ECLI:NL:RBAMS:2025:4651

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
13-121610-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel, met aandacht voor detentieomstandigheden en grondrechten

Op 1 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot overlevering goedgekeurd, ondanks zorgen over de detentieomstandigheden in Polen. De opgeëiste persoon, geboren in 1987 in Polen, was gedetineerd in Nederland en heeft de Poolse nationaliteit. Tijdens de zitting op 17 juni 2025 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en zijn detentieomstandigheden in Polen besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een algemeen reëel gevaar bestaat voor schending van de grondrechten van gedetineerden in Polen, maar dat de individuele detentiegarantie voor de opgeëiste persoon voldoende was om dit gevaar weg te nemen. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon na overlevering recht heeft op minimaal drie vierkante meter persoonlijke ruimte en dat hij ten minste twee uur per dag buiten zijn cel mag verblijven. De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering en heeft deze toegestaan. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-121610-25
Datum uitspraak: 1 juli 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 22 april 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 23 juli 2024 door
the Circuit Court in Opole, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1987,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 17 juni 2025, in aanwezigheid van mr. M. Al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.G. Koopman, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
decision by the District Court in Strzelce Opolskie of January 26, 2023, reference number VII Kp 52/23.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Pools recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

4.1
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
5. Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU
De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [4]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed zullen hebben op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [5]

6.Artikel 11 OLW: Poolse detentieomstandigheden in remand prisons

De rechtbank heeft eerder geoordeeld [6] dat sprake is van een algemeen reëel gevaar van
schending van de grondrechten van gedetineerden die in het
remand regimein Polen
terechtkomen. Het kernpunt is dat in het
remand regimeslechts drie vierkante meter persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) in een meerpersoonscel is gegarandeerd voor de voorlopig gedetineerde, terwijl die veelal drieëntwintig uren per dag op zijn cel doorbrengt. Verder is de onduidelijkheid over de termijn waarop de opgeëiste persoon contact met de buitenwereld kan bewerkstelligen een bijkomende verzwarende omstandigheid.
De vaststelling van een algemeen reëel gevaar voor schending van de grondrechten voor gedetineerden die terechtkomen in het
remand regime, kan op zichzelf niet tot weigering van de overlevering leiden. Het enkele bestaan van gegevens die duiden op gebreken in dit regime, impliceert immers niet noodzakelijkerwijs dat, in een concreet geval, de grondrechten van de opgeëiste persoon bij overlevering zullen worden geschonden.
Om te verzekeren dat de grondrechten in het concrete geval worden geëerbiedigd, is de rechtbank dan ook verplicht om vervolgens na te gaan of er, in de omstandigheden van het geval, gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Polen een reëel gevaar zal lopen van schending van zijn grondrechten gezien de omstandigheden in het
remand regimein Polen waar hij zal worden gedetineerd.
In het kader van dit onderzoek heeft het Internationaal Rechtshulp Centrum (
hierna: IRC) op 23 mei 2025 de volgende nadere vragen gesteld aan de Poolse autoriteiten:
“With reference to the European Arrest Warrant issued on 23 July 2024, concerning [opgeëiste persoon] , born on [geboortedag] 1987 in [geboorteplaats] , Poland, with reference number III Kop 52/24, I would like to request you to provide me with some additional information.
I.
On 05.06.2024 the Court of Amsterdam ruled that there is a general real risk of violation of fundamental rights for remand prisoners in Poland.
Subsequently, on 06.06.2024 the Court of Amsterdam requested the following information:
1. Will the requested person have the opportunity to participate in activities in the remand prison?
2. If so, how many hours per day would he at least spend outside his cell?
3. Does the requested person always have to ask permission beforehand if he wants to get in contact with the outside world by using the telephone and by receiving visitors?
4. If so, how long does the procedure (including the legal remedy) take to obtain permission to use the telephone and to receive visitors?
5. How many square meters personal space (excluding sanitary facilities) will the requested person have in a multi-occupancy cell?
I would like to refer to the considerations of the Court in the document attached to this e-mail (Annex I).
Subsequently, on 17.07.2024 and 27.08.2024 in another Polish surrender procedure the Polish authorities provided us with answers to the aforementioned questions. Please find them attached to this e-mail (Annex II and Annex III).
Subsequently, on 01.10.2024 the Court of Amsterdam ruled on the answers and considered the number of hours a detainee can spend outside of his cell each day to be insufficient (the answer to question 2). Furthermore, the Court ruled that it is unclear how long the procedure will take to obtain permission to use the telephone and to receive visitors (the answer the question 4), which the Court considers an additional aggravating factor.
Therefore, by judgment of 01.10.2024 (Annex IV), the Court of Amsterdam refused the surrender of this requested person to Poland.
II.
Given the aforementioned, I would like to ask you to provide me with the following information.
A. In which remand prison will Mr [opgeëiste persoon] most likely be detained after his surrender?
B. Could you confirm that the information attached to this e-mail (Annex II and Annex III) with regard to the answers to abovementioned questions 1 and 3 is also applicable to Mr [opgeëiste persoon] ?
C. The Court understands from the CPT report that remand prisoners are provided with a minimum of 3 square meters of personal space (excluding sanitary facilities) in a multi-occupancy cell. In light of the judgment in Dorobantu (ECLI:EU:C:2019:857, paragraphs 75-76), can it be guaranteed that the personal space available to Mr [opgeëiste persoon] in a multi-occupancy cell in the remand prison as meant in question A will be at least 4 square meters (excluding sanitary facilities)? Or will he only be provided with an amount of personal space between 3 and 4 square meters (excluding sanitary facilities) in a multi-occupancy cell?
D. If Mr [opgeëiste persoon] chooses to participate in all activities offered to him in the remand prison as meant in question A, how many hours per day would he at least spend outside his cell?
E. How long does the procedure (including the legal remedy) take to obtain permission to use the telephone and to receive visitors in the remand prison as meant in question A?”
De Poolse autoriteiten hebben de door het IRC geformuleerde vragen, voor zover relevant, op 28 mei 2025 als volgt beantwoord:
“A. Once transferred, wanted [opgeëiste persoon] will be staying in the External Block of Penal Institution No. 1 in Strzelce Opolskie at ulica Klonowa 3, 47-100 Strzelce Opolskie,
B. Yes, the information in the attachments, in items 1 and 3, also pertains to [opgeëiste persoon] ,
C. As is provided for under Article 110 § 2 of the Penal Enforcement Code, living space in a residential cell allocated to a convicted person shall not be less than 3m2. Such a cell must be equipped with appropriate furnishings that provide the convicted person with a separate sleeping area. Adequate hygiene conditions must be ensured in the cell, including sufficient ventilation, temperature suitable for the season of the year, and lighting in accordance with standards applicable to residential premises. This constitutes the minimum standard that must be provided to the convicted person. In the case of placement in larger cells, the space per inmate automatically increases.
D. Pre-trial detainees staying in the External Block of Penal Institution No. 1 in Strzelce Opolskie may participate in crossfit and cardio workouts organized in the central common room. They also have access to the block common room, which is equipped with a tennis table, a television, and board games; in addition, they may attend various concerts and meetings organized by religious groups. Moreover, inmates have access to the local library's resources. The time an inmate spends outside their cell is adjusted according to the type of activities in which the inmate wants to participate - it can be assumed that, in addition to a one-hour walk, the inmate could spend approximately two additional hours outside the cell, participating in activities.
E. With regard to the use of telephones or prison visits, it should be noted that as a general rule requests for visits are processed without undue delay by the authority conducting the proceedings in the case of pre-trial detainees; however, each individual case of obtaining permission must be preceded by a decision issued by a public prosecutor or the competent court, as is provided for under Articles 217 and 217c of the Penal Enforcement Code.”
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de Poolse autoriteiten gegeven detentiegarantie onvoldoende is om het gevaar voor de opgeëiste persoon van schending van zijn grondrechten weg te nemen. Primair heeft de raadsman daarom verzocht om de overlevering op grond van artikel 11 OLW te weigeren. Subsidiair moet de behandeling van de zaak worden aangehouden om aanvullende vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit te stellen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de Poolse autoriteiten gegeven detentiegarantie voldoende is. Uit de aanvullende informatie blijkt dat de opgeëiste persoon na overlevering kan beschikken over een persoonlijke celruimte van 3 m2 en dat hij drie uur per dag buiten de cel mag verblijven.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van voornoemde individuele garantie vast dat de opgeëiste persoon na overlevering een persoonlijke celruimte van minimaal drie vierkante meter, exclusief sanitair, in een meerpersoonscel ter beschikking zal staan. De rechtbank stelt op basis van de individuele garantie tevens vast dat de opgeëiste persoon ten minste één uur per dag kan wandelen en tot twee uur per dag kan deelnemen aan activiteiten. Met de officier van justitie is de rechtbank daarom van oordeel dat voor de opgeëiste persoon in ieder geval is gegarandeerd dat hij ten minste twee uur per dag buiten zijn cel mag verblijven.
De rechtbank stelt verder vast dat zij niet over informatie beschikt waaruit blijkt dat sprake is van andere slechte materiële detentieomstandigheden. In het bijzonder blijkt uit de individuele garantie dat een aanvraag voor telefoneren of bezoek “
without undue delay”wordt erkend en dat de informatie in Annex II en III ook geldt voor de opgeëiste persoon. Door de raadsman zijn verder geen objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens overgelegd waaruit blijkt dat in de Poolse detentiecentra in het algemeen en in het
Remand Centre in Strzelce Opolskiein het bijzonder sprake is van omstandigheden die maken de opgeëiste persoon na zijn overlevering feitelijk zou beschikken over minder dan drie vierkante meter individuele ruimte.
Voormelde individuele garantie is gelet op het voorgaande voldoende om het algemene reële gevaar van schending van grondrechten voor de opgeëiste persoon weg te nemen. De detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon na overlevering aan Polen staan dus niet in de weg aan het toestaan van de overlevering. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en ziet geen aanleiding om de behandeling van de zaak aan te houden en hierover nadere vragen te stellen.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Circuit Court in Opolein Polen voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. J.G. Vegter en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van M.L. Kole, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 1 juli 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, r.o. 4.4.
5.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (
6.Rechtbank Amsterdam 5 juni 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:3311