Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 437,50
€ 312,00
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het rijden op het trottoir op 2 juni 2022 in de Nieuwlandstraat te Tilburg. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 25 juni 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. M. Lagas. De officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. D. Hoveijn.
De gemachtigde voerde aan dat er sprake was van een onduidelijke verkeerssituatie en dat de bebording ter plaatse niet voldeed aan het Beleidskader. Betrokkene was onderweg naar een spoed-visitatie bij een hoogzwangere cliënte, wat volgens de gemachtigde een overmachtssituatie vormde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verkeerssituatie in de Nieuwlandstraat lange tijd onduidelijk was geweest, wat leidde tot een hoge hoeveelheid opgelegde boetes. De kantonrechter heeft de boete uiteindelijk gematigd tot nihil, omdat de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden niet billijk waren voor het opleggen van een boete.
De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat er aanleiding was voor een proceskostenvergoeding, aangezien de boete werd gematigd. De proceskostenvergoeding werd berekend op basis van samenhangende zaken die gelijktijdig werden behandeld. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en het bedrag dat betrokkene te veel had betaald, moest worden terugbetaald. De uitspraak is openbaar uitgesproken en betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen.