4.3Oordeel van de rechtbank
Zaak A onder 1; voorhanden hebben van pistool en munitie
De rechtbank acht het in zaak A onder 1 ten laste gelegde voorhanden hebben van een pistool en munitie bewezen. Verdachte heeft deze beschuldiging (ook) ter terechtzitting bekend. Verder zijn het proces-verbaal met betrekking tot het aantreffen van het pistool en de munitie en het rapport van de deskundige over het pistool en de munitie redengevend voor de bewezenverklaring.
Zaak A onder 2; handel in cocaïne
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in cocaïne. Verdachte heeft (onder meer) in het Oosterpark in Amsterdam bolletjes cocaïne verkocht aan gebruikers. Voor de hierna te vermelden bewezenverklaring zijn de verklaring van verdachte ter terechtzitting, de observaties van de politie en de verklaringen van getuigen (gebruikers die bij verdachte cocaïne kochten) redengevend.
De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting (in samenhang met de observaties en getuigenverklaringen) volgt dat, anders dan betoogd door de raadsman, de gehele tenlastegelegde periode kan worden bewezen, met een onderbreking voor de periode waarin verdachte in Suriname heeft verbleven. Die periode in Suriname was volgens verdachte van juli tot en met september 2024. Op de vraag of hij vóór zijn verblijf in Suriname heeft gehandeld in cocaïne heeft verdachte ter terechtzitting bevestigend geantwoord. Gelet hierop acht de rechtbank bewezen dat de pleegperiode aanvangt op 9 mei 2024. Het verblijf in Suriname vindt ondersteuning in het dossier en daar zal de rechtbank dan ook vanuit gaan.
De rechtbank gebruikt de bevindingen van het onderzoek naar de op 16 oktober 2025 onder verdachte in beslaggenomen telefoon niet voor het bewijs. Het verweer van de raadsman dat het onderzoek aan de telefoon onrechtmatig heeft plaatsgevonden en tot bewijsuitsluiting moet leiden, behoeft daarom geen bespreking.
Zaak A onder 3; (eenvoudig) witwassen
De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte een handeling heeft verricht die gericht is geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de vermeende criminele herkomst van het tenlastegelegde geld en de tas. Uit het dossier blijkt alleen dat verdachte deze voorhanden heeft gehad. Dit betekent dat in het geval van een bewezenverklaring voor het ‘verwerven of voorhanden hebben’ niet tot een kwalificatie van het primair tenlastegelegde ‘witwassen’ op grond van artikel 420bis Wetboek van Strafrecht (Sr) kan worden gekomen en dat verdachte hier dan voor zou moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Ook blijkt niet uit het dossier dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde tezamen en in vereniging met een of meer anderen heeft begaan, verdachte wordt dan ook vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
Omwille van de leesbaarheid van dit vonnis zal daarom hierna alleen nog worden ingegaan op het impliciet subsidiair tenlastegelegde ‘eenvoudig witwassen’ van artikel 420bis1 Sr. Hiervoor moet worden vastgesteld of verdachte het geld en de tas voorhanden heeft gehad en dat deze onmiddellijk afkomstig zijn uit het eigen misdrijf van verdachte (zijn drugshandel).
De contante stortingen (€ 3.135,35) en briefgeld aangetroffen in woning (€ 1.025,-)
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat zowel de contante stortingen (€ 3.135,35) als het briefgeld in de woning (€ 1.025) deels inkomsten van zijn drugshandel waren. Er is dus sprake van vermenging van drugsgeld met het overige geld. Dat maakt dat ten aanzien van al dit geld eenvoudig witwassen kan worden bewezen.
Voor de Hugo Boss tas, het muntgeld (€ 1.768,33) in de woning, en het contante geld op de afbeelding in de telefoon van verdachte van 25 mei 2024 bestaat het vermoeden dat deze onmiddellijk afkomstig zijn uit het eigen misdrijf van verdachte (zijn drugshandel). Deze zijn namelijk aangetroffen in de periode dat hij 2 tot 3 dagen per week met deze drugshandel bezig was en hij beschikte in deze periode over beperkte inkomsten. Het is vervolgens aan verdachte om een verklaring te geven voor de legale herkomst van de geldbedragen en de tas die concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Als dat het geval is dient het openbaar ministerie onderzoek naar deze verklaring te doen. Bij de uiteindelijke beoordeling gaat het erom of met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de tas en het geld een legale herkomst hebben en dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring overblijft. Als dat zo is, kan witwassen worden bewezen. Zo niet, dan volgt vrijspraak.
Verdachte heeft in reactie op het witwasvermoeden verklaard dat hij de tas voor zijn verjaardag heeft gekregen van zijn zus. Deze verklaring is concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Omdat het openbaar ministerie geen onderzoek naar deze verklaring heeft gedaan, is de rechtbank van oordeel dat niet met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de tas een legale herkomst heeft. Het is dus niet zo dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring overblijft. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van het witwassen van deze tas.
Het muntgeld (€ 1.768,33) aangetroffen in de woning
Verdachte heeft verklaard dat dit muntgeld (€ 1.768,33) in de woning een volledig legale herkomst heeft en dat hij dit heeft verdiend met voetbalweddenschappen via de Toto en in het casino. Uit het dossier blijkt dat verdachte Toto speelde, maar niet dat hij daar structureel geld mee verdiende. De politie heeft onderzoek gedaan naar verdachtes casinobezoek. Daaruit volgt dat winsten van verdachte in het casino, nog daargelaten dat die winsten dan waarschijnlijk zouden zijn behaald met de opbrengsten van cocaïnehandel als inleg, niet kunnen worden vastgesteld. Verdachte heeft op de zitting niet kunnen uitleggen hoe hij zijn met de drugshandel verdiende geld gescheiden hield van geld met een legale herkomst en waarom hij dat deed. De rechtbank is alles afwegende van oordeel dat het witwasvermoeden nog overeind staat. Er kan daarom met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat het muntgeld een geheel legale herkomst heeft en dus blijft een criminele herkomst, namelijk de drugshandel van verdachte, voor een deel van het geld als enige aanvaardbare verklaring over. Omdat in ieder geval een deel van het muntgeld afkomstig is uit drugshandel is sprake van vermenging. Dat maakt dat ten aanzien van al het muntgeld eenvoudig witwassen kan worden bewezen.
Het contante geld dat te zien is op de foto van 25 mei 2024
Verdachte heeft verklaard dat hij zijn uitkering en vakantiegeld had gepind en daar een foto van heeft gemaakt. De politie heeft hier onderzoek naar gedaan en deze pintransacties zijn niet op de bankafschriften van verdachte aangetroffen. Bovendien is op deze foto een biljet van € 100 te zien, waarvan algemeen bekend is dat deze niet langer worden uitgekeerd bij Nederlandse geldautomaten. Deze verklaring kan dus niet kloppen en het witwasvermoeden blijft overeind. Er kan daarom met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat dit geld een legale herkomst heeft en dus blijft een criminele herkomst, namelijk de drugshandel van verdachte, als enige aanvaardbare verklaring over. Eenvoudig witwassen van het geld op de foto kan dan ook worden bewezen.
Zaak B onder 1; bedreiging van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
De rechtbank acht de in zaak B onder 1 tenlastegelegde bedreiging van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bewezen op grond van de verklaringen van deze aangeefsters en de door de politie in een proces-verbaal beschreven camerabeelden.
De rechtbank acht de in zaak B onder 2 ten laste gelegde diefstal van het blikje drank bewezen op grond van de door de politie in een proces-verbaal beschreven camerabeelden en het in een ander proces-verbaal van bevindingen beschreven aantreffen van een blikje drank bij verdachte.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte in de veronderstelling was dat hij het blikje had afgerekend en dat hij daarom niet het oogmerk had om dit blikje wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank verwerpt dit verweer. Verdachte heeft eerst de twee winkelmedewerkers bedreigd waardoor deze de winkel hebben verlaten en daarna zette hij het blikje op de onbemande toonbank. De winkelmedewerkers keerden niet terug en verdachte liep vervolgens zonder te betalen met het blikje de winkel uit. Dat verdachte dacht dat hij al betaald had, is niet aannemelijk omdat er niemand achter de kassa stond. De rechtbank is van oordeel dat uit de uiterlijke verschijningvorm van verdachtes handelen het oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening van het blikje volgt.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1
op 11 maart 2025 te Amstelveen een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een doorgeladen omgebouwd semiautomatisch pistool, van het merk BBM, model 315 AUTO, kaliber 6.35 mm Browning en munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten meerdere patronen (7 stuks) van het kaliber 6.35mm Browning, merk: Sellier & Bellot, model: volmantel rondneus, en van het kaliber 6.35mm Browning, merk: GECO, model: volmantel rondneus, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en munitie, voorhanden heeft gehad;
2
op tijdstippen in de periodes van 9 mei 2024 tot en met 15 oktober 2024 en
17 oktober 2024 tot en met 11 maart 2025 te Amsterdam opzettelijk
heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne; zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
op tijdstippen in de periode van 25 mei 2024 tot en met 11 maart 2025 te Amsterdam geldbedragen voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist
dat die voorwerpen onmiddellijk afkomstig waren uit eigen misdrijf;
1
op 16 maart 2023 te Amsterdam [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , medewerksters van de [winkel] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik ga jullie vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl hij, verdachte, met gebalde vuist op de toonbank sloeg en over de toonbank hing en hevig met zijn armen bewoog en tegen de kantoordeur van de [winkel] trapte;
2
op 16 maart 2023 te Amsterdam een blikje drank, dat aan [winkel] (locatie
[adres 3] ) toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen. Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op dit verkorte vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte vonnis gehecht.