ECLI:NL:RBAMS:2025:4010

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
13 juni 2025
Zaaknummer
13-336761-24 (A); 13-141550-24 (B); 13-065262-24 (C); 13-162399-24 (D); 03-265922-24 (E)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging en belediging van meerdere slachtoffers met contactverbod en gevangenisstraf

Op 28 mei 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging en belediging van meerdere personen. De slachtoffers omvatten de halfzus van de verdachte, haar voormalige curator, medewerkers van een huisartspraktijk, straatcoaches, en buren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte haar halfzus, met wie een contactverbod was opgelegd, herhaaldelijk heeft belaagd door haar te bellen en e-mails te sturen met bedreigende en beledigende inhoud. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden en heeft daarnaast een contactverbod en een locatieverbod opgelegd voor de duur van vijf jaar. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, waaronder racistische uitlatingen, meegewogen in de strafoplegging. De verdachte heeft eerder soortgelijke vergrijpen gepleegd, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om een forse straf op te leggen. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €250,- toegewezen aan een benadeelde partij voor immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13-336761-24 (A); 13-141550-24 (B); 13-065262-24 (C); 13-162399-24 (D); 03-265922-24 (E)
Datum uitspraak: 28 mei 2025
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaken tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 1976 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
op dit moment gedetineerd in [penitentiaire inrichting] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 mei 2025. Verdachte was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. E.W. Stein, en van wat verdachte en haar raadsman, mr. B.J.T. van Opstal, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.Beschuldiging

Aan verdachte is – kort gezegd – tenlastegelegd dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan:
zaak A, feit 1:belaging van [slachtoffer 1] in de periode van 19 september 2024 tot en met
9 december 2024 in Nederland;
zaak A, feit 2:opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, inhoudende dat verdachte geen contact mag hebben met [slachtoffer 1] , in de periode van 8 november 2024 tot en met 9 december 2024 in Nederland;
zaak A, feit 3:bedreiging van [slachtoffer 2] in de periode van 8 december 2024 tot en met 9 december 2024 in Nederland;
zaak A, feit 4:belediging van ambtenaren [ambtenaar 1] en [ambtenaar 2] op 17 december 2024 in Amsterdam;
zaak B:bedreiging van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] op 24 april 2024 in Amsterdam;
zaak C, feit 1:bedreiging van [benadeelde partij] op 25 februari 2024 in Amsterdam;
zaak C, feit 2:belediging van [benadeelde partij] op 25 februari 2024 in Amsterdam;
zaak D:bedreiging van [slachtoffer 1] in de periode van 1 april 2022 tot en met 22 april 2024 in Nederland;
zaak E:bedreiging van [slachtoffer 5] op 19 augustus 2024 in Sittard;
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de
bijlagevan dit vonnis. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen. Onder zaak D is uitsluitend sprake geweest van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, met zware mishandeling en met brandstichting. Van de overige categorieën van bedreiging moet verdachte worden vrijgesproken.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman vindt dat verdachte in zaak D partieel moet worden vrijgesproken van de woorden bij de gedachtestreepjes die zien op de uitspraken
“We pakken haar, hoe heet het adres [naam 1] ?”en
“Maar we kunnen haar die adres laten uitzoeken door die gasten niet die gasten die vast zitten. Die andere gasten kunnen ook. he, die van die motorbende [naam 2] kunnen we ook gebruiken. Geen probleem. Maar [naam 2] wat denk je dat [naam 2] er van gaat vinden”, omdat deze uitspraken geen bedreigingen vormen. Voor het overige refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van de partiële vrijspraken zoals hierna is weergegeven. De rechtbank grondt haar beslissing op de bekennende verklaring van verdachte en op de overige feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, dan worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op dit verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan dit verkorte vonnis gehecht.
Partiële vrijspraak onder zaak D
De geluidsfragmenten die verstrekt zijn door aangever [slachtoffer 1] zijn uitgeluisterd door een verbalisant. De verbalisant heeft beschreven dat de geluidsfragmenten zijn gemaakt in de periode van april 2024 tot het moment van de aangifte op 22 april 2024. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken voor zover de tenlastelegging ziet op de periode vóór 1 april 2024. De rechtbank zal de verdachte ook vrijspreken van de laatste twee gedachtestreepjes van de tenlastelegging.
Partiële vrijspraak onder zaak C, feit 1
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de woorden
“Ik zet mijn hond in tegen haar als het nodig is”heeft geuit, en zal verdachte van dit onderdeel vrijspreken.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
zaak A, feit 1
in de periode van 19 september 2024 tot en met 9 december 2024 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] , door:
- meerdere malen telefonisch contact op te nemen met die [slachtoffer 1] en met het bedrijf waar die [slachtoffer 1] werkzaam is ( [bedrijf 1] ) en
- meerdere e-mailberichten te sturen naar die [slachtoffer 1] en het bedrijf waar die [slachtoffer 1] werkzaam is ( [bedrijf 1] ), met dreigende en intimiderende en beledigende teksten,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen;
zaak A, feit 2
in de periode van 8 november 2024 tot en met 9 december 2024 in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 23 oktober 2024, gegeven door de officier van justitie te arrondissement Amsterdam, door telefonisch en per e-mail contact op te nemen met [slachtoffer 1] ;
zaak A, feit 3
in de periode van 8 december 2024 tot en met 9 december 2024 in Nederland, [slachtoffer 2] , meermaals heeft bedreigd met
- de misdrijven omschreven in de artikelen 241 en 243 Wetboek van Strafrecht, en
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en
- zware mishandeling,
door die [slachtoffer 2] middels spraakberichten en tekstberichten dreigend de woorden toe te voegen:
- " Vieze kanker gekken we maken jullie dood kijk maar achter om jullie weten niet wie jullie treiteren kogel komt", en
- " Dood ga jij en je gezin reageer niet meer", en
- " Je blijft weigeren je gaat zeker dood kogel krijg je komt daar niet meer onderuit met je getreiter morgen komen we langs aantal gasten", en
- " Niet gehoorzamen hé geitenwollen sokken neuker gestoord individu we krijgen je wel we willen aantal dingen als je je leven wilt behouden", en
- " Ga geen twee huizen huren maak je dood ik wil van dat huis af maakt niet uit wil dat kom ik niet van dat huis af snijden we je strotje door want anders komen we nooit verder", en
- " Je gaat dood moeten bekopen hé!", en
- " Anders snee in je strot dump in slootje", en
- " Strot door of toestemming!", en
- " Jij ook luisteren of we komen naar [adres 1] huis van de week strotje open oor tot oor!", en
- " Kanker snitxs ook van [naam 1] en mij samen kogel krijg je van ons", en
- " Je vingers worden doorgeknipt, je keeltje wordt doorgesneden", en
- " Nu ga je een kogeltje door je harsens krijgen", en
- " Ik laat je tiefushard in je reet neuken door twintig negers" en
- " Kofferbak kogeltje door jou en je gezin";
zaak A, feit 4
op 17 december 2024 te Amsterdam, opzettelijk ambtenaren, te weten [ambtenaar 1] ( [beroep] ) en [ambtenaar 2] ( [beroep] ), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling en door feitelijkheden heeft beledigd door hen de woorden (met discriminatoir aspect) toe te voegen:
- " Ik wil niet praten met jullie kanker zwarte mensen en jullie moeten uit dit land. Dit is mijn land!", en
- " Ik houd niet van kanker zwarte mensen!", en
- " Ik praat niet met zwarte mensen!", en
- " Ik ga geen gesprek aan met zwarte mensen. Jullie horen hier niet thuis!",
en door meerdere malen op de kleding van die [ambtenaar 1] en [ambtenaar 2] te spugen;
zaak B
op 24 april 2024 te Amsterdam [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen "Hij heeft zijn oxycodon nodig. Kanker wijf, mijn vriend is woest, hij komt naar jullie toe en steekt jullie neer. Vieze stinkwijf, als ik je buiten tegen kom steek ik jou en je kinderen neer" en/of "Ik kom jullie allemaal vermoorden";
zaak C, feit 1
op 25 februari 2024 te Amsterdam, [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [benadeelde partij] dreigend de woorden toe te voegen "Als ik een mes heb en krijg je te pakken, dan steek ik je neer!";
zaak C, feit 2
op 25 februari 2024 te Amsterdam, opzettelijk [benadeelde partij] , in haar tegenwoordigheid, mondeling en door feitelijkheden, heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: "Die zwarte!" en "Zij is van het verkeerde ras. Ik ben rechtsextremistisch en daar kom ik eerlijk voor uit! Wij zijn superieur! Wij zijn blank! Ik houd niet van donkere mensen!", en door in de richting van die [benadeelde partij] te spugen;
zaak D
in de periode van 1 april 2024 tot en met 22 april 2024 in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met
- enig misdrijf tegen het leven gericht,
- zware mishandeling en
- brandstichting,
door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen:
- " Je staat sowieso op de dodenlijst dan weet je dat alvast", en
- " Er staat sowieso een prijs op je hoofd, er zijn gasten naar je op zoek, Schat je heb je echt moeilijk gemaakt", en
- " Maar jij krijgt een kogel door je kop maar jij haalt het einde van het jaar niet. Mag ik nu het adres, er zijn mensen naar je op zoek, die kan ik intrekken, als je meewerkt”, en
- " Je ziet het daglicht niet meer, wat is je leven, wat is je liefst je leven of ruzie met mijn criminele vriendjes, zeg het maar", en
- " Als je dat misbruikt dan vinden we je morgen en steken we eigenhandig in de fik oke. [straat] begin maar schrijf maar op", en
- " Oke 16:00 uur weet hij het adres als hij om 17 uur niet bij mij is dan weten we je ook te vinden ciao baby maak wat van je dag he en goed achterom kijken”;
zaak E
op 19 augustus 2024 te Sittard, [slachtoffer 5] heeft bedreigd met de misdrijven omschreven in de artikelen 241 en 243 Wetboek van Strafrecht en enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling, door die [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen:
- " ik stuur een Surinamer op je kinderen af om hen te verkrachten", en
- " ik stuur een Surinamer op je af om je keel door te snijden", en
- " ik steek jou in je flikker".

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.

7.Motivering van de straf en de maatregel

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 195 dagen. Daarnaast vordert de officier van justitie om aan verdachte een dadelijk uitvoerbaar verbod als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) op te leggen voor de duur van vijf jaren, inhoudende het verbod om contact op te nemen met [slachtoffer 1] en het verbod zich binnen 500 meter van het werkadres van [slachtoffer 1] te begeven.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om geen hogere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Verder heeft de raadsman de rechtbank in overweging gegeven om aan een eventueel voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden te verbinden, te weten ambulante behandeling en een contactverbod met de aangevers.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf en maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals op zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging en belediging van een groot aantal personen. De slachtoffers bestaan uit de halfzus van verdachte, haar voormalige curator, twee medewerkers van een huisartspraktijk, twee straatcoaches, haar buurvrouw en de dochter van een andere buurvrouw. Daarnaast heeft verdachte haar halfzus, voor wie aan verdachte een contactverbod was opgelegd, belaagd door haar herhaaldelijk te bellen en e-mails te sturen, zowel naar haar persoonlijk als naar haar werk. De gedragingen van verdachte getuigen van een gebrek aan respect voor de medemens in de samenleving. Een groot deel van de uitingen is angstaanjagend en heeft het gevoel van veiligheid van de slachtoffers aangetast. Een deel van de uitingen heeft een racistisch karakter, waardoor die slachtoffers in hun eer en goede naam zijn aangetast en wat bijdraagt aan een maatschappelijk verwerpelijk klimaat van uitsluiting en discriminatie. Tijdens de zitting heeft verdachte meermaals spijt betuigd en aangegeven dat zij geen bedreigingen meer zal uiten en ook dat zij geen racistische gedachten meer heeft. De rechtbank hoopt dat verdachte daadwerkelijk tot dit inzicht is gekomen.
Persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 9 april 2025 blijkt dat verdachte in het verleden eerder is veroordeeld voor bedreiging en belediging.
Uit het reclasseringsrapport van 28 maart 2025, opgesteld door mevrouw [reclasseringsmedewerker] , blijkt - kort gezegd - dat er bij verdachte geen sprake is van betrouwbare bereidheid om zich te houden aan bijzondere voorwaarden van de reclassering. De reclassering kan derhalve niet afdoende interveniëren op het risicovolle gedrag wat verdachte tot nu toe heeft laten zien.
Strafoplegging
De ernst van de door verdachte gepleegde feiten rechtvaardigt een forse gevangenisstraf. Verdachte heeft in korte tijd veel slachtoffers gemaakt. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf rekening gehouden met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Omdat de rechtbank de verdachte van enkele onderdelen uit de tenlasteleggingen heeft vrijgesproken, ziet de rechtbank reden om af te wijken van de eis van de officier van justitie. Voorts ziet de rechtbank geen aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen en aan een voorwaardelijk deel bijzondere voorwaarden te verbinden, mede gelet op het advies van de reclassering hierover.
Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden om aan verdachte een gevangenisstraf van zes maanden op te leggen.
38v maatregel
De rechtbank legt naast de gevangenisstraf aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr op. Deze maatregel bestaat uit een locatieverbod, inhoudende dat verdachte zich gedurende vijf jaren niet mag ophouden binnen een straal van 500 meter vanaf het werkadres van [slachtoffer 1] . Ook legt de rechtbank aan verdachte een contactverbod op, inhoudende dat verdachte gedurende vijf jaren zich dient te onthouden van contact met [slachtoffer 1] en de onderneming van die [slachtoffer 1] . Om deze maatregel kracht bij te zetten, geldt iedere keer dat verdachte de maatregel overtreedt een vervangende hechtenis van één week, tot een maximum van zes maanden. De rechtbank beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is, omdat ernstig rekening moet worden gehouden dat verdachte zich belastend zal gedragen jegens aangeefster.

8.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert € 750,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank is van oordeel dat aan de benadeelde partij door de onder zaak C bewezenverklaarde feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht wegens aantasting in de persoon. Op grond van de onderbouwing van de geleden immateriële schade kan de rechtbank niet naar objectieve maatstaven vaststellen dat sprake is van geestelijk letsel. Maar de aard en ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde, zoals die blijken uit de onderbouwing van het verzoek tot schadevergoeding, zijn in dit geval zo voor de hand liggend dat een aantasting in de persoon als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en
onder b, van het Burgerlijk Wetboek, kan worden aangenomen.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 250,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd (25 februari 2024). De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder zaak C bewezenverklaarde feiten is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 250,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd (25 februari 2024).

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 38v, 38w, 57, 63, 184a, 266, 267, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder zaak A, feiten 1, 2, 3 en 4, zaak B, zaak C, feiten 1 en 2, zaak D en zaak E tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
zaak A, feit 1
belaging;
zaak A, feit 2
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering, meermalen gepleegd;
zaak A, feit 3, zaak E
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, met zware mishandeling en met verkrachting, meermalen gepleegd;
zaak A, feit 4
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
zaak B, zaak C, feit 1
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
zaak C, feit 2
eenvoudige belediging;
zaak D
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, met zware mishandeling en met brandstichting, meermalen gepleegd;
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 6 (zes) maandenen beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Legt op de
maatregeldat veroordeelde:
- voor de duur van 5 (vijf) jaren zich
niet zal ophoudenbinnen een straal van 500 meter van het adres van [bedrijf 1] , zijnde: [adres 2] ;
- voor de duur van 5 (vijf) jaren zich zal
onthouden van contactmet: [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] [geboortejaar] . Hieronder wordt expliciet begrepen het bellen naar de onderneming waar [slachtoffer 1] werkzaam is, [bedrijf 1] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt 1 (één) week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 (zes) maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichting ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde zich belastend zal gedragen jegens aangeefster beveelt de rechtbank, gelet op artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] gedeeltelijk toeen veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 250,- (tweehonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (25 februari 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat € 250,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (25 februari 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 5 (vijf) dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis, welk bevel apart is opgesteld.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Oldekamp, voorzitter,
mrs. J. Thomas en E. van den Brink, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. B. Ketelaers en N. Entius, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 mei 2025.
[…]