Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
"dat inmiddels een schikkingsvoorstel van verweerster is ontvangen en dat onderzocht wordt of er alsnog tot een minnelijke regeling gekomen kan worden”. Dit is volgens [eiseres] onvolledig en onjuist, omdat:
“inmiddels een schikkingsvoorstel van verweerster is ontvangen”en
“onderzocht wordt of er alsnog tot een minnelijke regeling gekomen kan worden”onjuist of misleidend onvolledig zijn. [eiseres] heeft druk gezet op de schikkingsonderhandelingen door een relatief korte vervaltermijn te verbinden aan het door haar gedane voorstel. Dat dit niet heeft geleid tot overeenstemming binnen die termijn, brengt niet zonder meer mee dat schikking daarmee was uitgesloten. [gedaagde] had bijvoorbeeld een tegenvoorstel kunnen doen. Aannemelijk is, zoals [gedaagde] heeft aangevoerd, dat de advocaat van [gedaagde] tijd nodig had om zich te beraden en om met [gedaagde] te overleggen over het relatief complexe voorstel dat [eiseres] had gedaan, en dat hij daar nog mee bezig was op het moment dat hij de rechtbank op 26 mei 2025 om verlenging verzocht. Niet aannemelijk is dan ook dat de voorzieningenrechter door het verlengingsverzoek zoals dat is ingediend op het verkeerde been is gezet, noch dat de voorzieningenrechter – indien wél melding was gemaakt van het vervallen voorstel van [eiseres] – tot afwijzing van het verzoek zou zijn gekomen.
dusnooit sprake is geweest van een onderzoek naar een minnelijke regeling, waarvan [gedaagde] in zijn verlengingsverzoek melding maakte. De verlenging is verzocht en toegewezen op 26 mei 2025. Vanaf dat moment had [gedaagde] tot 9 juni 2025 om een schikking te beproeven of een eis in de hoofdzaak in te stellen. Op 28 mei 2025 heeft de advocaat van [eiseres] [gedaagde] verzocht het gelegde beslag op te heffen, en nadat [gedaagde] reageerde dat de termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak twee weken was verlengd heeft hij op 2 juni 2025 gesommeerd tot opheffing en een kort geding aangezegd. Aannemelijk is dat langs deze weg de discussie over de gestelde schending van de waarheidsplicht, de onderhandelingen over een mogelijke oplossing in der minne heeft ingehaald.
- salaris advocaat € 1.107,00
- griffierecht € 331,00
- nakosten