ECLI:NL:RBAMS:2025:4234

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
C/13/754146 / HA ZA 24-782
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake vordering tot nakoming betalingsverplichting door vennootschap en bestuurdersaansprakelijkheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 mei 2025 een tussenvonnis gewezen in een civiele procedure tussen Tosti Tech B.V. en verschillende gedaagden, waaronder [gedaagde 1] B.V. en haar bestuurders. Tosti Tech vordert nakoming van een betalingsverplichting die [gedaagde 1] B.V. zou hebben na de beëindiging van een huurovereenkomst. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering tot nakoming van de betalingsverplichting door [gedaagde 1] B.V. zal worden toegewezen. Echter, voor de vordering tot bestuurdersaansprakelijkheid heeft de rechtbank meer informatie nodig. De bestuurders van [gedaagde 1] B.V. moeten op grond van artikel 22 Rv nadere stukken overleggen die betrekking hebben op hun financiële situatie en de afspraken die zijn gemaakt over de beëindigingssom. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bestuurders mogelijk niet wisten dat [gedaagde 1] B.V. haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen, maar dat dit niet voldoende is om hen van aansprakelijkheid te ontslaan. De zaak is verwezen naar de rol voor akte aan de zijde van de gedaagden om de gevraagde stukken over te leggen. De verdere beslissing is aangehouden tot het eindvonnis.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/754146 / HA ZA 24-782
Vonnis van 21 mei 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TOSTI TECH B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie en in de incidenten,
verweerster in reconventie,
advocaat: mr. B.P.J.M. Vloeijberghs,
tegen

1.[gedaagde 1] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
2.
[gedaagde 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
3.
[gedaagde 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
4.
[gedaagde 4],
woonachtig te [woonplaats 1] ,
5.
[gedaagde 5],
woonachtig te [woonplaats 2] ,
gedaagden in conventie en in de incidenten
eisers in reconventie,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
advocaat: mr. B.J. Davidse.

1.De zaak in het kort

1.1.
Tosti Tech heeft een horecazaak geëxploiteerd in een ruimte die zij onderhuurde van [gedaagde 1] . Partijen hebben afgesproken om de huurovereenkomst vroegtijdig te beëindigen, waarbij [gedaagde 1] na oplevering van het gehuurde en verrekening van een aantal openstaande posten een beëindigingssom aan Tosti Tech zou betalen. Na oplevering van het gehuurde is [gedaagde 1] deze afspraak niet nagekomen. Tosti Tech vordert van [gedaagde 1] nakoming van die afspraak. De rechtbank zal deze vordering toewijzen.
1.2.
Tosti Tech houdt de bestuurders van [gedaagde 1] aansprakelijk voor het niet betalen van de beëindigingssom en vordert van hen schadevergoeding. De bestuurders voeren aan dat zij bij het maken van de afspraak uitzicht hadden op een – uiteindelijk niet verstrekte – lening waarmee [gedaagde 1] de beëindigingssom aan Tosti Tech had kunnen voldoen. De rechtbank kan dit verweer niet goed beoordelen en zal de bestuurders daarom bevelen om nadere stukken over de gestelde lening over te leggen. Dit vonnis is dus een tussenvonnis.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, tevens houdende vordering in incident van 12 juni 2024, met de daarin genoemde producties,
- de conclusie van antwoord in het incident,
- het vonnis in incident van 23 oktober 2024, waarin [gedaagde 1] is veroordeeld inzage te geven in bankafschriften,
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van [gedaagden] , met de daarin genoemde producties,
- de conclusie van antwoord in reconventie van Tosti Tech,
- het tussenvonnis van 12 februari 2025, waarin de mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte overlegging aanvullende producties tevens eisverandering ex artikel 130 Rv tevens incidenteel inzageverzoek ex artikel 195 Rv jo. artikel 208 Rv van Tosti Tech met de daarin genoemde producties,
- de aanvullende producties 11 tot en met 14 van de zijde van [gedaagden] ,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 23 januari 2025, met de daarin genoemde stukken.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn de bestuurders van [gedaagde 1] . [gedaagde 4] is enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde 2] . [gedaagde 5] is enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde 3] . Deze partijen worden hierna gezamenlijk aangeduid als de bestuurders.
3.2.
[gedaagde 1] huurde van Stichting Historisch Huys een bedrijfsverzamelgebouw en verhuurde de kantoren in dat gebouw. [gedaagde 1] heeft de horecaruimte in het gebouw onderverhuurd aan Tosti Tech. Tosti Tech exploiteerde daarin de horecazaak [naam horecazaak] .
3.3.
[gedaagde 1] wilde op enig moment de horecaruimte verbouwen en zelf gaan exploiteren. Op 31 mei 2023 hebben [gedaagde 1] en Tosti Tech afspraken in hoofdlijnen gemaakt over een beëindiging van de onderhuurovereenkomst per 1 juli 2023. In dat kader hebben zij ook afgesproken dat [gedaagde 1] onder voorbehoud van financiering een beëindigingssom van € 75.000,-- aan Tosti Tech zou betalen na oplevering van de horecaruimte en dat [gedaagde 1] de waarborgsom van € 29.648,70 onder zich zou houden totdat de servicekostenafrekeningen van 2022 en 2023 (tot en met 30 juni) zouden zijn opgemaakt. De waarborgsom zou dan worden verrekend met de servicekosten. Een en ander diende nog in een vaststellingsovereenkomst nader te worden vastgelegd.
3.4.
Tosti Tech heeft begin juli 2023 aan [gedaagde 1] gevraagd wat de verwachte betaaldatum van het bedrag van € 75.000,-- zou zijn. [gedaagde 1] heeft daarop bij e-mail van 10 juli 2023 geantwoord dat het bedrag binnen zeven dagen na de definitieve oplevering zal worden overgemaakt.
3.5.
[gedaagde 1] heeft op 23 augustus 2023 een vaststellingsovereenkomst ter ondertekening naar Tosti Tech verstuurd.
3.6.
[gedaagde 1] heeft de servicekosten over 2022 uiteindelijk vastgesteld op
€ 26.869,70. De servicekosten over 2023 (tot en met 30 juni) heeft [gedaagde 1] geprognosticeerd op € 13.764,40.
3.7.
Tosti Tech heeft de horecaruimte op 1 september 2023 opgeleverd.
3.8.
[gedaagde 1] heeft op 27 oktober 2023 in verband met haar slechte financiële situatie aan Tosti Tech gevraagd om verlaging van de beëindigingssom naar € 30.000,--.
3.9.
Tosti Tech heeft [gedaagde 1] gevraagd om een financiële onderbouwing van haar situatie. [gedaagde 1] heeft hierop op 27 november 2023 geantwoord dat haar schulden aan de hoofdverhuurder, Stichting Historisch Huys, oplopende zijn naar € 200.000,--.
3.10.
[gedaagde 1] heeft per 1 februari 2024 haar bedrijfsactiviteiten beëindigd
3.11.
De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft Tosti Tech op 30 mei 2024 verlof verleend tot het leggen van conservatoir beslag op de bankrekening van [gedaagde 1] . Het vervolgens gelegde beslag heeft zeer beperkt doel getroffen.

4.Het geschil

in conventie in de hoofdzaak
4.1.
Tosti Tech vordert, kort weergegeven en na eiswijziging, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
veroordeling van [gedaagde 1] tot betaling van € 60.749,72, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente,
hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 2] , [gedaagde 3] , [gedaagde 4] en [gedaagde 5] tot betaling van € 60.749,72, te vermeerderen met de wettelijke rente, voor zover [gedaagde 1] nog niet aan de veroordeling onder 1. heeft voldaan,
veroordeling van [gedaagde 1] tot het opmaken van een eindafrekening van de servicekosten over 2023 (tot en met 30 juni), op straffe van verbeurte van een dwangsom,
veroordeling van [gedaagde 1] tot betaling van het verschil tussen de onder 3. genoemde eindafrekening en het door Tosti Tech betaalde voorschotbedrag aan servicekosten van € 13.764,40,
hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot betaling van € 1.382,50 aan buitengerechtelijke kosten,
hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot betaling van € 2.887,61 aan beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente,
hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten, met de wettelijke rente.
4.2.
De vorderingen van Tosti Tech op [gedaagde 1] zijn gebaseerd op nakoming van de beëindigingsafspraken. De vorderingen op de bestuurders zijn gebaseerd op bestuurdersaansprakelijkheid. Volgens Tosti Tech hebben de bestuurders de beëindigingsafspraken gemaakt terwijl zij wisten dat [gedaagde 1] deze vanwege haar slechte financiële situatie niet zou kunnen nakomen. De schade is gelijk aan de beëindigingssom.
4.3.
[gedaagde 1] voert geen verweer tegen de vorderingen die tegen haar zijn gericht. De bestuurders betwisten wel dat hen een verwijt kan worden gemaakt. [gedaagde 1] had geld geleend om de beëindigingssom en de verbouwing van de horecaruimte te bekostigen, maar de financier heeft zich in september 2023 teruggetrokken.
in conventie in het voorwaardelijke incident
4.4.
Tosti Tech vordert bij vonnis, kort weergegeven en na eiswijziging, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] om een afschrift dan wel inzage te verschaffen in de volgende stukken, op straffe van een dwangsom:
  • bankafschriften waaruit het banksaldo van bankrekening [rekeningnummer] op 10 juli 2023 blijkt,
  • bankafschriften waaruit de banksaldi van eventuele overige bankrekeningen van [gedaagde 1] op 10 juli 2023 blijken,
2. hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] in de kosten van het incident.
4.5.
De advocaat van Tosti Tech heeft ter zitting verklaard dat de incidentele vordering niet hoeft te worden behandeld als de vorderingen in de hoofdzaak worden toegewezen. Deze vordering is dus voorwaardelijk ingesteld.
in reconventie
4.6.
[gedaagden] heeft een vordering tot opheffing van de beslagen ingesteld, maar deze vordering ter zitting ingetrokken.
4.7.
Tosti Tech maakt nog wel aanspraak op de proceskosten die met deze vordering samenhangen.

5.De beoordeling

in conventie
De vorderingen tegen [gedaagde 1]
5.1.
heeft de vordering 1. tot betaling van € 60.749,72 niet betwist. Deze vordering is dus toewijsbaar. Omdat de beslissing op andere vorderingen van Tosti Tech nog wordt aangehouden, wordt ook deze beslissing aangehouden tot het eindvonnis.
5.2.
Tosti Tech heeft gevorderd dit bedrag te verhogen met de wettelijke handelsrente vanaf 6 september 2023, uitgaande van de betalingstermijn in de vaststellingsovereenkomst. De betaaltermijn is niet betwist, zodat de rechtbank de rente bij eindvonnis zal toewijzen over de periode vanaf 6 september 2023. Er is echter geen sprake van een handelsovereenkomst, zodat allen de gewone wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW zal worden toegewezen.
5.3.
[gedaagde 1] heeft ook de vorderingen 3. en 4. over de eindafrekening niet betwist, maar ter zitting wel verklaard dat zij voor het opstellen van de eindafrekening afhankelijk is van informatie van de beheerder, Keij & Stefels, en dat zij niet verwacht dat Keij & Stefels die informatie zal verstrekken, nu de relatie met de hoofdhuurder, Stichting Historisch Huys, is verslechterd.
5.4.
Ook deze vorderingen zullen worden toegewezen, nu [gedaagde 1] de met Tosti Tech gemaakte afspraken dient na te komen. Dat Keij & Stefels de daarvoor vereiste informatie mogelijk niet zal verstrekken, bevrijdt [gedaagde 1] niet van haar verplichting om haar afspraken met Tosti Tech na te komen en zich maximaal in te spannen om de daarvoor noodzakelijke informatie te verkrijgen. Deze omstandigheid maakt wel dat aan de veroordeling tot het opmaken van de eindafrekening niet de door Tosti Tech gevorderde dwangsom zal worden verbonden.
De vordering tegen de bestuurders
5.5.
Tosti Tech legt aan haar vordering 2. tegen de bestuurders het volgende ten grondslag. De bestuurders hebben onrechtmatig gehandeld, omdat zij bij het aangaan van de verplichting tot betaling van de beëindigingssom wisten of redelijkerwijs behoorden te begrijpen dat [gedaagde 1] die verplichting niet zou (kunnen) nakomen en geen verhaal zou bieden. Bij de beoordeling van deze vordering moet als peildatum 10 juli 2023 worden genomen, omdat de bestuurders op die datum namens [gedaagde 1] hebben bevestigd dat de beëindigingssom binnen zeven dagen na de oplevering van de horecaruimte zou worden overgemaakt. De schuld aan de hoofdverhuurder van € 200.000,-- moet op 10 juli 2023 bij de bestuurders bekend zijn geweest, nu een dermate hoge schuld niet in zo’n kort tijdbestek ontstaat. Verder blijkt uit de jaarrekeningen van [gedaagde 1] dat zij jarenlang weinig winst heeft gemaakt en een slechte liquiditeitspositie had. Voorts blijkt uit de bankafschriften van [gedaagde 1] van 31 mei 2023 dat zij toen een banksaldo van € 8.859,69 had en dus onvoldoende middelen had om de overnamesom te voldoen, aldus steeds Tosti Tech.
5.6.
De bestuurders voeren hiertegen het volgende aan. [gedaagde 1] had op basis van een nieuw businessplan een lening afgesloten bij Darwin Invest, een investeringsbedrijf van de bestuurders van Stichting Historisch Huys, waarmee zij de beëindigingssom aan Tosti Tech had kunnen voldoen en de horecaruimte had kunnen verbouwen. Darwin Invest heeft op 10 juli 2023 bevestigd dat zij de lening zou verstrekken. Na dit gesprek hebben de bestuurders aan Tosti Tech bevestigd dat [gedaagde 1] de beëindigingssom binnen zeven dagen na de oplevering zou voldoen. Darwin Invest heeft zich uiteindelijk teruggetrokken, omdat [gedaagde 1] nog een bedrag aan servicekosten aan Stichting Historisch Huys verschuldigd zou zijn. Darwin Invest eiste van [gedaagde 1] dat dit bedrag eerst werd betaald. Het ging om een afrekening energiekosten van zo’n € 55.000 uit de periode van de energiecrisis. [gedaagde 1] wist dat er nog een afrekening zou komen, maar betwistte de hoogte van dit bedrag. Zij was daarover in overleg met Keij & Stefels, maar nog in afwachting van de definitieve bedragen. Het is onduidelijk waarom Darwin Invest deze eis pas na toezegging van de lening heeft gesteld, maar mogelijk komt dit doordat het contact over de servicekosten niet rechtstreeks met de hoofdverhuurder liep, maar met de beheerder Keij & Stefels. Vanaf het moment dat de lening van Darwin Invest wegviel hebben de bestuurders alle mogelijke stappen genomen om te waarborgen dat [gedaagde 1] alsnog aan haar verplichtingen kon voldoen, waaronder het voorzetten van het contact met Darwin Invest over de lening en het aantrekken van een lening van de ouders van [gedaagde 4] . [gedaagde 1] ontving zelf echter geen huur meer voor de horecaruimte, en vanwege het wegvallen van de lening en vanwege de kosten van de verbouwing van de horecaruimte kon zij de huur aan Stichting Historisch Huys na juli 2023 niet meer betalen. De rest van de schuld aan Stichting Historisch Huys is dus pas na juli 2023 ontstaan. Gelet op deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat de bestuurders op 31 mei dan wel 10 juli 2023 wisten of redelijkerwijs behoorden te begrijpen dat [gedaagde 1] de verplichting tot betaling van de beëindigingssom niet zou kunnen nakomen en geen verhaal zou bieden, aldus steeds de bestuurders.
5.7.
De rechtbank stelt voorop dat als een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis als uitgangspunt geldt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is, naast aansprakelijkheid van die vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is vereist dat die bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. [1] In dit geval kan persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurders worden aangenomen wanneer de bestuurders bij het namens de vennootschap aangaan van de verbintenis wisten of redelijkerwijs behoorde te begrijpen dat de vennootschap haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen en geen verhaal zou bieden. [2]
5.8.
Tosti Tech stelt terecht dat de peildatum voor de beoordeling 10 juli 2023 moet zijn, nu in de e-mail van de bestuurders van 31 mei 2023 bij de afspraak tot betaling van de beëindigingssom nog een financieringsvoorbehoud is opgenomen en de bestuurders in hun e-mail van 10 juli 2023 – zonder herhaling van het financieringsvoorbehoud – hebben meegedeeld dat de beëindigingssom binnen zeven dagen na de oplevering zal worden overgemaakt. De bestuurders hebben [gedaagde 1] dus pas op 10 juli 2023 onvoorwaardelijk gebonden aan de verplichting tot betaling van de beëindigingssom.
5.9.
De vervolgvraag is of de bestuurders op 10 juli 2023 wisten of redelijkerwijs behoorden te begrijpen dat [gedaagde 1] niet aan deze verplichting zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden. De jaarrekeningen van [gedaagde 1] over de voorgaande jaren, haar banksaldo en de opgelopen huurschuld aan Stichting Historisch Huys, zijn in het licht van de toelichting van de bestuurders op zichzelf onvoldoende om aansprakelijkheid te kunnen aannemen. Uit de toelichting van de bestuurders volgt immers dat [gedaagde 1] de beëindigingssom niet zou voldoen uit de behaalde resultaten, maar uit de lening die zij op basis van haar nieuwe businessplan had verkregen.
5.10.
De rechtbank kan de toelichting van de bestuurders met betrekking tot de lening van Darwin Invest echter niet goed beoordelen omdat de bestuurders die toelichting onvoldoende hebben onderbouwd. Zo beschikt de rechtbank niet over de toezegging van Darwin Invest, de overeenkomst en de latere correspondentie met Darwin Invest, waarin Darwin Invest heeft laten weten niet te zullen uitkeren en waarin de bestuurders hebben geprobeerd Darwin Invest ertoe te bewegen om de lening alsnog over te maken. Ook beschikt de rechtbank niet over de correspondentie met Keij & Stefels over de servicekosten.
5.11.
Omdat deze stukken wel van belang zijn voor de beoordeling van de vordering uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid, zullen de bestuurders op grond van artikel 22 Rv worden bevolen om deze alsnog in het geding te brengen. Het gaat om de volgende stukken:
  • de toezegging dat Darwin Invest de lening zou verstrekken,
  • de overeenkomst van geldlening tussen [gedaagde 1] en Darwin Invest,
  • correspondentie waaruit blijkt dat Darwin Invest de lening uiteindelijk toch niet wilde verstrekken en de reacties daarop van [gedaagde 1] ,
  • correspondentie met Keij & Stefels over de door [gedaagde 1] al dan niet aan Stichting Historisch Huys verschuldigde servicekosten.
5.12.
Met betrekking tot de bankafschriften van 10 juli 2023 overweegt de rechtbank als volgt. Tosti Tech heeft in haar akte eiswijziging en incidenteel inzageverzoek verzocht om deze bankafschriften. Tosti Tech heeft in haar eerste incidentele vordering op grond van artikel 843a Rv ook al afschrift van diverse stukken gevorderd, waaronder bankafschriften van 10 juli 2023. In dat incident is [gedaagde 1] alleen veroordeeld om bankafschriften van 31 mei 2023 over te leggen. De vordering met betrekking tot de bankafschriften van 10 juli 2023 is dus afgewezen. In haar akte eiswijziging en incidenteel inzageverzoek heeft Tosti Tech om diezelfde bankafschriften gevraagd, terwijl daarover dus al was beslist. Op de zitting heeft Tosti Tech erkend dat dit tweede inzageverzoek op grond van het overgangsrecht nog steeds is gebaseerd op artikel 843a Rv. Er is geen reden deze herhaalde vordering nu wel toe te wijzen. Voor zover op een later moment op het voorwaardelijk incident moet worden beslist, zal deze vordering dus worden afgewezen.
5.13.
De rechtbank ziet ook geen reden om [gedaagden] ambtshalve op te dragen om op grond van artikel 22 Rv de bankafschriften van 10 juli 2023 over te leggen. Uit de stellingen van [gedaagden] volgt immers al dat [gedaagde 1] niet zelfstandig de middelen had om de beëindigingssom te betalen. Daarvoor had zij nou juist het geld geleend van Darwin Invest. Of [gedaagde 1] het geleende geld op 10 juli 2023 al op haar bankrekening had staan, is echter voor de beoordeling van de bestuurdersaansprakelijkheid niet van belang.
5.14.
De rechtbank verwijst de zaak naar de rol voor akte aan de zijde van [gedaagden] om de stukken over te leggen die zijn genoemd in 5.11. Tosti Tech zal daarna bij akte op de overgelegde stukken mogen reageren. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
in de hoofdzaak in reconventie
5.15.
Aangezien [gedaagden] haar vordering tot opheffing van de conservatoire beslagen ter zitting heeft ingetrokken, zal de rechtbank deze niet beoordelen.
5.16.
Tosti Tech heeft echter wel verweer gevoerd tegen de vordering. De rechtbank zal [gedaagden] dan ook veroordelen in de proceskosten van Tosti Tech in reconventie. Die kosten bestaan alleen uit het salaris advocaat voor het indienen van de conclusie van antwoord in reconventie en worden begroot op 1 punt x € 614,- x factor 0,5 = € 307,-. Dit bedrag zal bij eindvonnis worden toegewezen.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
verwijst de zaak naar de rol van 18 juni 2025 voor akte aan de zijde van [gedaagden] als bedoeld onder rechtsoverweging 5.11 van dit vonnis,
6.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schaberg, rechter, bijgestaan door mr. W.B. Fonville, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2025.

Voetnoten

1.HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2628 (
2.HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758 (