ECLI:NL:RBAMS:2025:4014

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
13 juni 2025
Zaaknummer
13/061101-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van tbs-maatregel met dwangverpleging na bedreiging van beveiliger in GGZ-kliniek

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 11 juni 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van een beveiliger van de GGZ-kliniek waar hij verbleef. De bedreiging vond plaats op 21 februari 2024, waarbij de verdachte met een mes in de richting van de beveiliger zwaaide en bedreigende woorden uitsprak. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek ter terechtzitting, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten, geconcludeerd dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is door een schizoaffectieve stoornis en andere psychische problemen. De rechtbank heeft de tbs-maatregel met dwangverpleging opgelegd, omdat dit noodzakelijk werd geacht voor de behandeling van de verdachte en ter bescherming van de maatschappij. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €720,- toegewezen aan de benadeelde partij, die door de bedreiging materiële schade heeft geleden. De beslissing is genomen na zorgvuldige afweging van de ernst van de feiten, het justitieel verleden van de verdachte en de adviezen van deskundigen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/061101-24
Datum uitspraak: 11 juni 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
thans gedetineerd in de [penitentiaire inrichting] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 mei 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. E.W. Stein, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. A.R. Ytsma, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van wat de deskundigen, C.M. Gouverneur (psychiater), H.A. de Jonge (psycholoog) en [reclasseringsmedewerker] (reclasseringswerker) hebben verklaard.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [benadeelde partij] op 21 februari 2024 te Amsterdam.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat bewezen is dat verdachte de tenlastegelegde bedreiging heeft geuit, terwijl hij een mes in zijn hand had. De rechtbank stelt vast dat sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. Op grond van artikel 359 lid 3 Sv wordt daarom volstaan met een opgave van de gebruikte bewijsmiddelen, opgenomen in
bijlage IIdie aan dit vonnis is gehecht.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 21 februari 2024 te Amsterdam, [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door met een mes stekende en zwaaiende bewegingen te maken in de richting van die [benadeelde partij] en daarbij de woorden toevoegde: “Vandaag bezorg ik jou werk, ook jou maak ik af” en “Waar is die beveiliger, die pak ik ook, die pak ik ook”.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennisgenomen van de bevindingen en conclusies van psychiater
C.M. Gouverneur en psycholoog H.A. de Jonge, die zijn opgesteld ter beoordeling van de strafbaarheid van verdachte en welke bevindingen zijn neergelegd in de Pro Justitia rapportage van 29 april 2025. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op hetgeen zij ter zitting hebben verklaard. De deskundige Gouverneur heeft verklaard dat de tbs-maatregel met dwangverpleging de enige mogelijkheid is om het recidiverisico te beperken. De deskundige De Jonge heeft daar aan toegevoegd dat die maatregel continuïteit geeft.
De deskundigen hebben, kort gezegd, geconcludeerd dat er bij verdachte sprake is van een schizoaffectieve stoornis van het bipolaire type, een persoonlijkheidsstoornis, stoornissen in het gebruik van cannabis en cocaïne, een gokstoornis en een cognitief functioneren op zwakbegaafd niveau. Deze stoornissen beïnvloeden elkaar onderling en dienen in samenhang te worden beschouwd. Alle genoemde stoornissen zijn chronisch van aard en hiermee aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. De keuzevrijheid van verdachte was in sterke mate beperkt. Geadviseerd wordt verdachte, bij een bewezenverklaring, verminderd tot sterk verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank volgt de conclusies uit de Pro Justitia rapportage op grond van de onderbouwing ervan en volgt het advies dat de tenlastegelegde bedreiging verdachte in sterk verminderde mate kan worden toegerekend. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte (volledig) uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar voor het bewezen geachte feit.

7.Motivering van de maatregel

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 dagen, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft hij gevorderd aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: tbs-maatregel met dwangverpleging) op te leggen.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om ambtshalve een zorgmachtiging te verlenen, omdat een zorgmachtiging een passend en proportioneel alternatief is voor een tbs-maatregel. Een tbs-maatregel verhoudt zich niet tot het tenlastegelegde feit en daarnaast is een tbs-maatregel niet wenselijk, omdat de wachtlijsten op dit moment extreem lang zijn. Subsidiair heeft de raadsman betoogd de strafzaak aan te houden teneinde de reclassering een maatregelrapportage op te laten stellen, waarin bijzondere voorwaarden worden geformuleerd. Verdachte heeft zich bereid verklaard zich aan deze voorwaarden te houden en is gemotiveerd zich te laten behandelen.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van een beveiliger van de GGZ-kliniek waar hij op dat moment verbleef. Dit gedrag is beangstigend en overlastgevend voor de betreffende beveiliger en voor getuigen van de bedreiging. Uit de aangifte volgt dat de bedreiging indruk heeft gemaakt op de aangever en dat hij momenten heeft gehad dat hij dacht dat het fout ging aflopen.
Uit het strafblad van verdachte van 27 maart 2024 blijkt dat verdacht eerder met justitie in aanraking is gekomen en is veroordeeld voor geweldsdelicten. De laatste veroordeling van verdachte dateert van juni 2021.
Advies van de psycholoog en psychiater
Uit de onder rubriek 6 genoemde Pro Justitia rapportages en het verhandelde ter terechtzitting maakt de rechtbank het volgende op.
De mate van ernst en de complexiteit van de bij verdachte aanwezige psychopathologie heeft geleid tot langdurig disfunctioneren op alle levensterreinen. Het risico op recidive wordt bij verdachte ingeschat op hoog. Verdachte is niet in staat tot zelfstandig functioneren en is afhankelijk van intensieve externe structuur en begeleiding. Verdachte kan niet terug naar de kliniek waar hij ten tijde van het delict verbleef en hij heeft reeds het meest intensieve en langdurige klinische traject doorlopen dat binnen de reguliere GGZ mogelijk is. Nu dat niet succesvol gebleken is, is gelet op het risico en de intensiteit van de zorg die nodig is, oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging de enige mogelijkheid.
Verdachte zal in aanvang opnieuw in een zeer gestructureerde setting moeten verblijven om vandaaruit opnieuw zijn resocialisatietraject te kunnen starten. Aandachtspunten in de resocialisatie zijn het feit dat verdachte beïnvloedbaar is, impulsief handelt en hiermee gevoelig is voor terugval in middelengebruik. Wanneer hij te snel wordt blootgesteld aan de mogelijkheid van bijvoorbeeld middelen of gokken zal hij hier geen weerstand aan weten te bieden. Verdachte zal in een setting moeten verblijven waar ervaring en expertise is in de complexe problematiek zoals daar bij hem sprake van is.
Advies van de reclassering
Ter terechtzitting is [reclasseringsmedewerker] (reclasseringswerker bij GGZ Reclassering Fivoor) gehoord. Zij heeft benadrukt dat, mede gezien de complexiteit van de problematiek en het risico op incidenten binnen een tbs-maatregel met voorwaarden, de reclassering negatief adviseert over een tbs-maatregel met voorwaarden. Zij acht de kans groot dat deze omgezet gaat worden naar een tbs-maatregel met dwangverpleging.
Motivering van de tbs-maatregel
De rechtbank is van oordeel dat oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging, zoals geadviseerd door de gedragsdeskundigen en gevorderd door de officier van justitie, passend en geboden is.
Op grond van de eerder genoemde rapportages, de ernstige bedreiging en het justitieel verleden van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van gevaar voor herhaling van soortgelijke feiten. Het verkleinen van de herhalingskans en het realiseren van behandeling voor de problematiek van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank alleen mogelijk binnen het kader van een tbs-maatregel met dwangverpleging. De rechtbank ziet de noodzaak dat verdachte een langdurige, intensieve en passende behandeling krijgt. Minder vergaande alternatieven, zoals een tbs-maatregel met voorwaarden, vindt de rechtbank niet toereikend.
Vereisten voor oplegging van de tbs-maatregel
In artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) zijn de voorwaarden voor oplegging van een tbs-maatregel opgenomen. Eén van die voorwaarden is dat bij verdachte tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens bestond. Daarnaast is vereist dat minimaal twee gedragsdeskundigen met een verschillende achtergrond, onder wie een psychiater, de verdachte hebben onderzocht (artikel 37 lid 2 Sr) en moet op het gepleegde misdrijf een gevangenisstraf van vier jaar of meer staan en moet de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel eisen.
De rechtbank stelt vast dat aan deze voorwaarden is voldaan. Bij verdachte bestonden tijdens het begaan van het bewezen geachte feit een schizoaffectieve stoornis van het bipolaire type, een persoonlijkheidsstoornis, stoornissen in het gebruik van cannabis en cocaïne, een gokstoornis en een cognitief functioneren op zwakbegaafd niveau. Het feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen vereist het opleggen van de maatregel. Als sprake is van groot herhalingsgevaar kan de rechtbank bepalen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd (artikel 37b lid 1 Sr).
Tbs-maatregel met dwangverpleging
De rechtbank neemt de conclusies van de onderzoekers over en is van oordeel dat een tbs-maatregel met dwangverpleging het noodzakelijke kader is om verdachte effectief te behandelen en daarbij de maatschappij te beschermen. De rechtbank zal daarom overgaan tot de oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging.
Ongemaximeerde tbs-maatregel
Met het oog op het bepaalde in artikel 38e Sr, stelt de rechtbank vast dat het bewezen geachte feit een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de totale duur van de terbeschikkingstelling niet is beperkt tot de duur van vier jaren.
Geen andere straf
De rechtbank zal voor de bewezenverklaarde bedreiging naast de tbs-maatregel met dwangverpleging niet ook een gevangenisstraf op te leggen, zoals door de officier van justitie is gevorderd, omdat dit geen zinnig doel dient.

8.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert € 720,- aan vergoeding van materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van benadeelde partij [benadeelde partij] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f Sr aan verdachte opgelegd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36f, 37a, 37b en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Gelast dat
verdachte ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij
van overheidswege wordt verpleegd.
Wijst toede vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van
€ 720,- (zevenhonderdtwintig euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 21 februari 2024 tot aan de dag waarop het bedrag is voldaan.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legtaan verdachte
opde verplichting ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat
€ 720,- (zevenhonderdtwintig euro)te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 21 februari 2024 tot aan de dag waarop het bedrag volledig is voldaan. Wanneer verdachte niet of niet volledig betaalt kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 0 (nul) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het moment dat verdachte wordt opgenomen en daarmee feitelijk ter beschikking wordt gesteld.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Thomas voorzitter,
mrs. G. Oldekamp en E. van den Brink, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. B. Ketelaers en N. Entius, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 juni 2025.
[…]