ECLI:NL:RBAMS:2025:4033

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
13/054695-25 (zaak A), 13/288499-24 (zaak B), 13/303244-24 (zaak C
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte voor meerdere inbraken in horecagelegenheden in Amsterdam en Aalsmeer

Op 11 juni 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een meervoudige strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij meerdere inbraken in cafés en restaurants in Amsterdam en Aalsmeer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. De verdachte was betrokken bij drie verschillende zaken, aangeduid als zaak A, B en C, waarbij hij samen met anderen inbraken heeft gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging met braak en poging tot diefstal in vereniging. De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig gewogen, waarbij onder andere camerabeelden en getuigenverklaringen zijn gebruikt. De verdachte heeft zich niet verantwoordelijk getoond voor zijn daden en de rechtbank heeft de ernst van de feiten meegewogen in de strafoplegging. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een avondklok, om recidive te voorkomen. De benadeelde partijen hebben schadevergoeding gevorderd, waarvan een deel is toegewezen door de rechtbank.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/054695-25 (zaak A), 13/288499-24 (zaak B), 13/303244-24 (zaak C)
Datum uitspraak: 11 juni 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[BRP-adres] ,
thans gedetineerd te: [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 mei 2025.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A, zaak B en zaak C aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. B.A. Nijs, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.T. Laigsingh, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – tenlastegelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
ten aanzien van zaak A
1.
diefstal in vereniging door middel van braak, verbreking en/of inklimming op 15 januari 2025 van [café 1] en/of [Brasserie] in Aalsmeer;

2.

diefstal in vereniging door middel van braak, verbreking en/of inklimming op 13 februari 2025 van [winkel] in Amsterdam;

3.

poging tot diefstal in vereniging door middel van braak, verbreking en/of inklimming op 18 februari 2025 van [café 2] in Amsterdam;
ten aanzien van zaak B

1.

poging tot diefstal in vereniging door middel van braak, verbreking en/of inklimming op 26 april 2024 van [Restaurant 1] in Amsterdam;

2.

diefstal in verenging door middel van braak, verbreking en/of inklimming op 2 mei 2024 van [Restaurant 2] in Amsterdam;
ten aanzien van zaak C
primair:
poging tot diefstal in verenging door middel van braak, verbreking en/of inklimming op 12 mei 2024 van [café 3] in Amsterdam;
subsidiair:
medeplegen van vernieling op 12 mei 2024 van [café 3] in Amsterdam.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen. In het requisitoir heeft de officier van justitie de daartoe relevante bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht. In het bijzonder wijst de officier van justitie op de overeenkomsten in de feiten, de omstandigheden daarbij en de uitvoering die verdachte steeds in samenwerking met anderen heeft verricht.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat verdachte de (pogingen tot) diefstal in vereniging met braak heeft gepleegd. Daarbij heeft de raadsman ten aanzien van alle herkenningen van verdachte in het dossier aangevoerd dat deze onvoldoende specifiek zijn en onvoldoende onderscheidende kenmerken bevatten aan de hand waarvan de op de camerabeelden waargenomen persoon daadwerkelijk verdachte is geweest. Door het ontbreken van een herkenning van verdachte van voldoende kwaliteit, is er geen bewijs dat verdachte degene is geweest die de tenlastegelegde inbraken zou hebben gepleegd en dient hij van alle feiten te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het aangetroffen DNA-spoor op de koelkast bij zaak B, feit 2 heeft de raadsman bepleit dat niet duidelijk is komen vast te staan dat de afdruk op het moment van de inbraak is achtergelaten. De mogelijkheid bestaat dat het aangetroffen DNA op een ander moment of op een andere manier aldaar is achtergelaten.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
3.3.1.
Ten aanzien van zaak A
Feit 1 – [café 1] en [Brasserie]
De eigenaar van [café 1] in Aalsmeer heeft aangifte gedaan van inbraak in de nacht van 15 januari 2025. [2] De eigenaar kreeg om 02:04 uur een melding op zijn telefoon dat het inbraakalarm afging. [3] Hierbij is de voordeur opengebroken, en zijn een kassalade met daarin € 350,00 en de fooienpot met ongeveer € 50,00 á € 60,00 weggenomen. [4] Door de politie is onderzoek ingesteld naar de door de aangever aangeleverde camerabeelden. [5] Op de camerabeelden is te zien dat om 01:58:30 uur een personenauto richting de [straat 1] kwam gereden. Vanaf de richting waar het voertuig parkeerde kwamen drie personen richting het café gelopen. [6] NN1 pakte de deurklink en trok met kracht om de deur te openen wat niet lukte. [7] NN3 kwam bij NN1 staan. [8] NN1 pakte vervolgens een breekijzer en probeerde de deur met kracht te openen. [9] Toen de deur open gebroken was, gingen de drie personen naar binnen. NN1 en NN3 liepen direct richting de bar en trokken de kassalade los en namen die mee. [10] NN2 keek en doorzocht de ruimtes van het café. [11] Door de ter plaatse verschenen verbalisanten is waargenomen dat de deur is beschadigd en opengebroken. [12]
De eigenaar van [Brasserie] in Aalsmeer heeft eveneens aangifte gedaan van inbraak in de nacht van 15 januari 2025. [13] De aangever werd om 03:43 uur gebeld met de melding dat het inbraakalarm afging. [14] Bij deze inbraak werden verse braaksporen aangetroffen aan meerdere ramen en deuren en zijn twee kassalades met contant geld weggenomen. [15] Door de politie is onderzoek ingesteld naar de door de aangever aangeleverde camerabeelden. [16] Op de camerabeelden is te zien dat om 03:38:33 uur een witte personenauto bij de brasserie komt aanrijden waarbij drie personen uitstappen. [17] De drie personen lopen richting het restaurant. Om 03:42 uur zijn er harde bonken te horen en om 03:43 uur is te horen dat een alarm afgaat. [18] Vervolgens rennen twee personen richting de auto en schreeuwt een derde persoon ‘pak die kassa’. [19] NN1 rent vervolgens terug het restaurant in. De auto komt richting het restaurant waarna ook NN1 instapt en het voertuig wegrijdt. [20]
In de nacht van deze twee inbraken heeft een verbalisant om 00:38 uur een witte personenauto (Peugeot 206, kenteken: [kenteken] ) op de [straat 2] te Hoofddorp een stopteken gegeven in verband met opvallend rijgedrag. [21] De drie inzittenden zijn staande gehouden en de identiteit werd gevorderd. [22] Verdachte zat op de bijrijdersstoel. [23] Uit onderzoek naar het voertuig is gebleken dat de auto op naam van [autoverhuur] en [autobedrijf] stond. [24] In de huurauto zat een GPS-tracker, de gegevens hiervan zijn door het verhuurbedrijf verstrekt aan de politie. [25] Hieruit is gebleken dat de witte personenauto om 02:00:08 uur is geparkeerd op de [straat 1] in Aalsmeer voor de duur van 7 minuten en 14 seconden. [26] Dat was gedurende de inbraak in [café 1] . Vervolgens is het voertuig om 03:39:13 uur geparkeerd op de [straat 3] en heeft hier 5 minuten en 2 seconden geparkeerd gestaan. [27] De [straat 1] in Aalsmeer is in de directe omgeving van [café 1] [28] en de [straat 3] is naast [Brasserie] [29] .
Gelet op het voorgaande staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat in de nacht van 15 januari 2025 bij [café 1] en [Brasserie] inbraken hebben plaatsgevonden. Vast staat dat de drie personen die de inbraken hebben gepleegd zich van en naar de verschillende eetgelegenheden hebben bewogen middels de witte personenauto. Dat verdachte één van de inzittenden was volgt uit de vaststelling van diens identiteit bij het stoppen van het voertuig en de staande houding in Hoofddorp.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de tenlastegelegde diefstallen met braak. Er zijn immers goederen weggenomen, bij het binnentreden van [café 1] is gebruik gemaakt van een breekijzer waardoor braakschade is ontstaan en bij [Brasserie] zijn verse braaksporen aangetroffen na de diefstal. Uit de hiervoor omschreven gezamenlijke uitvoering volgt voorts dat verdachte met zijn medeverdachten een nauwe en bewuste samenwerking heeft gehad en dat daarbij zijn rol ook van significant gewicht is geweest. Wat maakt dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte zich meermalen heeft schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging met anderen met braak.
Feit 2 – [winkel]
De rechtbank overweegt dat het dossier een aangifte bevat, een proces-verbaal waarin de camerabeelden worden omschreven, de camerabeelden zelf en de verklaring van twee verbalisanten die verdachte herkennen op de beelden. De rechtbank is van oordeel dat op de camerabeelden onvoldoende specifieke dan wel onderscheidende gezichtskenmerken waar te nemen zijn op grond waarvan een herkenning zou kunnen plaatsvinden waardoor de door de verbalisanten gedane herkenningen niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Dat de door de officier van justitie geschetste modus operandi in grote mate overeen zou komen met de handelingswijze in andere feiten en bij verdachte bij een latere aanhouding een skimasker is aangetroffen, maakt niet dat op grond daarvan vervolgens kan worden vastgesteld dat verdachte een van de plegers van de inbraak is geweest. Daarvoor is de omschreven modus operandi te generiek en het op enig moment bij zich hebben van een skimasker een te vaag verband. Nu de rechtbank niet kan vaststellen dat verdachte daar is geweest en het dossier geen ander steunbewijs bevat dat verdachte zich aan het ten laste gelegde schuldig zou hebben gemaakt spreekt de rechtbank verdachte van dit feit vrij.
Feit 3 – [café 2]
De eigenaar van [café 2] heeft aangifte gedaan van een poging tot inbraak in de nacht van 18 februari 2025 rond 04:30 uur. [30] Hierbij lijkt de braakschade van een eerdere poging tot inbraak te zijn verergerd. [31] Door een getuige, woonachtig in dezelfde straat als het café, is verklaard dat zij de nacht voor de inbraak wakker is geschrokken omdat zij geluiden hoorde bij de toegangsdeur van het café. [32] Door het raam zag ze twee personen geheel in het zwart gekleed. [33] De volgende nacht - 18 februari 2025 - werd de getuige wederom wakker rond 04:27 uur door een geluid dat zij herkende als het geluid van de deur van het café. Door het raam zag de getuige een fatbike voor de deur staan. De getuige heeft de politie gebeld. [34] Ter plaatse verschenen verbalisanten zien op de [straat 4] drie personen staan. De drie personen hadden twee fatbike’s bij zich. [35] Bij het zien van de politie springen de personen op de fatbike’s en maken zich snel uit de voeten. [36] Enkele momenten later worden verdachte en een medeverdachte aangehouden. [37] Als verdachte bij de aanhouding wordt gefouilleerd, worden onder andere een hoofdlamp en een zwart skimasker onder zijn capuchon aangetroffen. [38] De aangever heeft camerabeelden beschikbaar gesteld aan de politie. [39] Op de camerabeelden is te zien dat er twee personen - NN1 en NN2 - aankomen op een fatbike en proberen de deur van het café te forceren. Dat lukt niet en ze keren terug naar de fatbike en fietsen weg. [40]
Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van voornoemde handelingen kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat sprake is van het begin van uitvoering van een diefstal met braak. Nu er niet daadwerkelijk iets is weggenomen is het bij een poging gebleven.
Door de verbalisanten die verdachte hebben aangehouden is hij herkend als de persoon die op de door de aangever aangeleverde camerabeelden te zien is. [41] Verdachte wordt herkend aan zijn postuur en lengte, bovendien droeg hij op de camerabeelden dezelfde kleding als tijdens zijn aanhouding. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte één van de personen is geweest die heeft geprobeerd de deur te forceren bij [café 2] en zich heeft schuldig gemaakt aan de tenlastegelegde poging tot diefstal met braak.
Voorts acht de rechtbank ook bewezen dat verdachte deze poging heeft gepleegd in vereniging. Uit de hiervoor omschreven gezamenlijke uitvoering volgt dat verdachte met zijn medeverdachte een nauwe en bewuste samenwerking heeft gehad en dat daarbij zijn rol ook van significant gewicht is geweest. De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal in vereniging met een ander met braak.
3.3.2.
Ten aanzien van zaak B
Feit 1 – [Restaurant 1]
Het dossier bevat een aangifte, een proces-verbaal waarin camerabeelden worden omschreven, de camerabeelden zelf en de verklaring van drie verbalisanten dat zij verdachte herkennen op de beelden. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit het dossier onvoldoende nauwkeurig worden vastgesteld dat verdachte te zien is op de camerabeelden. Door de verbalisanten zou verdachte herkend worden (o.a.) aan zijn manier van lopen. Uit de processen-verbaal van herkenning kan de rechtbank echter niet afleiden dat de verbalisanten bewegende beelden hebben gezien. Op basis van stills is een manier van lopen niet of nauwelijks waarneembaar. Dat maakt dat de herkenningen die gedaan zijn geen verdere specifieke of onderscheidende kenmerken van verdachte bevatten. Bovendien zijn de stills in het dossier van dusdanig slechte kwaliteit dat de rechtbank niet voldoende kan vaststellen of de kenmerken zoals beschreven inderdaad te zien zijn. Nu de rechtbank niet kan vaststellen dat verdachte één van de personen op de camerabeelden is geweest en het dossier geen ander steunbewijs bevat dat verdachte zich aan het ten laste gelegde schuldig zou hebben gemaakt spreekt de rechtbank verdachte van dit feit vrij.
Feit 2 – [Restaurant 2]
De eigenaar van restaurant [Restaurant 2] heeft aangifte gedaan van inbraak op 2 mei 2024. [42] Hierin heeft hij verklaard dat er braakschade aan het raam is ontstaan en dat er op het kozijn drukplekken zijn gemaakt. [43] Uit het restaurant zijn een kassalade en een kluisje meegenomen. Het totale weggenomen geldbedrag is € 5.868,32. [44] Door de politie is onderzoek ingesteld naar de door de aangever aangeleverde camerabeelden. [45] Op de camerabeelden is te zien dat twee personen - NN1 en NN2 - richting het restaurant lopen en tegen een ruit duwen. NN1 duwt tegen de ruit en lijkt op enig moment zijn evenwicht te verliezen en door de ruit heen te vallen. [46] De rechtbank leidt daaruit af dat er enige kracht moet zijn gebruikt waardoor de ruit uiteindelijk ontwricht is geraakt. Vervolgens is te zien dat beide personen door het ontwrichte raam het restaurant in klimmen. [47] NN2 heeft met zijn handen aan de deurtjes van de koelkast onder de kassa gezeten. [48] Op de locatie waar NN2 de deurtjes van de koelkast heeft aangeraakt is een DNA-mengprofiel aangetroffen. [49] Daarnaast is een spoor (epitheel) aangetroffen op een vingerafdruk op het inklimraam. [50] Uit beide DNA-mengprofielen is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van één man. Het is één miljard keer waarschijnlijker is dat het DNA-hoofdprofiel dat is aangetroffen matcht met het DNA-profiel van verdachte dan dat het matcht met het DNA-profiel van een willekeurig ander persoon. [51] De rechtbank stelt gelet op het voorgaande vast dat het aangetroffen DNA-hoofdprofiel toebehoort aan verdachte en dat hij degene is geweest die op de camerabeelden te zien is en zijn hand op de koelkast legt en het spoor op het inklimraam heeft achtergelaten.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de tenlastegelegde diefstal met braak. Er zijn immers goederen weggenomen en bij de handelingen is braakschade ontstaan. Uit de hiervoor omschreven gezamenlijke uitvoering volgt eveneens dat verdachte met zijn medeverdachte een nauwe en bewuste samenwerking heeft gehad en dat daarbij zijn rol ook van significant gewicht is geweest. Wat maakt dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging met een ander met braak.
3.3.3.
Ten aanzien van zaak C
Feit 1 primair – [café 3]
Uit de aangifte gedaan namens de eigenaar van [café 3] volgt dat in de ochtend van 12 mei 2024 geprobeerd is om daar in te breken. [52] De aangever verklaart dat daarbij het raamkozijn is ontwricht. [53] Uit forensisch onderzoek ter plaatse is gebleken dat de randen van het kozijn aan de binnenzijde beschadigd en versplinterd waren. [54] Door de politie is een onderzoek ingesteld naar de door de aangever aangeleverde camerabeelden. [55] Hierop is te zien dat er twee personen - NN1 en NN2 - bij de gevel van het café bleven staan. [56] Op de camerabeelden is te zien dat NN1 meerdere keren tegen het raam klopte. [57] NN1 en NN2 keken afwisselend naar binnen en om zich heen. Beide personen waren met elkaar in gesprek en overleg. [58] Vervolgens duwde NN1 met kracht het kozijn open met zijn handen en voet. [59] Enkele minuten later keerden NN1 en NN2 met een derde persoon - NN3 - terug. NN3 liep vervolgens door de geopende ruit het café binnen terwijl NN1 en NN2 buiten op de uitkijk bleven staan. [60] Op het moment dat NN3 richting de achterzijde het café in liep werd het alarm geactiveerd. [61]
Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van voornoemde handelingen kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat sprake is van het begin van uitvoering van een diefstal met braak. Nu er niet daadwerkelijk iets is weggenomen is het bij een poging daartoe gebleven.
Door vijf afzonderlijke verbalisanten is NN2 herkend als verdachte. [62] Twee van deze verbalisanten zijn als wijkagent werkzaam in de wijk waar verdachte woont en zien hem geregeld. Verder is de persoon op de beelden herkend door zijn Hindoestaanse uiterlijk, zijn donkere ogen en zijn langwerpige gezicht. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte bij het café aanwezig is geweest en zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde poging tot diefstal met braak.
Dat verdachte deze poging tot diefstal in vereniging met anderen heeft gepleegd staat naar het oordeel van de rechtbank vast. Op de camerabeelden is te zien dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking waarbij door NN1 het raam wordt ingetrapt terwijl NN2 op de uitkijk staat, en NN3 gaat het café vervolgens naar binnen, terwijl NN1 en NN2 op de uitkijk staan. Op de camerabeelden is te zien dat er duidelijk planmatig samen wordt gewerkt waarbij ieder een eigen onmisbare rol heeft gehad in het geheel.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van zaak A
1op 15 januari 2025 te Aalsmeer tezamen en in vereniging met anderen,
- een kassalade met daarin ongeveer 350 euro en een fooienpot met daarin enig geldbedrag die aan [benadeelde partij 1] en [café 1] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
- twee kassalades met daarin contant geld, die aan [benadeelde partij 2] en [Brasserie] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
3op 18 februari 2025 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om een geldbedrag en/of waardevolle spullen, in elk geval enig goed, dat aan [benadeelde partij 3] en [café 2] , toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, de toegangsdeur van het betreffende café had geprobeerd te forceren en deze deur had geprobeerd open te breken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van zaak B
2op 2 mei 2024 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, een kassalade en een kluis en contant geld (5.868,32 euro), die aan [Restaurant 2] en [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
ten aanzien van zaak C
primairop 12 mei 2024 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen, in elk geval enig goed, die aan [café 3] en [benadeelde partij 6] , toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak een raamkozijn hebben ontwricht en vervolgens hebben rondgekeken in het café, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde voorwaarden .
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bij een bewezenverklaring verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen langer dan de duur van het voorarrest. Daarnaast kan eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf opgelegd worden.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee pogingen en drie voltooide diefstallen met braak bij horecabedrijven. Hierbij heeft verdachte samen met anderen geldbedragen buitgemaakt. De ervaring leert dat een horecabedrijf bij een dergelijke bedrijfsinbraak ernstig in zijn bedrijfsvoering wordt geraakt. Niet alleen is er geld weggenomen, maar er was ook aanzienlijke braakschade. Daarnaast leidt dit tot een gevoel van onveiligheid bij ondernemers en hun personeel, zoals ook volgt uit de aangifte van de eigenaar van [café 1] . De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij niet bezig is geweest met de overlast en de schade die hij heeft veroorzaakt, maar kennelijk alleen oog heeft gehad voor zijn eigen financiële gewin. Hij heeft ook geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie (het strafblad) van verdachte van 14 april 2025. Hieruit blijkt dat verdachte in 2020 is veroordeeld voor een bedreiging, maar niet eerder voor een vermogensfeit.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het adviesrapport van de Reclassering Nederland van 27 mei 2025 waarin de reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen: meldplicht bij de reclassering, diagnostiek en ambulante behandeling, contactverbod met medeverdachten, dagbesteding, begeleid wonen of maatschappelijke opvang (indien geïndiceerd), inzage in financiën en tot slot een avondklok. Uit het advies volgt ook dat de reclassering een toezicht met Elektronische Monitoring (EM) wenselijk acht, maar omdat het niet gelukt is hiernaar onderzoek te doen, wordt een reclasseringstoezicht zonder EM geadviseerd. De reclassering ziet de bezwaren hiertegen, maar gelet op het recidiverisico vinden zij een reclasseringstoezicht niettemin geïndiceerd. Verdachte heeft op de zitting aangegeven bereid te zijn om aan alle door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden mee te werken.
Strafoplegging
De rechtbank stelt vast dat de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting bij een bedrijfsinbraak (zonder recidive) uitgaan van een taakstraf van 120 uur. In dit geval zijn drie bedrijfsinbraken bewezen en twee pogingen daartoe. Gelet daarop is sprake van een delictpatroon in vermogensdelicten en is de rechtbank van oordeel dat niet alleen een forse taakstraf op zijn plaats is, maar ook een gevangenisstraf. Omdat verdachte heeft aangegeven mee te willen werken met de reclassering, ziet de rechtbank aanleiding om de gevangenisstraf deels voorwaardelijk op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd. Daarmee beoogt de rechtbank verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank wijkt bij de straftoemeting af van wat de officier van justitie heeft gevorderd, omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt. Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden om aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Daarnaast wordt aan verdachte een taakstraf voor de duur van 240 uren opgelegd, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.

8.Beslag

8.1.
Ten aanzien van zaak A
Onder verdachte is € 290,00 in beslag genomen (goednr. 6621785). Net zoals de officier van justitie en de raadsman hebben betoogd, is de rechtbank van oordeel dat dit geldbedrag moet worden teruggegeven aan verdachte.

9.Ten aanzien van de benadeelde partijen

9.1.
Ten aanzien zaak A
9.1.1.
Benadeelde partij [eigenaar]
a.
De vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [eigenaar] vordert € 810,00 (zegge: achthonderd tien euro) aan vergoeding van materiële schade, bestaande uit het weggenomen geld uit de kassa (€350,00), de fooienpot (€ 60,00) en de schade aan de terrasdeuren (€ 400,00) te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering hoofdelijk kan worden toegewezen voor een bedrag van € 410,00, bestaande uit vergoeding van de materiële schade die ziet op het weggenomen geld uit de kassa (€ 350,00) en de weggenomen fooienpot (€ 60,00). Het bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel moet worden opgelegd. Voor het overige deel dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit primair dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding, omdat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet voldoende is onderbouwd en om die reden niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partij, eigenaar van de eenmanszaak [café 1] , door het in zaak A onder feit 1 bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht. Uit de aangifte volgt dat de kassalade met daarin € 350,00 en de fooienpot met daarin (tenminste) € 50,00 zijn weggenomen, dat is eveneens te zien op de camerabeelden. De vordering is voor dat deel voldoende onderbouwd. De rechtbank zal de vordering daarom voor dat deel toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 januari 2025.
Ten aanzien van de schade die zou zijn ontstaan als gevolg van braak aan de terrasdeuren concludeert de rechtbank dat de vordering niet voldoende is onderbouwd. De benadeelde partij zal in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering voor dit deel onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank is van oordeel dat de toegewezen vordering hoofdelijk dient te worden toegewezen nu verdachte het feit met anderen heeft gepleegd. Verdachte en zijn mededaders zijn, als zij worden aangesproken door de benadeelde partij, ieder afzonderlijk verplicht om het totale bedrag aan de benadeelde te betalen, tenzij (een) ander(en) het hele bedrag al heeft/hebben betaald.
De verdachte zal de door de benadeelde partij gemaakte kosten voor deze procedure en eventuele nakosten dragen, tot op heden begroot op nihil.
9.1.2.
Benadeelde partij [benadeelde partij 7] ( [winkel] )
a.
De vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [benadeelde partij 7] vordert € 1.511,50 (zegge: vijftienhonderd elf euro en vijftig cent) aan vergoeding van materiële schade, bestaande uit vergoeding van de ruit (€ 463,85), deurschade (€ 465,75 en € 181,50), contant geld en kleingeld (€ 300,00) en omzetverlies (€ 100,00). Daarbij is door de benadeelde partij vermeld dat een bedrag van € 911,50 van de schade reeds is vergoed. Na vergoeding blijft daardoor een gevorderd bedrag van € 599,60 (zegge: vijfhonderdnegenennegentig euro en zestig cent) over. De benadeelde partij vordert dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering hoofdelijk kan worden toegewezen voor een bedrag van € 306,70 bestaande uit vergoeding van materiële schade. Dit bedrag ziet op het weggenomen contante geld en het nog niet vergoede schadebedrag aan de deur. Voor het overige deel moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard gelet op het verweer dat verdachte moet worden vrijgesproken.
Subsidiair is door de raadsman aangevoerd dat niet voldoende onderbouwd is welk specifiek bedrag zou zijn weggenomen uit de kassa waardoor de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Voor wat betreft de schade aan de ruit en de deur heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Nu verdachte van het tenlastegelegde feit is vrijgesproken verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.
9.2.
Ten aanzien van zaak B
9.2.1.
Benadeelde partij [benadeelde partij 5] ( [Restaurant 2] )
a.
De vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij vordert € 8.922,07 (zegge: negenentachtighonderd tweeëntwintig euro en zeven cent) aan vergoeding van materiële schade, bestaande uit vergoeding van het weggenomen contante geld (€ 5.868,72), schade aan de kassa (€ 2.873,75) en opruimingskosten (€ 180,00). Daarbij is door de benadeelde partij vermeld dat een bedrag van € 2.525,00 van de schade reeds is vergoed. Na vergoeding blijft daardoor een gevorderd bedrag van € 5.868,32 (zegge: achtenvijftighonderd achtenzestig euro en tweeëndertig cent) over. De benadeelde partij vordert dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en daarnaast de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en dat vordering hoofdelijk kan worden toegewezen voor een bedrag van € 5.868,32, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard gelet op het verweer dat verdachte moet worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak B onder feit 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Uit de aangifte volgt immers dat bij de inbraak de kassalade en een kluis met daarin een geldbedrag is weggenomen, dit is tevens te zien op de camerabeelden. Bovendien acht de rechtbank bewezen dat het gevorderde bedrag is weggenomen. De vordering is voldoende onderbouwd en de rechtbank zal deze dan ook toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2024.
De rechtbank is van oordeel dat de toegewezen vordering hoofdelijk dient te worden toegewezen nu verdachte het feit met een ander heeft gepleegd. Verdachte en zijn mededader zijn, als zij worden aangesproken door de benadeelde partij, ieder afzonderlijk verplicht om het totale bedrag aan de benadeelde te betalen, tenzij (een) ander het hele bedrag al heeft betaald.
De verdachte zal de door de benadeelde partij gemaakte kosten voor deze procedure en eventuele nakosten dragen, tot op heden begroot op nihil.
9.3.
Ten aanzien van zaak C
9.3.1.
Benadeelde partij [benadeelde partij 6]
a.
De vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [benadeelde partij 6] vordert namens [café 3] € 1.121,90 (zegge: elfhonderd eenentwintig euro en negentig cent) aan vergoeding van materiële schade en € 2.000,00 (zegge: tweeduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor wat betreft het materiële deel voldoende is onderbouwd en hoofdelijk moet worden toegewezen. Gelet op het feit dat de schade is gevorderd namens een rechtspersoon dient daarbij de BTW te worden afgetrokken en acht de officier van justitie een bedrag van € 935,00 toewijsbaar.
De gevorderde immateriële schadevergoeding acht de officier van justitie niet toewijsbaar, dat deel van de vordering is onvoldoende onderbouwd waardoor de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard gelet op het verweer dat verdachte moet worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak C primair bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Bij de poging tot diefstal is immers de ruit ontwricht en met kracht naar binnen geduwd waardoor hier schade is ontstaan. De vordering is voor dat deel voldoende onderbouwd.
De rechtbank zal de vordering daarom voor het materiële deel toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2024. Nu de vordering is gedaan namens een rechtspersoon wijst de rechtbank het gevorderde bedrag tot materiële schade toe exclusief BTW, te weten € 935,00 (zegge: negenhonderdvijfendertig euro).
Ten aanzien van de immateriële schade zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, omdat de grondslag van de vordering onvoldoende is onderbouwd en de rechtbank ook ambtshalve geen grondslag kan aanvullen op basis van hetgeen is gesteld. De benadeelde partij kan desgewenst (dit deel van) de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank is van oordeel dat de toegewezen vordering hoofdelijk dient te worden toegewezen nu verdachte het feit met anderen heeft gepleegd. Verdachte en zijn mededaders zijn, als zij worden aangesproken door de benadeelde partij, ieder afzonderlijk verplicht om het totale bedrag aan de benadeelde te betalen, tenzij (een) ander(en) het hele bedrag al heeft/hebben betaald.
De verdachte zal de door de benadeelde partij gemaakte kosten voor deze procedure en eventuele nakosten dragen, tot op heden begroot op nihil.
9.4.
Ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel
In alle voornoemde gevallen is schade gevorderd door een vertegenwoordiger van een onderneming en zou oplegging van de schadevergoedingsmaatregel niet aan de orde zijn. Zelfstandige ondernemingen worden immers geacht zeer wel in staat te zijn om het toegewezen bedrag aan schadevergoeding zelf op verdachte te verhalen. Nu echter uit de aangeleverde KvK-uittreksels blijkt dat in het geval van [café 1] sprake is van een eenmanszaak en in het geval van [Restaurant 2] en [café 3] sprake is van een vennootschap onder firma zullen de eigenaren van genoemde zaken als kleine ondernemers de schade zelf moeten verhalen. De rechtbank ziet daarom aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en zal als extra waarborg voor betaling aan [eigenaar] ( [café 1] ), [benadeelde partij 5] ( [Restaurant 2] ) en [benadeelde partij 6] ( [café 3] ) dan ook de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opleggen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
11.
Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder zaak A feit 2 en zaak B feit 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van zaak A feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd
ten aanzien van zaak A feit 3 en zaak C feit 1 primair:
telkens: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
ten aanzien van zaak B feit 2
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
3 (drie) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich bij Reclassering Nederland op het adres [adres reclassering] wanneer hij hiertoe wordt uitgenodigd. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Diagnostiek en ambulante behandeling
Veroordeelde werkt mee aan diagnostiek en laat zich behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra er plek is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Contactverbod
Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de medeverdachten,
- [medeverdachte 1] geboren op [geboortedatum medeverdachte 1] 2000 te [geboorteplaats medeverdachte 1] ( [geboorteland medeverdachte] ),
- [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum medeverdachte 2] 2007 te [geboorteplaats medeverdachte 2] ,
zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk en/of opleiding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang (indien geïndiceerd)
Indien geïndiceerd door de toezichthouder dient veroordeelde mee te werken aan het vinden en behouden van passende huisvesting, ook als dat inhoudt beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Inzage in financiën
Veroordeelde geeft inzicht in zijn financiën en werkt zo nodig mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen.
Avondklok
Veroordeelde zal zich houden aan de avondklok van 21:00 tot 7:00 uur, voor de duur van maximaal drie maanden. De avondklok geldt zodra het toezicht start. De tijden kunnen gewijzigd worden in overleg met het Openbaar Ministerie. De politie zal toezien op naleving van de avondklok.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen.
Gelast de teruggave aan veroordeelde van € 290,- (omschrijving: PL1300-2025040253-6621785).
Ten aanzien van de benadeelde partij [eigenaar] ( [café 1] )
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 400,00 (zegge: vierhonderd euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (15 januari 2025) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [eigenaar] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [eigenaar] , aan de Staat € 400,00 (zegge: vierhonderd euro) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander of anderen is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (15 januari 2025) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 8 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 7] ( [winkel] )
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] ( [Restaurant 2] )
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 5.868,32 (zegge: achtenvijftighonderd achtenzestig euro en tweeëndertig cent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (2 mei 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 5] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 5] , aan de € 5.868,32 (zegge: achtenvijftighonderd achtenzestig euro en tweeëndertig cent) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (2 mei 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 64 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 6] ( [café 3] )
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 935,00 (zegge: negenhonderdvijfendertig euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (12 mei 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 6] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 6] , aan de Staat € 935,00 (zegge: negenhonderdvijfendertig euro) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander of anderen is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (12 mei 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 18 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.E. van Bruggen, voorzitter,
mr. O.P.M. Fruytier en mr. L.F. Bögemann, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.F. Wormhoudt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 juni 2025.
[…]
[…][…]
[…]
[…]
[…][…]
[…][…]
[…][…]
[…][…] .

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaken ten grondslag liggende dossiers bevinden, volgens de in die dossiers toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van [eigenaar] van 15 januari 2025, doorgenummerde pagina 239 e.v.
3.Ibid, p. 239, onder ‘aanleiding’ eerste alinea.
4.Ibid, p. 239, onder ‘bij het café’.
5.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden van 14 februari 2025, doorgenummerde pagina 275 e.v.
6.Ibid, p. 275, tweede alinea onder ‘camerabeelden’.
7.Ibid., p. 275, tweede alinea onder ‘inbraak’.
8.Ibid., p. 275, één na laatste alinea.
9.Ibid., p. 275, laatste alinea.
10.Ibid, p. 276, tweede t/m vierde alinea.
11.Ibid, p. 276, derde alinea.
12.Proces-verbaal van bevindingen van 14 februari 2025, doorgenummerde pagina 244 onder ‘café’.
13.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 2] van 15 januari 2025, doorgenummerde pagina 156 e.v.
14.Ibid, p. 156, onder ‘verklaring’ derde alinea.
15.Ibid, p. 156-157, onder ‘verklaring’ vierde tot en met zesde alinea.
16.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden van 13 februari 2025, doorgenummerde pagina 162 e.v.
17.Ibid, p. 162, onder ‘camerabeelden’ vijfde tot en met achtste alinea.
18.Ibid, p. 162, één na laatste en laatste alinea.
19.Ibid, p. 163, eerste alinea.
20.Ibid., p. 163, tweede en derde alinea.
21.Proces-verbaal van bevindingen van 15 januari 2025, doorgenummerde pagina 251 e.v.
22.Ibid, p. 251, achtste alinea, p. 252, derde alinea en vijfde alinea.
23.Ibid, p. 252, derde alinea.
24.Ibid, p. 251, zesde alinea.
25.Proces-verbaal van bevindingen van 13 februari 2025, doorgenummerde pagina 257 e.v.
26.Ibid, p. 258, derde alinea.
27.Ibid, p. 258, vijfde alinea.
28.Ibid, p. 257, laatste alinea.
29.Ibid, p. 258, tweede alinea.
30.Proces-verbaal van aangifte door [aangever] van 18 februari 2025, doorgenummerde pagina 28 e.v.
31.Ibid, p. 24 en 25 (concept-aangifte).
32.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 18 februari 2025, doorgenummerde pagina 69 e.v.
33.Ibid, p. 69, onder ‘verklaring getuige’ derde alinea.
34.Ibid, p. 70, eerste alinea.
35.Proces-verbaal van bevindingen van 18 februari 2025, doorgenummerde pagina 33 e.v.
36.Ibid, p. 33, onder ‘ter plaatse’ tweede alinea.
37.Proces-verbaal van bevindingen van 18 februari 2025, doorgenummerde pagina 38 e.v.
38.Ibid, p. 38 onder ‘aanhouding’ tweede alinea.
39.Proces-verbaal van bevindingen van 18 februari 2025, doorgenummerde pagina 72 e.v.
40.Ibid, p. 74-75.
41.Proces-verbaal van bevindingen van 19 februari 2025, doorgenummerde pagina 97, zesde alinea.
42.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij 5] van 9 mei 2024, doorgenummerde pagina 53 e.v.
43.Ibid, p. 53, onder ‘verklaring’ vierde alinea.
44.Ibid, p. 53 onder ‘verklaring’ vierde alinea.
45.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek camerabeelden van 29 mei 2024, doorgenummerde pagina 61 e.v.
46.Ibid, p. 70, tweede alinea.
47.Ibid, p. p. 73, eerste en tweede alinea.
48.Ibid, p. 75, eerste alinea.
49.Proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf ( [adres bedrijf] ) van 2 mei 2024, doorgenummerde pagina 85; p. 86, tweede alinea.
50.Ibid, p. 86, laatste alinea.
51.Een geschrift, te weten een TMFI-rapport: Forensisch DNA-onderzoek van 14 mei 2024, opgemaakt door dr. P.J. Herbergs (NRGD-geregistreerd forensisch DNA-deskundige), doorgenummerde pagina 89, p. 90 onder ‘interpretatie DNA-resultaten’.
52.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij 6] van 20 mei 2024, doorgenummerde pagina 16 e.v.
53.Ibid, p. 16, onder ‘verklaring’ tweede alinea.
54.Proces-verbaal forensisch onderzoek van 12 juni 2024, doorgenummerde pagina 48 e.v.; p. 49 eerste en vierde alinea.
55.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden van 28 mei 2024, doorgenummerde pagina 63 e.v.
56.Ibid, p. 65, eerste alinea.
57.Ibid, p. 66, tweede alinea, p. 67 eerste alinea.
58.Ibid, p. 67, tweede alinea
59.Ibid, p. 69, eerste alinea
60.Ibid, p. 69, laatste alinea en p. 70.
61.Ibid, p. 72, laatste alinea.
62.Ibid, p. 74, tweede alinea; Proces-verbaal van herkenning door verbalisant [naam verbalisant 1] van 23 mei 2024, doorgenummerde pagina 86 e.v.; Proces-verbaal van herkenning door verbalisant [naam verbalisant 2] van 23 mei 2024, doorgenummerde pagina 103 e.v.; Proces-verbaal van herkenning door verbalisant [naam verbalisant 3] van 27 mei 2024, doorgenummerde pagina 105 e.v.; Proces-verbaal van herkenning door verbalisant [naam verbalisant 4] van 24 mei 2024, doorgenummerde pagina 111 e.v..