Op 8 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Düsseldorf op 26 februari 2025. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Duitsland, die wordt verdacht van illegale handel in verdovende middelen. De behandeling van het EAB vond plaats op 24 juni 2025, waarbij de opgeëiste persoon niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door zijn raadsvrouw, mr. N.C.M.L. Bloebaum. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct is en dat hij de Duitse nationaliteit heeft.
De rechtbank heeft de argumenten van de officier van justitie, mr. M. al Mansouri, overwogen, die stelde dat de overlevering niet geweigerd moest worden op basis van artikel 13 van de Overleveringswet (OLW). De officier van justitie wees erop dat het onderzoek naar de feiten in Duitsland was gestart en dat de bewijsmiddelen zich daar bevonden. De rechtbank concludeerde dat de weigeringsgrond niet van toepassing was, omdat de feiten die aan het EAB ten grondslag lagen, geacht werden geheel of gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd, maar dat dit onvoldoende reden was om de overlevering te weigeren.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden waren die aan de overlevering in de weg stonden. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, OLW.