ECLI:NL:RBAMS:2025:4077

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
13-07906225
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel in een strafzaak met betrekking tot ontvoering en gijzeling

Op 3 juni 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Franse autoriteiten. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1977 in het Verenigd Koninkrijk, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan op basis van het EAB, dat een arrestatiebevel bevatte voor een strafbaar feit dat onder de lijst van bijlage 1 van de Overleveringswet valt, namelijk ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan, ondanks dat het feit gedeeltelijk op Nederlands grondgebied zou zijn gepleegd. De officier van justitie heeft overtuigende argumenten aangevoerd om de overlevering te rechtvaardigen, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de detentieomstandigheden in Frankrijk niet in strijd zijn met de Europese mensenrechten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/079062-25
Datum uitspraak: 3 juni 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 20 maart 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 13 maart 2025 door
the prosecutor’s office of the Court of Versailles, Frankrijk (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1977 in [geboorteplaats] (Verenigd Koninkrijk),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in [detentieadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 20 mei 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E. Kolokatsi, advocaat in Amersfoort en door een tolk in de Engelse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Britse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een arrestatiebevel van 13 maart 2025 uitgevaardigd door de
Vice-President in charge of investigations at the Judicial Court of Versailles(met referentie: 25 071 000235/ JICABJI525000019).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Frans recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid; feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB ziet op een feit dat geacht wordt gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In zo’n situatie kan de rechtbank de overlevering weigeren. [4]
De officier van justitie verzoekt de rechtbank af te zien van deze weigeringsgrond en voert daartoe het volgende aan:
  • het onderzoek is in Frankrijk aangevangen;
  • de bewijsmiddelen bevinden zich in Frankrijk;
  • de minderjarige is door de opgeëiste persoon meegenomen uit Frankrijk in strijd met een rechterlijk verbod van een Franse rechter.
De rechtbank stelt voorop dat:
  • aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn;
  • de gedachte achter deze facultatieve weigeringsgrond is, te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
Gelet op de door de officier van justitie aangevoerde argumenten vormt daarom het gegeven dat het feit wordt geacht gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanleiding om de weigeringsgrond toe te passen.

6.Artikel 11 OLW: Franse detentieomstandigheden

De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat er voor de detentie-instellingen in Nîmes, Nanterre, Bois-d’Arcy en Metz en voor voorlopig gedetineerden ook de detentie-instellingen Lille-Loos-Sequedin, Montauban en Toulouse een algemeen reëel gevaar bestaat dat personen die daar zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest). [5]
In deze zaak hebben de Franse autoriteiten op 3 april 2025 meegedeeld dat de opgeëiste persoon zal worden geplaatst in
the Fleury-Mérogis prison.
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de detentie-instelling waar de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd kampt met overbevolking. De bezettingsgraad betrof volgens het
Observatoire international des prisons – section française(OIP) op 1 januari 2024 152,7%. Volgens de raadsvrouw is de overbevolking sedertdien gestegen, gelet op de door haar overgelegde Franse nieuwsberichten. Daarmee zou sprake zijn van een schending van artikel 4 Handvest en artikel 3 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de zaak aan te houden om nadere vragen te stellen over de detentieomstandigheden in
the Fleury-Mérogis prison, aangezien de aanvullende informatie van 3 april 2025 is gebaseerd op een theoretische celbezetting die geen rekening houdt met de bestaande overbevolking en bovendien niet afkomstig is van een uitvaardigende rechterlijke autoriteit. De raadsvrouw heeft tevens verzocht de overleveringsdetentie te schorsen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich – onder verwijzing naar de uitspraak van 28 januari 2025 [6] van deze rechtbank – op het standpunt gesteld dat er in de betreffende gevangenis geen sprake is van een algemeen gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling. De verwijzingen naar Franse nieuwsberichten zijn onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.
Oordeel van de rechtbank
Bij uitspraak van 28 januari 2025 van deze rechtbank is reeds geoordeeld dat geen sprake is van een algemeen gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling in
the Fleury-Mérogis prison. Hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd geeft de rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen. De rechtbank beschikt niet over objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens die duiden op gewijzigde omstandigheden in
the Fleury-Mérogis prison. Artikel 11 OLW staat daarom niet aan de overlevering van de opgeëiste persoon in de weg. De rechtbank wijst het aanhoudingsverzoek en het verzoek tot schorsing van de overleveringsdetentie af.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 7 en 13 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the prosecutor’s office of the Court of Versailles, Frankrijk, voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. L.F. Bögemann en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. D.F.A. Reuvekamp en F.K. Verbruggen, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 3 juni 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.
5.Zie onder andere: rechtbank Amsterdam 30 mei 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:3763 (ten aanzien van Nîmes);- rechtbank Amsterdam 9 augustus 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:5123 (ten aanzien van Nanterre);- rechtbank Amsterdam 14 februari 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:782 (ten aanzien van Bois d'Arcy);- rechtbank Amsterdam 20 juni 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:4047 (ten aanzien van Lille-Loos-Sequedin); - rechtbank Amsterdam 29 augustus 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:5399 (ten aanzien van Toulouse en Montauban); - rechtbank Amsterdam 3 oktober 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:6162 (ten aanzien van Metz).