haar vorderingen.
NTF kan nakoming van de leningsovereenkomst vorderen
4.7.
Voorop staat dat [gedaagde 1] haar verplichting onder de leningsovereenkomst niet is nagekomen, omdat zij het uit dien hoofde verschuldigde – en door haar onbetwiste –resterende bedrag van USD 54.504.595,10, vermeerderd met een contractuele rente van 3,8%, niet aan NTF heeft betaald. In deze procedure vordert NTF – kort gezegd – dat [gedaagde 1] haar betalingsverplichting uit hoofde van de leningsovereenkomst nakomt. Ten aanzien van [gedaagde 2] vordert NTF nakoming van de door [gedaagde 2] in artikel 3.7 onder (a) van de Framework Agreement afgegeven garantie.
4.8.
Partijen twisten over de vraag of NTF nakoming van de leningsovereenkomst en de Framework Agreement kan vorderen. [gedaagden] meent van niet en heeft zich daartoe – samengevat – op de standpunten gesteld dat:
het door NTF aan [gedaagde 1] verstrekte bedrag niet een lening, maar een gezamenlijke investering van NTF en [naam 1] in Marzam betrof,
[gedaagden] al haar verplichtingen jegens NTF heeft opgeschort,
NTF in schuldeisersverzuim verkeert,
NTF in strijd heeft gehandeld met Mexicaans mededingingsrecht, de redelijkheid en billijkheid althans onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [gedaagden]
4.9.
De rechtbank verwerpt al deze standpunten van [gedaagden] en legt hierna – voor elk standpunt afzonderlijk – uit waarom.
Het door NTF aan [gedaagde 1] verstrekte bedrag betrof een lening
4.10.
[gedaagden] heeft zich – voor het eerst tijdens de zitting – op het standpunt gesteld dat het in 2015 door NTF aan [gedaagde 1] verstrekte bedrag geen lening, maar een gezamenlijke investering van NTF en [naam 1] in Marzam betrof.
4.11.
[gedaagden] heeft daartoe onder meer aangevoerd dat NTF samen met [naam 1] wilde investeren in Marzam, maar dat NTF dit op grond van Mexicaans mededingingsrecht niet mocht doen, omdat [naam 3] – de UBO van NTF – getrouwd is met de bestuursvoorzitter van Nadro en Nadro één van de grootste concurrenten van Marzam is. In samenspraak met [naam 1] , is daarom een structuur opgetuigd buiten Mexico waarmee NTF alsnog kon investeren in Marzam buiten het zicht van COFECE. Die investering is juridisch vormgegeven als een lening met garanties, in een poging problemen met COFECE te voorkomen. Ondanks de uiterlijke kenmerken van de leningsovereenkomst, is het dus in wezen een investering. Er is dus geen geldige titel en NTF kan geen nakoming van de leningsovereenkomst vorderen. Aldus steeds [gedaagden]
4.12.
Daartegenover heeft NTF betwist dat het door haar aan [gedaagde 1] verstrekte bedrag een gezamenlijke investering van NTF en [naam 1] in Marzam betrof. De verwerving van het meerderheidsbelang in Marzam is ook niet in opdracht van NTF gebeurd. In 2015 is een lening tegen marktconforme voorwaarden aangegaan. NTF wist bij het aangaan van de (oorspronkelijke) leningsovereenkomst wel dat het door haar aan [gedaagde 1] verstrekte bedrag gebruikt zou worden om aandelen in Marzam te verwerven. Partijen hebben echter niet afgesproken dat zij samen een meerderheidsbelang in Marzam zouden verwerven. Aldus steeds NTF.
4.13.
[gedaagden] heeft haar stellingen vervolgens niet nader feitelijk onderbouwd. Aan de hand van het zeer algemene en voor het eerst tijdens de zitting naar voren gebrachte betoog van [gedaagden] kan de rechtbank dan ook niet vaststellen dat de leningsovereenkomst feitelijk een gezamenlijke investering van NTF en [naam 1] in Marzam betrof.
4.14.
[gedaagden] heeft in dit verband verder betoogd dat de afspraken van NTF en [gedaagde 1] erop neer kwamen dat [gedaagde 1] pas enig bedrag aan NTF hoefde terug te betalen indien zij daarvoor over voldoende financiële middelen beschikte, gegenereerd uit inkomsten uit hetzij het meerderheidsbelang in Marzam zelf, hetzij de gehele of gedeeltelijke verkoop van het meerderheidsbelang in Marzam. Het idee was om van Marzam een succes te maken, maar dat is niet gelukt. De leningsovereenkomst was nooit bedoeld als lening. De data voor terugbetaling in de leningsovereenkomst en de Framework Agreement waren er alleen maar ingezet voor de mededingingsrechtelijke afdekking. Aldus steeds [gedaagden]
4.15.
NTF heeft deze door [gedaagden] gestelde bedoeling van partijen over de opeisbaarheid van de lening betwist. [gedaagden] heeft haar stellingen vervolgens niet nader onderbouwd. Aangezien de door [gedaagden] gestelde bedoeling van partijen onvoldoende is toegelicht met concrete feiten en omstandigheden, terwijl die gestelde bedoeling ook geen steun vindt in de schriftelijke contracten tussen partijen, is niet komen vast te staan dat partijen hebben afgesproken dat [gedaagde 1] pas enig bedrag aan NTF hoeft terug te betalen indien zij daarvoor over voldoende financiële middelen beschikt.
Het beroep op opschorting van [gedaagden] gaat niet op
4.16.
[gedaagden] stelt verder dat zij al haar verplichtingen heeft opgeschort, zodat NTF geen nakoming van de leningsovereenkomst en de Framework Agreement kan vorderen. Daarin wordt [gedaagden] niet gevolgd.
4.17.
Op grond van artikel 6:52 BW is voor een geslaagd beroep op opschorting onder meer een opeisbare vordering vereist van de schuldenaar (hier: [gedaagden] ) op zijn schuldeiser (hier: NTF). In dit geval is niet gebleken van een opeisbare vordering van [gedaagden] op NTF. Het betoog van [gedaagden] , dat NTF haar verplichting op grond van artikel 8.2 van de Framework Agreement om met [gedaagden] in gesprek te treden niet nakomt, slaagt niet. Artikel 8.2 van de Framework Agreement ziet op de situatie dat een bepaling uit de Framework Agreement door een rechtbank, een regelgevende instantie of een andere bevoegde autoriteit geheel of gedeeltelijk onuitvoerbaar, onwettig of nietig wordt verklaard en in zoverre een lacune in de Framework Agreement ontstaat. In dat geval bepaalt artikel 8.2 van de Framework Agreement dat partijen zich moeten inspannen daar een andere afspraak voor in de plaats te stellen. De situatie dat een lacune in het contract is ontstaan, doet zich hier echter niet voor. Anders dan [gedaagden] betoogt, is NTF op grond van artikel 8.2 van de Framework Agreement in dit geval dus niet verplicht om met haar in overleg te treden. Het beroep van [gedaagden] op opschorting stuit hierop af.
NTF verkeert niet in schuldeisersverzuim
4.18.
[gedaagden] heeft verder aangevoerd dat voor zover NTF een ongeoorloofd doel nastreeft, dit in rechte geen gehoor dient te krijgen. Zij heeft in dit verband naar voren gebracht dat NTF mogelijk uit is op de goedkope verkrijging van Marzam, zodat [naam 3] kan toewerken naar marktdominantie in Mexico. Volgens [gedaagden] is een alternatief scenario dat [naam 3] hetzelfde probeert te bereiken door de redding van Marzam onmogelijk te maken, omdat bij een faillissement van Marzam Nadro – het bedrijf van de echtgenoot van [naam 3] , de UBO van NTF – het marktaandeel van Marzam kan overnemen.
4.19.
Verder geldt volgens [gedaagden] dat NTF stelselmatig de transactiedocumentatie negeert, zodat zij niet in deze procedure nakoming kan vorderen van één van haar rechten uit diezelfde documentatie. In dit verband heeft [gedaagden] – waar mogelijk samengevat – het volgende aangevoerd.
NTF is een Standstill overeengekomen. In weerwil van die verplichting heeft NTF een vordering ingesteld tegen Latam, [naam 1] , Moench en de Stichting. Daarmee handelde NTF in strijd met de Standstill, die onderdeel uitmaakt van dezelfde transactiedocumenten als de Framework Agreement.
Het heeft er alle schijn van dat NTF heeft geprobeerd de in de
Waterfallafgesproken rangschikking van vorderingen te ondermijnen, door aan te dringen op de acceptatie van het bod van Multidrogas op Marzam.
NTF heeft – bijgestaan door advocaten – in de Framework Agreement ingestemd met de vrijgave van de borgtocht van [naam 1] . In plaats daarvan verkreeg NTF een vergelijkbare zekerheid van [gedaagde 2] . In een andere procedure bij deze rechtbank (zie hiervoor 2.17) hield NTF [naam 1] niettemin persoonlijk aansprakelijk. NTF heeft daarmee in verschillende procedures tegenstrijdige stellingen ingenomen. NTF kan niet in deze procedure nakoming van een garantie vorderen die in de plaats kwam van een borgtocht, terwijl zij in een andere procedure op dezelfde feiten de vrijgave van de borgtocht feitelijk negeert.
In haar conclusie van eis betwistte NTF het recht van [naam 1] op uitgifte van preferente lidmaatschapsrechten op grond van de Option Agreement. Ook hiervoor geldt dat NTF niet enerzijds in deze procedure rechten uit de transactiedocumentatie kan uitoefenen, terwijl zij in een andere procedure kennelijk de geldigheid van die transactiedocumentatie (en de uitoefening van rechten daaruit) betwistte.
Met de
notice lettervan 3 juli 2024 en de beslagen – in combinatie met de betwisting van [naam 1] ’s optierecht en de opeising in deze procedure – probeert NTF de zeggenschap in Moench (en daarmee in Marzam) naar zich toe te trekken. Dat is in strijd met de Framework Agreement en aanpalende overeenkomsten. NTF weet dat COFECE heeft bepaald dat zij onder geen beding directe of indirecte zeggenschap mag krijgen in Marzam. De UBO van NTF – [naam 3] – heeft ook een verklaring afgelegd om COFECE in dit verband gerust te stellen. Met haar handelen riskeert NTF nieuwe mededingingsrechtelijke sancties van COFECE en ondermijnt daarmee de belangen van alle betrokken stakeholders.
NTF heeft zich recent op het standpunt gesteld dat de Framework Agreement slechts een “
illusoir construct” zou zijn.
4.20.
Voor zover [gedaagden] aan de hand de hiervoor in 4.18 en 4.19 geschetste toelichtingen bedoelt te betogen dat NTF geen nakoming van de leningsovereenkomst en de Framework Agreement kan vorderen, omdat NTF [gedaagden] verhindert in de nakoming van haar betalingsverplichtingen, vat de rechtbank dit op als een beroep op schuldeisersverzuim. Daarin wordt [gedaagden] niet gevolgd. Daartoe is het volgende redengevend.
4.21.
Op grond van artikel 6:58 BW komt de schuldeiser in verzuim, wanneer nakoming van de verbintenis verhinderd wordt doordat hij daartoe noodzakelijke medewerking niet verleent of doordat een ander beletsel van zijn zijde opkomt, tenzij de oorzaak van verhindering hem niet kan worden toegerekend.
4.22.
Voor zover [gedaagden] betoogt dat NTF de redding van Marzam frustreert, is dat niet komen vast te staan. De stellingen van [gedaagden] in dit verband komen namelijk niet verder dan vermoedens, die NTF bovendien heeft betwist. Op basis daarvan kan dan ook niet worden gezegd dat NTF in schuldeisersverzuim verkeert.
4.23.
Uit de door [gedaagden] aangevoerde omstandigheden (zie hiervoor 4.19), ook in onderlinge samenhang bezien, kan niet worden afgeleid dat NTF heeft verhinderd dat [gedaagden] haar verplichtingen tot terugbetaling nakomt. Daarbij overweegt de rechtbank over de aangevoerde omstandigheden als volgt:
NTF heeft niet in strijd gehandeld met de Standstill Letter. De (inmiddels doorgehaalde) procedure over de uitschrijving van preferente lidmaatschapsrechten aan Latam was geïnitieerd door Latam en [naam 1] , en niet door NTF. NTF was in die procedure een tussenkomende partij. Aangezien die procedure betrekking had op de Option Agreement en de uitschrijving van preferente lidmaatschapsrechten, terwijl de door NTF als tussenkomende partij ingestelde vordering daar ook betrekking op had, heeft NTF niet in strijd gehandeld met de Standstill Letter. Die Standstill Letter verbood immers alleen het treffen van rechtsmaatregelen in verband met de verplichtingen tot terugbetaling op grond van de leningsovereenkomst.
Niet is komen vast te staan dat NTF heeft getracht de rangschikking volgens de
Waterfallte ondermijnen. De stellingname van [gedaagden] is gebaseerd op vermoedens en speculaties, zonder dat concrete gegevens steun bieden aan dat verwijt.
Dat NTF in de eerdere (inmiddels doorgehaalde) procedure [naam 1] persoonlijk aansprakelijk hield, is niet onverenigbaar met de omstandigheid dat in de Framework Agreement de borgtocht van [naam 1] was vervangen door de door [gedaagde 2] afgegeven garantie. Die eerdere procedure ging immers over de uitgifte van de preferente lidmaatschapsrechten, terwijl de borgtocht en garantie betrekking hebben op de terugbetaling van de aan [gedaagde 1] verstrekte geldlening.
Het onder d. door [gedaagden] gemaakte verwijt is evenmin terecht, omdat het ook hier om twee verschillende kwesties gaat (de uitgifte van de preferente lidmaatschapsrechten door [naam 1] enerzijds en de terugbetaling van de lening door [gedaagde 1] anderzijds).
Dat NTF in deze procedure betaling vordert en tot zekerheid van haar vordering beslag heeft laten leggen, is niet als strijdig met de Framework Agreement aan te merken. Doordat [gedaagde 1] haar verplichting tot terugbetaling van de lening niet is nagekomen en de datum voor
Reversionop grond van de Framework Agreement is verstreken, doet NTF niets anders dan het uitoefenen van haar toekomende rechten als schuldeiser.
Met de opmerking dat de Framework Agreement een “illusoir construct” is, heeft NTF haar aanspraken op nakoming niet prijsgegeven. Uit de context van die opmerking (zie 2.13 en 2.14 van de dagvaarding) blijkt dat NTF daarmee bedoelt dat [gedaagden] in werkelijkheid niet de intentie had om de Framework Agreement na te komen.
4.24.
Dat NTF stelselmatig de transactiedocumentatie zou negeren of dat zij ongeoorloofde belangen zou nastreven, is dus niet komen vast te staan.
NTF heeft niet in strijd gehandeld met Mexicaans mededingingsrecht, redelijkheid en billijkheid althans onrechtmatig gehandeld tegenover [gedaagden]
4.25.
[gedaagden] heeft nog aangevoerd – met verwijzing naar dezelfde argumenten als voor haar beroep op schuldeisersverzuim (zie 4.18 en 4.19) – dat NTF in strijd heeft gehandeld met het Mexicaanse mededingingsrecht, de redelijkheid en billijkheid, althans dat NTF onrechtmatig tegenover haar heeft gehandeld. Dit betoog stuit erop af dat de door [gedaagden] aangevoerde verwijten niet zijn komen vast te staan of dat aan de aangevoerde feitelijkheden niet de door [gedaagden] gestelde betekenis toekomt. Verwezen wordt naar het hiervoor in 4.22 en 4.23 gegeven oordeel.
Tussenconclusie
4.26.
Al het voorgaande leidt tot de tussenconclusie dat NTF nakoming kan vorderen van de leningsovereenkomst en de Framework Agreement.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] moeten USD 54.504.595,10 aan NTF betalen
4.27.
Voorop staat dat de hoogte van het door NTF in hoofdsom gevorderde bedrag van USD 54.504.595,10 niet ter discussie staat.
4.28.
Ten aanzien van [gedaagde 1] geldt het volgende. Per 22 juni 2024 is de zogenoemde Standstill Periode, een maand voor de Reversion Date van 23 juli 2024, geëindigd. Dit betekent dat NTF vanaf 23 juni 2024 bij [gedaagde 1] aanspraak kan maken op terugbetaling van de lening.
4.29.
Ten aanzien van [gedaagde 2] geldt dat zij op grond van de door haar – in artikel 3.7 onder (a) van de Framework Agreement – afgegeven garantie in beginsel zelfstandig gehouden is tot betaling van voornoemd bedrag. Daarop kan vanwege het abstracte karakter van de verstrekte garantie slechts in bijzondere gevallen een uitzondering worden gemaakt, namelijk bij bedrog of willekeur [1] , als er sprake is van kennelijk willekeurige en bedrieglijke claims of – zoals [gedaagde 2] stelt – misbruik.
4.30.
[gedaagde 2] heeft aangevoerd dat NTF reeds stappen heeft gezet om voornoemde garantie op grond van het kortgedingvonnis uit te winnen, zodat een tweede uitwinning daarvan – op grond van het onderhavige vonnis – hoe dan ook tot misbruik leidt. Daarin wordt [gedaagde 2] niet gevolgd. Anders dan [gedaagde 2] meent, kan geen sprake zijn van een dubbele uitwinning van de garantie door NTF. De betalingsveroordeling in het onderhavige vonnis van de bodemrechter treedt namelijk in de plaats van de door de voorzieningenrechter in het kortgedingvonnis uitgesproken betalingsveroordeling. [gedaagde 2] heeft verder geen andere omstandigheden naar voren gebracht waaruit blijkt dat sprake is van misbruik, bedrog, willekeur of kennelijk willekeurige of bedrieglijke claims.
4.31.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden daarom hoofdelijk veroordeeld tot betaling van USD 54.504.595,10, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd.
Contractuele rente
4.32.
De door NTF over voornoemde bedrag met ingang van 1 februari 2023 gevorderde contractuele rente van 3,8% wordt als onbestreden toegewezen.
De beslagkosten
4.33.
NTF vordert verder [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen in de door haar gemaakte beslagkosten ter hoogte van € 2.678,99, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar.
De proceskosten
4.34.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] krijgen dus ongelijk en moeten daarom de proceskosten van NTF betalen. De proceskosten van NTF worden begroot op:
- kosten dagvaarding: € 230,44
- griffierecht: € 9.137,00
- salaris advocaat: € 8.714,00 (2,0 punten x tarief VIII: € 4.357,00)
- nakosten:
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
- totaal: € 18.259,44
4.35.
De proceskostenveroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken.
4.36.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals hierna in de beslissing is vermeld.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.37.
[gedaagden] heeft verweer gevoerd tegen de door NTF gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Daartoe heeft zij aangevoerd dat indien zij tegen dit vonnis hoger beroep instelt, tussentijdse executie daarvan een reëel restitutierisico zal doen ontstaan. Uit de jaarrekening van NTF over 2022 blijkt namelijk dat zij – anders dan de lening – geen (noemenswaardige) vermogensbestanddelen heeft. NTF heeft in de kortgedingprocedure kenbaar gemaakt dat zij de gelden wil aanwenden “voor andere doeleinden”. De kans dat NTF de gelden na toewijzing van haar vordering vervreemdt, is dus aanzienlijk. In dat geval zou zij geen verhaal meer kunnen bieden indien haar vorderingen in hoger beroep worden afgewezen. Aldus steeds [gedaagden]
4.38.
Bij de beoordeling van een vordering op grond van artikel 233 Rv moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Bij die belangenafweging wordt degene die een veroordeling tot betaling van een geldsom verkrijgt, vermoed het vereiste belang te hebben bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad. [2]
4.39.
In dit geval weegt het belang van NTF dat [gedaagden] op korte termijn voldoet aan hetgeen waartoe zij is veroordeeld, zwaarder dan het belang van [gedaagden] bij behoud van de bestaande toestand. Uit de door [gedaagden] genoemde omstandigheden kan namelijk niet zonder meer worden afgeleid dat NTF niet in staat is, of zal zijn, om uit hoofde van dit vonnis aan haar betaalde bedragen terug te betalen aan [gedaagden] bij een andersluidend oordeel in hoger beroep.
4.40.
Gelet op het voorgaande is aan de wettelijke vereisten van artikel 233 Rv voldaan. Dit vonnis wordt daarom uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Geen zekerheidsstelling
4.41.
[gedaagden] heeft (subsidiair) verzocht dat aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van dit vonnis de voorwaarde wordt verbonden dat door NTF tot € 54.504.595,10 althans een door de rechtbank te bepalen bedrag zekerheid wordt gesteld. Artikel 233 lid 3 Rv geeft aan de rechter de bevoegdheid om aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad de voorwaarde te verbinden dat tot een door hem te bepalen bedrag zekerheid wordt gesteld. Bij gebrek aan een concrete toelichting bij het verzoek van [gedaagden] , ziet de rechtbank in de gegeven omstandigheden geen reden om van die bevoegdheid gebruik te maken. De door [gedaagden] verzochte zekerheidsstelling wordt dan ook afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk tot betaling aan NTF van USD 54.504.595,10, te vermeerderen met de contractuele rente van 3,8% met ingang van 1 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk tot betaling aan NTF van € 2.678,99 aan beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 11 juni 2025 tot aan de dag der algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de proceskosten van NTF, begroot op € 18.259,44 en te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een extra bedrag van € 92,00 betalen plus de kosten van betekening,
5.4.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T. Kruis, rechter, bijgestaan door mr. L.J.P.C. Silven, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2025.

Voetnoten

1.Hoge Raad 13 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:600; Hoge Raad 26 maart 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO2278.
2.Hoge Raad 20 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:688.