ECLI:NL:RBAMS:2025:4185

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
C/13/758466 / HA ZA 24-1164
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen door een ander dan de opdrachtgever en schuldoverneming

In deze zaak vordert de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Vripack Design B.V. betaling van facturen door BBH Investments B.V., een vennootschap waarvan de heer [naam 1] bestuurder en aandeelhouder is. De vordering betreft een bedrag van € 78.917,71 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke handelsrente, buitengerechtelijke incassokosten en explootkosten. Vripack heeft werkzaamheden verricht voor jachtwerf VEKA, die de facturen niet heeft voldaan. De heer [naam 1] heeft toegezegd dat BBH de facturen zou betalen, wat Vripack als basis voor haar vordering aanvoert. BBH betwist de stellingen van Vripack, maar heeft onvoldoende bewijs geleverd om haar verweer te onderbouwen. De rechtbank oordeelt dat de vordering van Vripack toewijsbaar is, omdat BBH de stellingen van Vripack onvoldoende heeft betwist en de schuldoverneming conform artikel 6:155 BW heeft plaatsgevonden. De rechtbank wijst de vordering tot betaling van de facturen toe, evenals de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 11 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/758466 / HA ZA 24-1164
Vonnis van 11 juni 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VRIPACK DESIGN B.V.,
gevestigd te Sneek,
eiseres,
advocaat: mr. Y.K. van Dijk,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BBH INVESTMENTS B.V.,
gevestigd te Amstelveen,
gedaagde,
advocaat: mr. D.A. de Gooijer, die zich op 14 mei 2025 heeft onttrokken.
Partijen worden hierna Vripack en BBH genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 oktober 2024, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 5 februari 2025 waarin de mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 9 april 2025 en de daarin genoemde stukken, waarna de zaak is aangehouden om de tussen de advocaten reeds bereikte schikking af te ronden met partijen,
- het bericht van mr. Van Dijk van 23 april 2024 dat Vripack de rechtbank verzoekt een nieuwe mondelinge behandeling te plannen,
- de onttrekking van 14 mei 2025 van mr. De Gooijer als advocaat van BBH. Daarna heeft zich aan de zijde van BBH geen nieuwe advocaat gesteld.
1.2.
Daarna is bepaald dat vandaag een vonnis wordt uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
Vripack voert een onderneming die onder andere schepen ontwerpt.
2.2.
BBH is een vennootschap waarvan de heer [naam 1] (indirect) bestuurder en aandeelhouder is. [naam 1] is eigenaar van een motorjacht, [naam motorjacht] . [naam 1] heeft dit schip laten renoveren bij jachtwerf VEKA.
3. Het geschil
3.1.
Vripack vordert – samengevat – dat BBH bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis wordt veroordeeld tot betaling van (i) € 78.917,71 aan hoofdsom vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 20 september 2024, (ii) € 1.564,17 aan buitengerechtelijke incassokosten en (iii) € 148,03 aan explootkosten, met veroordeling van BBH in de kosten van dit geschil, vermeerderd met wettelijke rente.
3.2.
Vripack legt aan haar vordering ten grondslag dat zij in opdracht van VEKA ontwerpwerkzaamheden heeft uitgevoerd voor de [naam motorjacht] van [naam 1] . Vripack heeft daarvoor aan VEKA gefactureerd, maar nadat er een conflict ontstond tussen VEKA en [naam 1] , heeft Vripack de facturen van Vripack niet willen voldoen. [naam 1] heeft vervolgens toegezegd dat zijn vennootschap BBH de facturen zou voldoen.

4.De beoordeling

4.1.
Vripack vordert nakoming, namelijk betaling van facturen voor werkzaamheden die zij heeft verricht. Zij vordert die nakoming echter niet van de oorspronkelijke opdrachtgever, maar van degene die heeft toegezegd de facturen te zullen betalen.
4.2.
Vripack doet dus een beroep op schuldoverneming. Op grond van artikel 6:155 BW gaat een schuld van de schuldenaar (in dit geval jachtwerf VEKA) over op een derde (in dit geval BBH) indien deze laatste de schuld van de schuldenaar overneemt. De schuldoverneming heeft pas werking jegens de schuldeiser (in dit geval Vripack), indien deze zijn toestemming geeft nadat partijen hem van de overneming kennis hebben gegeven.
4.3.
Vripack heeft als volgt toegelicht hoe de toezegging om de schuld over te nemen is gegeven. Er was een geschil ontstaan tussen [naam 1] en VEKA. Eind april 2024 heeft Vripack nieuwe ontwerpen aan [naam 1] gepresenteerd. [naam 1] heeft bij die gelegenheid gezegd dat hij de door VEKA onbetaald gelaten facturen zal betalen. Vripack had zeer regelmatig contact met de schipper van de [naam motorjacht] . Vripack heeft hem op 26 april 2024 per WhatsApp gevraagd naar welk adres de facturen konden worden gestuurd. De kapitein heeft toen de naam en het adres van een andere vennootschap van [naam 1] genoemd. Vripack heeft de aangepaste facturen en urenspecificatie op 1 mei 2024 per mail verzonden aan [naam 1] met als begeleidende tekst:
“Beste [naam 1] , In navolging van onze presentatie vorige week stuur ik je hierbij op jouw verzoek de factuur met openstaande bedragen en ons voorstel voor het vervolg.”Begin juli heeft Vripack telefonisch contact gehad met [naam 1] , waarbij [naam 1] heeft laten weten dat de factuur op naam van BBH moest worden gesteld. Vripack heeft de factuur vervolgens verzonden aan een medewerker van een andere vennootschap van [naam 1] , met als begeleidende tekst:
“Beste [naam 2] ,
Ik begreep (…) dat de factuur opnieuw verstuurd kon worden op de naam BBH Investments B.V.. In de bijlage vind je de aangepaste factuur. Zou je mij een bericht kunnen sturen zodra de betaling is gedaan?”Dit bericht is in CC aan [naam 1] gestuurd.
4.4.
BBH betwist alle stellingen van Vripack categorisch: VEKA zou Vripack geen opdracht hebben gegeven, Vripack zou geen werkzaamheden aan de [naam motorjacht] hebben verricht, Vripack zou niet hebben gefactureerd aan VEKA, [naam 1] zou geen toezeggingen hebben gedaan. BBH heeft echter op geen enkele wijze toegelicht wat er dan wél tussen partijen is besproken, en waarom [naam 1] niet heeft gereageerd op de mails waaruit toch duidelijk blijkt dat Vripack van hem heeft begrepen dat zijn vennootschap de openstaande facturen zou betalen. BBH is alleen ingegaan op het voorstel dat Vripack eind april 2024 heeft gedaan over de
voortzettingvan de werkzaamheden, niet op de stellingen van Vripack over de
reeds uitgevoerdewerkzaamheden.
4.5.
Dat betekent dat BBH de stellingen van Vripack onvoldoende heeft betwist. Uit de stellingen van Vripack volgt voldoende dat is voldaan aan de eisen van 6:155 BW en dat zij daar ook zelf haar toestemming voor heeft gegeven.
4.6.
De vordering tot betaling van de facturen wordt dus toegewezen. Vripack heeft de facturen aan VEKA overgelegd, die samen uitkomen op een bedrag van € 78.917,71. De wettelijke handelsrente over dit bedrag wordt ook toegewezen, want de schuld die is overgenomen was een nakomingsvordering tussen twee zakelijke partijen (Vripack en VEKA). De gevorderde ingangsdatum is ruim na de factuurdatum en het verstrijken van de betalingstermijn. De rente wordt dus toegewezen vanaf 20 september 2024.
4.7.
De vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten wordt ook toegewezen. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering komt overeen met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Daarom zal het bedrag van € 1.564,17 worden toegewezen. De explootkosten voor het betekenen van de sommatiebrief worden afgewezen, daarvoor is geen grondslag naast de bepalingen voor vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.
4.8.
BBH is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Vripack worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,22
- griffierecht
2.889,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
5.610,22
4.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt BBH om aan Vripack te betalen een bedrag van € 78.917,71, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 20 september 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt BBH om aan Vripack te betalen een bedrag van € 1.564,17 aan buitengerechtelijke kosten,
5.3.
veroordeelt BBH in de proceskosten van € 5.610,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als BBH niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt BBH tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schaberg, rechter, bijgestaan door mr. J.D. Tameris, en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2025.