ECLI:NL:RBAMS:2025:4467

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juni 2025
Publicatiedatum
27 juni 2025
Zaaknummer
13/728015-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor medeplichtigheid aan drugssmokkel en het vervoeren van heroïne

In deze zaak is een 57-jarige man veroordeeld voor medeplichtigheid aan het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van 24,35 kilogram heroïne en 1,75 kilogram cocaïne, en voor het vervoeren van 4,8 kilogram heroïne. De feiten vonden plaats tussen 16 januari 2018 en 21 maart 2018, waarbij de verdachte verborgen ruimtes in voertuigen aanbracht om de drugs te smokkelen. De rechtbank heeft op basis van observaties en verklaringen van medeverdachten vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij het inbouwen van deze ruimtes en dat hij opzettelijk heeft bijgedragen aan de drugshandel. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 28 maanden en een taakstraf van 240 uur op, in overeenstemming met de gemaakte procesafspraken. De verdachte heeft geen bewijsverweer gevoerd en heeft ingestemd met de procesafspraken, die zijn goedgekeurd door de rechtbank. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de drugshandel meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/728015-18
Datum uitspraak: 12 juni 2025
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1968,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 28 maart 2025 en 12 juni 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.A. van de Vliet, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. K. Karakaya, naar voren hebben gebracht.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van een tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging gesloten overeenkomst, waarin door hen gemaakte procesafspraken zijn neergelegd.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd en na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Feit 1
Primair
medeplegen van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van in totaal 24,35 kilogram heroïne en 1,75 kilogram cocaïne in de periode van 16 januari 2018 tot en met 21 maart 2018, door verborgen ruimtes in voertuigen aan te brengen;
Subsidiair
medeplichtigheid aan het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van in totaal 24,35 kilogram heroïne en 1,75 kilogram cocaïne in de periode van 16 januari 2018 tot en met 21 maart 2018, door verborgen ruimtes in voertuigen aan te brengen;
Feit 2
het opzettelijk vervoeren van een hoeveelheid van 4,8 kilogram heroïne op 8 juni 2018 te Wijdewormer;
Feit 3
Primair
medeplegen van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van in totaal 15,3 kilogram hennep in de periode van 8 februari 2018 tot en met 23 mei 2018, door verborgen ruimtes in voertuigen aan te brengen;
Subsidiair
medeplichtigheid aan het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van in totaal 15,3 kilogram hennep in de periode van 8 februari 2018 tot en met 23 mei 2018, door verborgen ruimtes in voertuigen aan te brengen;
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich overeenkomstig de procesafspraken op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde bewezen kan worden. Ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie overeenkomstig de procesafspraken vrijspraak gevorderd.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, eveneens overeenkomstig de procesafspraken, geen bewijsverweer gevoerd.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 3
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan hem onder feit 1 primair en feit 3 ten laste gelegde, nu zijn betrokkenheid bij deze feiten onvoldoende kan worden bewezen.
Feit 1 (het aanbrengen van verborgen ruimtes in voertuigen)
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het aan hem onder feit 1 primair ten laste gelegde medeplegen, nu niet kan worden bewezen dat er een nauwe en bewuste samenwerking en gezamenlijke uitvoering bestond tussen verdachte en de bestuurders van de autos ten aanzien van het vervoer van de in de tenlastelegging genoemde hoeveelheden verdovende middelen .
Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid komt de rechtbank wel tot een bewezenverklaring en oordeelt de rechtbank als volgt.
Uit het procesdossier en de daarin beschreven observaties volgt dat er bij [naam autobedrijf] , gevestigd op de [adres 2] verborgen ruimtes worden ingebouwd bij bepaalde auto’s. Er worden daartoe meermaals werkzaamheden uitgevoerd aan kofferbakken en bestuurdersstoelen van auto’s. Bij een groot deel van deze werkzaamheden is verdachte – die ten tijde van de observatie tevens eigenaar was van [naam autobedrijf] – betrokken. Zo voert verdachte vanaf 16 januari 2018 reparatiewerkzaamheden uit aan een Volkswagen Touran met kenteken [kenteken 1] . De Volkswagen Touran wordt enkele weken later, op 7 februari 2018, gecontroleerd in Zweden. Bij deze controle worden onder de voorstoelen van de inzittenden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] professioneel ingebouwde verborgen ruimtes opgemerkt, waarin in totaal hoeveelheden van 16,35 kilogram heroïne en 1,75 kilogram cocaïne worden aangetroffen.
Vanaf 6 maart tot en met 9 maart 2018 vinden in de autogarage werkzaamheden plaats aan een Audi A6 met kenteken [kenteken 2] . Uit de camerabeelden blijkt dat zowel verdachte als een medewerker bezig zijn bij de achterkant van de auto. Enkele dagen later, op 13 maart 2018, is de auto gecontroleerd in Zwitserland en zijn in een verborgen ruimte bij de achterbumper dertien pakketten met een gewicht van acht kilogram aangetroffen. Uit de door de Zwitserse politie verstrekte stukken volgt dat de inhoud van deze pakketten positief test op heroïne. De bestuurder van de auto, [medeverdachte 4] , heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij in Amsterdam een verborgen ruimte heeft laten inbouwen in de auto, om op deze wijze verdovende middelen te vervoeren.
Ook bij een Volkswagen Tiguan met kenteken [kenteken 3] is op 28 maart 2018 bij een controle in Italië een (lege) verborgen ruimte aangetroffen. De kofferbakruimte bleek voorzien van een lege dubbele bodem, die handmatig was aangebracht in het plaatstaal van de bagageruimte. Ook sloegen de drugshonden aan op de auto, waardoor het vermoeden ontstond dat hierin verdovende middelen waren vervoerd. De Volkswagen Tiguan heeft van 8 tot 10 maart 2018 bij [naam autobedrijf] gestaan voor werkzaamheden, waarbij is waargenomen dat verdachte en een medewerker handelingen hebben uitgevoerd bij de kofferbakruimte. Daarnaast stond de Tiguan van 22 tot 26 maart 2018 geparkeerd in de buurt van de woning van verdachte en is verdachte in deze tijdsspanne meermaals in de buurt van de auto gesignaleerd.
Gelet op deze bevindingen is de rechtbank van oordeel dat verdachte samen met anderen verborgen ruimtes heeft aangebracht in de hierboven genoemde voertuigen met als doel deze te doen gebruiken voor het heimelijk vervoeren van verdovende middelen. Zoals blijkt uit de bevindingen van de Zweedse - en Zwitserse politie is dit in twee gevallen ook daadwerkelijk gebeurd. Verdachte was eigenaar van de garage en heeft werkzaamheden aan de auto’s uitgevoerd. Door het uitvoeren van deze werkzaamheden heeft hij op zijn minst de aanmerkelijke kans aanvaard dat de auto’s bij wie hij de verborgen ruimtes heeft aangebracht zouden worden gebruikt voor het vervoer van verdovende middelen. Daarmee is er ook sprake van opzet. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte hieraan medeplichtig is geweest. Door het inbouwen van de ruimtes heeft verdachte immers het verborgen vervoer mogelijk gemaakt en is hij daartoe behulpzaam geweest.
De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest aan het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van de in de tenlastelegging genoemde hoeveelheden verdovende middelen, door het aanbrengen van verborgen ruimtes in de genoemde Volkswagens en de genoemde Audi.
Feit 2 (vervoeren 4,8 kilogram heroïne)
Naar aanleiding van een APNR-melding wordt de Opel Combo op naam van verdachte – met daarin medeverdachte [medeverdachte] als bijrijder – geobserveerd. Uit de observatie volgt onder meer dat medeverdachte een donkerkleurige tas krijgt uitgereikt vanuit een passerende Audi. Bij een latere controle van de Opel Combo blijkt dezelfde donkerkleurige tas achter de bestuurdersstoel te liggen, met daarin tien pakketten. Uit laboratoriumonderzoek blijkt dat deze pakketten een hoeveelheid van 4,81 kilogram aan heroïne bevatten.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte wetenschap heeft gehad van de inhoud van de tas, nu uit de observatie volgt dat de tas door zijn bijrijder is aangenomen en de tas in het zicht in de auto lag. Ook heeft verdachte beschikkingsmacht gehad over de tas en de inhoud daarvan, nu deze tas midden in de auto lag en daarmee voor alle inzittenden toegankelijk was. Door de tas gezamenlijk in de auto te vervoeren, heeft verdachte dit feit tezamen en in vereniging met zijn mededader gepleegd.
De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging aanwezig hebben en vervoeren van een hoeveelheid van ongeveer 4,8 kilogram heroïne.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Feit 1 subsidiair
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en een of meer andere medeverdachten in de periode van 16 januari 2018 tot en met 21 maart 2018 te Amsterdam, en in Zweden en in Zwitserland en in Italië, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland hebben gebracht, althans opzettelijk hebben vervoerd:
- met een voertuig met kenteken [kenteken 1] 16,35 kilogram heroïne en/of 1,75 kilogram cocaïne en
- met een voertuig met kenteken [kenteken 2] 8 kilogram heroïne, tot en bij het plegen van welke misdrijven verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, in de periode van 16 januari 2018 tot en met 21 maart 2018 te Amsterdam, telkens opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft en telkens opzettelijk behulpzaam is geweest, te weten door een voertuig met kenteken [kenteken 1] en een voertuig met kenteken [kenteken 2] en een voertuig met kenteken [kenteken 3] te prepareren en geschikt te maken voor drugssmokkel door in die voertuigen verborgen ruimtes aan te brengen zodat die voertuigen de Nederlandse grens konden passeren zonder dat de zich in die voertuigen bevindende en verstopte drugs werden opgemerkt;
Feit 2
op 8 juni 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad 10 pakketten van in totaal ongeveer 4,8 kilogram heroïne, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Procesafspraken

8.1.
Totstandkoming procesafspraken
De rechtbank heeft op de zitting van 28 maart 2025 de partijen in overweging gegeven om met elkaar in gesprek te gaan om te onderzoeken of het mogelijk is om te komen tot
procesafspraken. Op 2 juni 2025 heeft het Openbaar Ministerie kenbaar gemaakt dat de gesprekken over de procesafspraken in een vergevorderd stadium zijn. Op 11 juni 2025 heeft de officier van justitie de getekende overeenkomst houdende procesafspraken aan de rechtbank gemaild. De overeenkomst is als
bijlageaan dit vonnis gehecht en de inhoud geldt als hier ingevoegd.
8.2.
Overeengekomen procesafspraken
In de procesafspraken staat onder meer vermeld, dat het Openbaar Ministerie en de verdediging door het maken van de procesafspraken overeenstemming hebben bereikt over de te eisen straf, de behandeling van onderzoekswensen en/of het opvoeren van verweren, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen en de executie van de op te leggen straf.
In de procesafspraken is overeengekomen dat verdachte in het kader van deze overeenkomst:
  • geen onderzoekswensen indient;
  • geen bewijsverweren voert;
  • afstand doet van alle inbeslaggenomen voorwerpen, zaken en vermogensrechten;
  • zich niet aan de tenuitvoerlegging van de straf zal onttrekken.
Het Openbaar Ministerie zal in het kader van deze overeenkomst rekwireren tot een bewezenverklaring van feit 1 subsidiair en feit 2 en kwalificatie van de feiten als hiervoor weergegeven. De officier van justitie zal ter terechtzitting een strafeis van achtentwintig maanden gevangenisstraf en een taakstraf voor de duur van 240 uur vorderen.
8.3.
Beoordeling procesafspraken door de rechtbank
De rechter kan alleen acht slaan op een door het Openbaar Ministerie en de verdediging opgesteld afdoeningsvoorstel als gewaarborgd is dat is voldaan aan de eisen die artikel 6 EVRM stelt. Deze waarborg is in het bijzonder van belang omdat in een afdoeningsvoorstel de verdachte in de regel afziet van de uitoefening van bepaalde aan hem toekomende verdedigingsrechten. [1]
De rechtbank heeft de procesafspraken op de zitting van 12 juni 2025 met de verdachte besproken, terwijl deze werd bijgestaan door zijn raadsman. Verdachte heeft aangegeven dat hij door zijn advocaat is voorgelicht over de procesafspraken en dat hij de consequenties hiervan begrijpt en aanvaardt. De reden dat hij heeft ingestemd met de afspraken is dat hij van de zaak af wil en wil weten waar hij aan toe is. Hij staat achter de gemaakte afspraken en begrijpt dat deze afspraken inhouden dat hij – na aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht – achtentwintig maanden gevangenisstraf krijgt en daarnaast een taakstraf voor de duur van 240 uur zal moeten verrichten.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte – die gedurende zijn proces steeds is bijgestaan door een advocaat – vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie, terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan de procesafspraken en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. De rechtbank heeft zich, bij de inhoudelijke behandeling, ervan vergewist dat de verdachte nog altijd achter de gemaakte afspraken en het afdoeningsvoorstel staat. Verdachte is zich ervan bewust dat deze afspraken betekenen dat hij nog een vrijheidsstraf van aanzienlijke duur zal moeten uitzitten en een taakstraf zal moeten verrichten. Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat zij acht kan slaan op de tussen de verdediging en het Openbaar Ministerie gemaakte procesafspraken.

9.Motivering van de straffen en maatregelen

9.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft conform de procesafspraken gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en een taakstraf van 240 uur.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gewezen op de gemaakte procesafspraken en heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het inbouwen van verborgen ruimtes in voertuigen, die bestemd waren voor het verborgen vervoer van verdovende middelen. In twee gevallen is ook daadwerkelijk geconstateerd dat in door verdachte geprepareerde auto’s grote hoeveelheden harddrugs door Europa werden vervoerd. Verdachte heeft zich hiermee als onmisbare schakel in de keten begeven op het terrein van de internationale drugshandel. Daarbij bestaat de indruk bij de rechtbank dat de aangetroffen hoeveelheden slechts het topje van de ijsberg zijn in een grootschalige en gecoördineerde operatie.
Ook heeft verdachte zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan het vervoeren van een hoeveelheid van 4,8 kilogram aan heroïne. Gelet op de hoeveelheid en de omstandigheden waaronder de heroïne is aangetroffen, kan worden aangenomen dat ook deze partij was bestemd voor de handel. De handel in harddrugs gaat gepaard met vele vormen van criminaliteit die een ontwrichtende werking op de samenleving hebben. Ook is de verspreiding van harddrugs een aanzienlijk gevaar voor de volksgezondheid. Door zich in de drugshandel te begeven, heeft verdachte zich kennelijk niet bekommerd om de schade die deze handel in de samenleving aanricht.
Overige relevante omstandigheden
De rechtbank heeft in het kader van de strafoplegging gekeken naar het strafblad van verdachte van 24 december 2024 waaruit volgt dat verdachte geen relevante documentatie heeft, zodat hiermee niet in strafverzwarende zin rekening zal worden gehouden.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting, waaruit volgt dat voor de combinatie van medeplichtigheid aan het vervoeren van grote hoeveelheden verdovende middelen en voor het vervoeren van een hoeveelheid van 4,8 kilogram heroïne forse onvoorwaardelijke gevangenisstraffen voor de duur van jaren het uitgangspunt zijn.
Procesafspraken
Uit de procesafspraken blijkt dat de officier van justitie zonder procesafspraken – en met aftrek van vier maanden wegens de overschrijding van de redelijke termijn – een gevangenisstraf voor de duur van achtenveertig tot tweeënvijftig maanden zou hebben geëist. Vanwege het feit dat procesafspraken zijn gemaakt, wordt een korting op de straf toegepast van achttien maanden. Verder wordt in de strafeis, in strafmatigende zin, rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder het sluiten van zijn bedrijf en de media-aandacht die deze zaak met zich heeft meegebracht. Dit brengt mee dat er in plaats van 32 maanden gevangenisstraf een gevangenisstraf van 28 maanden wordt geëist en een taakstraf van 240 uur als equivalent van 4 maanden gevangenisstraf. Alles met aftrek van voorarrest.
De rechtbank houdt rekening met de procesafspraken en vindt dat het voorstel voor de strafafdoening in redelijke verhouding staat tot de ernst van het feit. Het voorstel dient niet alleen een efficiënte en voortvarende behandeling, maar ook een effectieve afdoening van de zaak – die inmiddels al jaren heeft voortgesleept. Voorts weegt mee dat verdachte afstand zal doen van de onder hem in beslag genomen geldbedragen. Het voorstel doet met dit alles ook recht aan de belangen van de maatschappij.
De straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van achtentwintig maanden met aftrek van voorarrest en de taakstraf voor de duur van 240 uur, zoals vastgelegd in de procesafspraken tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte, in de gegeven omstandigheden een passende straf is. Deze straf zal dan ook worden opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 48, 49 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 subsidiair:
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
Feit 2:
het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
28 (achtentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Berkhout, voorzitter,
mrs. M. Vaandrager en E.J. Weller, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Bos, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 juni 2025.
[...]
[...][...]
[...]
[...]
[...][...]
[...]
[...]
[...][...]
[...][...]
[...]

Voetnoten

1.Hoge Raad 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252, NJ 2023/31.