ECLI:NL:RBAMS:2025:4028

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 mei 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
11631220 WM VERZ 25-3571
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake geslotenverklaring en administratieve sanctie op Sloterweg te Amsterdam

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 22 mei 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene wegens het negeren van een geslotenverklaring op de Sloterweg in Amsterdam. De sanctie was opgelegd op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) en betrof een gedraging die op 22 december 2023 was geconstateerd. De gemachtigde van betrokkene, Appjection B.V., heeft beroep ingesteld tegen de inleidende beschikking van 2 januari 2024, waarin de sanctie was opgelegd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bebording ter plaatse voldeed aan de wet- en regelgeving, maar heeft ook overwogen dat het niet billijk is om betrokkene een tweede sanctie op te leggen voordat hij op de hoogte was van de eerste sanctie. De kantonrechter heeft daarom de sanctie gematigd tot nihil en een proceskostenvergoeding van € 1.392,25 toegekend aan betrokkene. De uitspraak is openbaar gedaan en de griffier was aanwezig bij de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
kantonrechter: mr. J.H.J. Evers
zaaknummer: 11631220 WM VERZ 25-3571
beslissing van: 22 mei 2025
func.: 58217
Beslissing van de kantonrechter van 22 mei 2025 inzake het beroep ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (verder: de Wahv) van:

[betrokkene]

[adres]
verder: betrokkene
Namens wie beroep is ingesteld door:
Appjection B.V.
mr. M. Lagas
verder: gemachtigde
welk beroep is ingesteld bij verzoekschrift, ingekomen bij de CVOM te Utrecht op 3 december 2024 en is gericht tegen de beslissing van 23 oktober 2024 van de
officier van justitie(verder: verweerder) ten aanzien van betrokkene, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998.

CJIB-nummer: [nummer]

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Aan betrokkene is bij beschikking van 2 januari 2024 (verder: de inleidende beschikking) een sanctie in het kader van de Wahv opgelegd. De gemachtigde heeft tegen de inleidende beschikking beroep ingesteld bij verweerder. Deze heeft dat beroep – na gemachtigde telefonisch te hebben gehoord - ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft de gemachtigde vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende gegevens overgelegd. Het beroep is behandeld op de openbare zitting van 8 mei 2025. Partijen zijn voor deze zitting opgeroepen.
Namens gemachtigde zijn de heer [naam 1] en de heer [naam 2] ter zitting verschenen.
Ter zitting heeft verweerder gereageerd op de inhoud van het beroepschrift. Verweerder heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Aan betrokkene is bij de inleidende beschikking wegens een verkeersgedraging een administratieve sanctie opgelegd ingevolge de Wahv. Betrokkene wordt verweten een weg te hebben gebruikt in strijd met een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen (bord C12). De gedraging is geconstateerd op 22 december 2023 om 14:05 uur op de Sloterweg (west) te Amsterdam.
2. Het beroep is tijdig ingesteld.
3. Het volgende wordt overwogen.

Bebording

4. Gemachtigde voert – kort weergegeven - aan dat de geslotenverklaring op de Sloterweg geldt vanaf 1 juli 2023, en dat de gemeente na onderzoek heeft besloten om vanaf 11 oktober 2024 extra verkeersborden te plaatsen. Het lijkt er dus op dat de gemeente van mening is dat de situatie ter plaatse behoefte had aan verduidelijking. Gemachtigde stelt dat alle sancties vóór 11 oktober 2024 vernietigd dan wel gematigd naar nihil dient te worden, nu de gemeente in principe toegeeft dat de bebording ter plaatse ten tijde van de pleegdatum onduidelijk was. Er zijn twee rechtbanken die al een beslissing hebben genomen in soortgelijke zaken, gemachtigde verwijst naar de uitspraken van de rechtbank Noord-Holland met nummer 11293285 WM VERZ 24-3381 een naar een uitspraak van de rechtbank Zeeland - West-Brabant met nummer ECLI:NL:RBZWB:2024:5262.
5. Ter zitting stelt verweerder zich op het standpunt dat het bord dat aangeeft dat er cameratoezicht is, bij wijze van service is geplaatst door de gemeente Amsterdam. De bebording voldeed vóór de plaatsing van deze extra borden al aan wet en regelgeving.
6. De kantonrechter stelt vast dat in het dossier schouwrapporten aanwezig zijn. Die schouwrapporten dateren van voor en na de aan betrokkene verweten gedraging. Uit die rapporten blijkt dat de bebording op beide momenten ter plaatse aanwezig was en dat die overeenkomstig de wet en regelgeving was geplaatst. Uit wat de gemachtigde heeft aangevoerd is niet gebleken van een zodanig onduidelijke of uitzonderlijke situatie op deze locatie, dat de bebording ondanks plaatsing overeenkomstig wet en regelgeving tóch onduidelijk is. Het enkel toevoegen van een bord waarbij de verkeersdeelnemers gewezen worden van de aanwezigheid van cameratoezicht, maakt niet dat de bebording onduidelijk is geweest. Deze grond faalt.
Gedraging
7. Uit het zich in het dossier bevindende zaakoverzicht blijkt dat de overtreding automatisch is geconstateerd en op een digitale foto is vastgelegd. De camera is geplaatst na het bord C12 met onderbord ‘uitgezonderd lijnbussen’. De camera heeft vastgelegd dat het voornoemde voertuig kwam uit de westelijke richting van de Ditlaar en reed in oostelijke richting naar het Wielercircuit. De camera heeft vastgelegd dat de bestuurder van het voertuig het bord C12 negeerde en de geslotenverklaring in reed. De juiste plaatsing van de verkeersborden wordt maandelijks geschouwd door een boa. In het dossier bevinden zich twee schouwrapporten van de bebording, daterend van voor en na de aan betrokkene verweten gedraging en hieruit blijkt dat de bebording op beide momenten ter plaatse aanwezig was en conform de wet en regelgeving was geplaatst.
8. Betrokkene heeft een boete gekregen voor het inrijden van een weg waarvoor een geslotenverklaring geldt. De Sloterweg is aan de westzijde met ingang van 1 juli 2023 afgesloten voor verkeer met uitzondering van lijnbussen. Van 1 juli 2023 tot en met 31 augustus 2023 is door de gemeente een waarschuwingsperiode van kracht. Als in deze periode toch een boete is opgelegd, is een ingesteld beroep gegrond. In de periode van 16 oktober tot en met 1 november heeft er op de Sloterweg een tekstkar gestaan met de mededeling dat vanaf 1 november 2023 de weg niet zou mogen worden ingereden. Dit betrof een andere weg, maar heeft wel tot onduidelijke situatie geleid. Als in deze periode een boete is opgelegd, is een ingesteld beroep gegrond. Boetes die zijn opgelegd voor overtredingen met betrekking tot de geslotenverklaring in andere periodes zijn in beginsel terecht opgelegd en een ingesteld beroep daarover ongegrond. Dit geldt ook voor het beroep van betrokkene nu de overtreding is geconstateerd op eerdergenoemde datum.
Meerdere boetes
9. Teneinde een opeenstapeling van beschikkingen te voorkomen acht de kantonrechter het niet billijk dat aan betrokkene een tweede sanctie wordt opgelegd alvorens betrokkene bekend is met de eerste sanctie, indien beide zijn geconstateerd op dezelfde locatie. In dat geval heeft betrokkene namelijk niet de mogelijkheid gehad zijn of haar gedrag aan te passen aan de geldende norm. Alhoewel de feitelijke gedraging kan worden vastgesteld, zal de kantonrechter overgaan tot matiging voor zover de sanctie is opgelegd voordat betrokkene bekend was met de eerst opgelegde sanctie. Daarvan is in dit geval sprake, nu aan betrokkene ook een sanctie is opgelegd wegens eenzelfde gedraging op 18 december 2023, die ten tijde van de onderhavige sanctie nog niet bekend was bij betrokkene.

Proceskostenvergoeding

10. Namens betrokkene is door gemachtigde om een vergoeding van de proceskosten verzocht. Nu de inleidende beschikking wordt gewijzigd, wordt een proceskostenvergoeding toegekend.
10. De vergoeding van kosten is in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) forfaitair per proceshandeling vastgelegd. Gemachtigde heeft de volgende vergoedbare proceshandelingen verricht:
- het indienen van een administratief beroep bij verweerder;
- het bijwonen van een telefonische hoorzitting bij verweerder;
- het indienen van beroep bij de kantonrechter; en
- het verschijnen tijdens de zitting van de kantonrechter.
10. Volgens de bijlage bij het Bpb dient aan ieder van deze proceshandelingen 1 punt te worden toegekend. De kantonrechter besluit gelet op de door gemachtigde geleverde inspanning voor wat betreft het bijwonen van de (telefonische) hoorzittingen dat met gebruikmaking van de matigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Bpb de punten voor die handelingen gehalveerd dienen te worden, vgl. – onder meer - het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 20 juli 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:7004. De waarde van 1 punt bedraagt met ingang van 1 januari 2025 in de fase van het bezwaar en administratief beroep € 647,00 en in de fase van het beroep en hoger beroep € 907,00.
10. Gelet op het voorgaande worden er in deze zaak voor de door gemachtigde verrichte proceshandeling in de fase van het administratief beroep 1,5 punt ad € 647,00 toegekend en voor de verrichte proceshandelingen in de fase van het beroep bij de kantonrechter 2 punten ad € 907,00. Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal de kantonrechter verweerder veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1.392,25 ((1,5x647+2x907) x 0,5).

BESLISSING

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond en stelt, onder wijziging van de inleidende beschikking, de sanctie vast op nihil;
  • bepaalt dat het als zekerheid betaalde bedrag aan betrokkene wordt gerestitueerd;
- kent aan betrokkene ten laste van verweerder een kostenvergoeding toe van € 1.392,25.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.J. Evers, kantonrechter, in aanwezigheid van I.K. van Weelden, griffier, en is in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Datum verzending
Bent u het met deze beslissing niet eens, dan kunt u
binnen zes wekenna de hierboven vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen indien de als gevolg van deze beslissing te betalen administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt. Het beroepschrift dient schriftelijk (niet per e-mail) te worden ingediend bij rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, team kanton, postbus 70515, 1007 KM, Amsterdam en dient door degene die het beroep instelt of een gemachtigde te worden ondertekend. De procedure bij het gerechtshof verloopt schriftelijk,
tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling wordt gevraagd.