ECLI:NL:RBAMS:2025:4259

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
13/085342-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 OLW in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 5 juni 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door Italië. De zaak betreft een opgeëiste persoon, geboren in Roemenië, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft en gedetineerd is. De behandeling van het EAB vond plaats op 14 mei 2025, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.W. Kuijpers. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en een tussenuitspraak gedaan op 28 mei 2025, waarin de rechtbank de vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft voorgelegd.

In de tussenuitspraak werd vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van het voorgenomen proces in hoger beroep en dat hij geen advocaat had die hem daadwerkelijk verdedigde. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden zoals beschreven in artikel 12 OLW niet van toepassing waren, waardoor de overlevering op grond van dit artikel moest worden geweigerd. De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de verdenking tegen hem en dat hij zijn verdedigingsrechten niet had kunnen uitoefenen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering geweigerd en de overleveringsdetentie opgeheven. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/085342-25
Datum uitspraak: 5 juni 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 25 maart 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 7 januari 2025 door
the Prosecutor General's Office - Catania,
Italië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1992,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 14 mei 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.W. Kuijpers, advocaat te Hoofddorp, en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
De rechtbank heeft op 28 mei 2025 een tussenuitspraak gewezen, waarbij het onderzoek ter zitting is heropend en voor onbepaalde tijd is geschorst om de officier van justitie in
de gelegenheid te stellen de vragen zoals geformuleerd in de tussenuitspraak aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen.
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 5 juni 2025, in aanwezigheid van mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.W. Kuijpers, advocaat te Hoofddorp, en door een tolk in de Roemeense taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak 28 mei 2025

De rechtbank stelt vast dat bij de tussenuitspraak van deze rechtbank van 28 mei 2025 reeds is geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB en de strafbaarheid van het feit. Hetgeen de rechtbank in deze tussenuitspraak hierover heeft overwogen kan als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Partijen hebben zich op het standpunt gesteld dat de overlevering op grond van artikel 12 OLW moet worden geweigerd.
De rechtbank wijst allereerst op haar overwegingen ten aanzien van artikel 12 OLW in de tussenuitspraak van 28 mei 2025, die hier eveneens als herhaald en ingelast worden beschouwd.
Naar aanleiding van de in de tussenuitspraak gestelde vragen, heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit op 4 juni 2025 het volgende geantwoord.
According to the Judgments of the first and second instance, it is evident that during the criminal events contested against [opgeëiste persoon] , he and his accomplices were pursued by law enforcement as they fled after evading arrest.
This voluntary and conscious evasionby the (then) suspect from the investigations led to the application of the procedure in force at the time. According to this procedure,a suspect who does not participate in the trial by their own conscious choice (as in the case of [opgeëiste persoon] ) is appointed a public defender by the Prosecutor's Office conducting the investigations.
Thisdefender has the authority and duty to represent the individual in all stages of the trial.
In this case, therefore,[persoon] from the Bar of Ragusa was not appointed by [opgeëiste persoon] but by the investigating office.
This lawyer received all communications related to the trial and effectively exercised all defensive rights, including filing an appeal against the first-instance conviction.
Furthermore, it should be specified that since[opgeëiste persoon] fled to avoid arrest, he has never been arrested or interrogated by the judge neither to know his rights.
However, it remains the right of [opgeëiste persoon] , once he arrives in Italy, to request a new trial. should the conditions for such a request be met.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op deze informatie, niet kan worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het voorgenomen proces in hoger beroep of een door hem gemachtigd advocaat had die hem tijdens het proces in hoger beroep daadwerkelijk heeft verdedigd. De omstandigheden zoals omschreven in artikel 12, sub a tot en met c, OLW doen zich niet voor en de laatste zin in de aanvullende informatie voldoet niet aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet ook geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit de voornoemde aanvullende informatie volgt dat de opgeëiste persoon alvorens hij zou worden aangehouden is gevlucht en daarna onvindbaar was. De opgeëiste persoon is nimmer aangehouden of verhoord of geïnformeerd over zijn rechten en plichten als verdachte. De rechtbank kan uit de overgelegde informatie niet afleiden dat de opgeëiste persoon op de hoogte was of kon zijn van de verdenking tegen hem.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de opgeëiste persoon op enigerlei wijze op de hoogte was of had kunnen zijn van het proces in hoger beroep, zodat niet is gebleken dat hij zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen. Evenmin kan worden geconcludeerd dat hij (stilzwijgend) afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren op grond van artikel 12 OLW.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, en 7 en 12 OLW.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan door
the Prosecutor General's Office – Catania(Italië) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
HEFT OPde overleveringsdetentie.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. H.H.J. Zevenhuijzen en E.M. de Bie, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 5 juni 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.