ECLI:NL:RBAMS:2025:4998

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
15 juli 2025
Zaaknummer
13/055031-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor oplichting, schuldwitwassen en diefstal via Marktplaats

Op 11 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 34-jarige man, die werd beschuldigd van het medeplegen van oplichtingen via het online platform Marktplaats, schuldwitwassen en diefstal van een bankpas. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van oplichting van dertien personen in de periode van 29 december 2020 tot en met 6 januari 2021. De verdachte had via Marktplaats goederen aangeboden die hij niet leverde, en had daarbij gebruik gemaakt van valse namen en hoedanigheden. Daarnaast werd hij schuldig bevonden aan het medeplegen van schuldwitwassen van een bedrag van € 1.933,50, dat afkomstig was van de oplichtingen. Ook werd hij veroordeeld voor de diefstal van een bankpas van een ex-vriendin. De rechtbank legde een taakstraf van 150 uren op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. Tevens werden vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, die schadevergoeding vroegen voor de door hen geleden materiële schade als gevolg van de oplichtingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/055031-22
Datum uitspraak: 11 juli 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 juni 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. F.T. Haak.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – zakelijk weergegeven – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
Feit 1
het medeplegen van de oplichting van dertien personen via Marktplaats in de periode van 29 december 2020 tot en met 6 januari 2021. Subsidiair is dit feit ten laste gelegd als medeplichtigheid aan deze oplichting, doordat verdachte hiertoe zijn bankrekening beschikbaar heeft gesteld.
Feit 2
het medeplegen van het schuldwitwassen van een geldbedrag van € 1.933,48 in de periode van 29 december 2020 tot en met 6 januari 2021. Subsidiair is dit feit ten laste gelegd als medeplichtigheid aan het witwassen, doordat verdachte hiertoe zijn bankrekening beschikbaar heeft gesteld.
Feit 3
diefstal van een bankpas, toebehorend aan [aangeefster] , op 11 december 2020 te [plaats] .
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en
geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen. Ten aanzien van feit 1 heeft de officier gesteld dat verdachte schuldig is aan het medeplegen van de ten laste gelegde oplichtingen. Verdachte had wetenschap van de oplichting, heeft daartoe essentiële handelingen verricht en heeft de buitgemaakte geldbedragen zelf gepind. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie gesteld dat verdachte schuldig is aan het medeplegen van het schuldwitwassen van de bedragen die door de aangevers op zijn rekening zijn gestort. Verdachte wist dat de geldbedragen afkomstig waren uit enig (eigen) misdrijf en heeft deze bedragen – door deze op zijn bankrekening te ontvangen – verworven en voorhanden gehad.
3.2.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 (oplichting via Marktplaats)
In het procesdossier bevinden zich in totaal dertien aangiftes van aangevers die elk verklaren dat zij via het handelsplatform Marktplaats een geldbedrag hebben overgemaakt naar ofwel rekeningnummer [rekeningnummer 1] (dat op naam stond van verdachte), ofwel rekeningnummer [rekeningnummer 2] (dat op naam stond van de ex-vriendin van verdachte), als betaling voor de door hen aangeschafte goederen. Geen van deze aangevers heeft de aan hen verkochte goederen ooit ontvangen. Verdachte heeft in zijn verhoren bij de politie verklaard toegang te hebben gehad tot beide rekeningen en vanwege een openstaande schuld onder dwang ‘mensen op te lichten via Marktplaats’.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de oplichting van deze aangevers worden bewezen. Door het aannemen van een valse hoedanigheid en naam – in de vorm van verschillende gebruikersnamen en profielfoto’s en het opgeven van verschillende valse woonadressen –hebben verdachte en/of zijn medeverdachte telkens gehandeld volgens een soortgelijke bedrieglijke werkwijze die erop gericht was kopers te bewegen tot betaling, door zich voor te doen als een verkoper die de betreffende goederen ook daadwerkelijk zou kunnen of willen leveren.
De rol van verdachte bij de oplichting kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als die van medepleger. Verdachte heeft meerdere uitvoeringshandelingen verricht die hebben bijgedragen aan de oplichting van de aangevers. Zo heeft verdachte gesprekken gevoerd via Marktplaats, de bankrekening van zijn ex-vriendin ter beschikking gesteld, hierop geldbedragen ontvangen en geldbedragen gepind.
De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de oplichting van dertien aangevers via Marktplaats.
Feit 2 (schuldwitwassen)
Verdachte heeft in de verhoren bij de politie bekend de geldbedragen die door de aangevers op zijn rekening en de rekening van zijn ex-vriendin zijn gestort onder dwang te hebben gepind. Uit het rekeningoverzicht van de ex-vriendin van verdachte, aangeefster [aangeefster] , volgt dat er vlak na het overmaken van de geldbedragen door enkele aangevers grote bedragen van haar rekening worden gepind. In totaal is een geldbedrag ter hoogte van
€ 1.933,50 op beide rekeningnummers gestort.
Naar het oordeel van de rechtbank kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het schuldwitwassen van dit geldbedrag, door deze geldbedragen – die afkomstig waren uit de oplichting via Marktplaats – samen met zijn mededaders voorhanden te hebben. Daarbij komt dat, zoals hem wordt verweten, verdachte op zijn minst had moeten weten dat deze geldbedragen van enig eigen misdrijf afkomstig waren, nu de gepinde geldbedragen verband houden met de mede door hem via Marktplaats gepleegde oplichtingen.
Feit 3 (diefstal bankpas)
Aangeefster [aangeefster] heeft in haar aangifte verklaard dat op 11 december 2020 een nieuwe bankpas is bezorgd op het adres waar zij voorheen met verdachte woonde en waar verdachte op dat moment nog steeds woonachtig was. Verdachte heeft op 8 november 2021 in het verhoor bij de politie verklaard een bankpas die op naam stond van aangeefster [aangeefster] te hebben afgegeven aan anderen. Gelet op de aangifte en deze verklaring is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich deze bankpas wederrechtelijk heeft toegeëigend. Hiermee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de diefstal van deze bankpas toebehorende aan aangeefster op 11 december 2020.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Feit 1 Primair
op tijdstippen in de periode van 29 december 2020 tot en met 6 januari 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen telkens door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels.
- [aangever 1] heeft bewogen tot de afgifte van 296,75 euro en
- [aangever 2] heeft bewogen tot de afgifte van 81,75 euro en
- [aangever 3] heeft bewogen tot de afgifte van 135,00 euro en
- [aangever 4] heeft bewogen tot de afgifte van 150,00 euro en
- [aangever 5] heeft bewogen tot de afgifte van 135,00 euro en
- [aangever 6] heeft bewogen tot de afgifte van 206,85 euro en
- [aangever 7] heeft bewogen tot de afgifte van 157,00 euro en
- [aangever 8] heeft bewogen tot de afgifte van 160,00 euro en
- [aangever 9] heeft bewogen tot de afgifte van 156,95 euro en
- [aangever 10] heeft bewogen tot de afgifte van 150,00 euro en
- [aangever 11] heeft bewogen tot de afgifte van 157,25 euro en
- [aangever 12] heeft bewogen tot afgifte van 156,75 euro en
- [aangever 13] heeft bewogen tot afgifte van 90,00 euro
hebbende verdachte en/of zijn mededader toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - telkens valselijk en in strijd met de waarheid, - op internet via Marktplaats.nl in advertenties goederen (Bose) en Bose soundtouch 10 en/of keukenmachine en Sonos Speakers en Kitchenaid Artisan mixer en Garmin Edge en twee Sonos speakers en Bose Sound Touch 10 speaker en/ twee Sonos play one speakers
en Sonos Speakers en Bose Soundtouch 10 en twee Soundtouch 10 Speakers en Soundtouch 10 speakers te koop aangeboden en
- daarbij telkens een valse naam gebruikt en
- voornoemde [aangever 1] en [aangever 2] en [aangever 3] en [aangever 4] en [aangever 5] en [aangever 6] en [aangever 7] gevraagd het bedrag voor dat goed en bijkomende kosten vooruit te betalen naar rekeningnummer [rekeningnummer 1] , ten name van een andere persoon dan verdachte en terwijl dat rekeningnummer in werkelijkheid op naam van verdachte [verdachte] stond en
- voornoemde [aangever 8] en [aangever 9] en [aangever 10] en [aangever 11] en [aangever 12] en [aangever 13] gevraagd het bedrag voor dat goed en bijkomende kosten vooruit te betalen naar
rekeningnummer [rekeningnummer 2] , ten name van een andere persoon dan verdachte, terwijl dat rekeningnummer in werkelijkheid op naam van [aangeefster] stond en voornoemde personen medegedeeld dat het goed zou worden opgestuurd, zodra het geld op genoemde rekeningen zou staan en
- zich aldus voorgedaan als een persoon die het goed zou kunnen en willen leveren, waardoor genoemde personen telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgiftes.
Feit 2 primairin de periode van 29 december 2020 tot en met 6 januari 2021, in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meerdere geldbedragen (totaal 1.933,50) voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, redelijkerwijs moest vermoeden dat die voorwerpen onmiddellijk afkomstig waren uit enig eigen misdrijf
Feit 3
op 11 december 2020 te Wildervank, gemeente Veendam, een bankpas, die aan [aangeefster] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren.
7.2.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diverse oplichtingen, waarbij hij via het platform Marktplaats onder valse namen goederen aanbood die hij vervolgens niet leverde. Door zijn handelen heeft hij een groot aantal slachtoffers gemaakt, waarvan het aantal aangevers dat in deze zaak financieel is benadeeld naar alle waarschijnlijkheid het topje van de ijsberg is. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het schuldwitwassen van de aan hem overgemaakte bedragen en de diefstal van de bankpas van zijn ex-vriendin, die werd gebruikt ten behoeve van dat witwassen. Verdachte is enkel uit geweest op zijn eigen financiële gewin en heeft daarmee doelbewust en systematisch misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de aangevers in hem hadden gesteld. Door dergelijke praktijken wordt het maatschappelijk vertrouwen in online handel en het handelsverkeer ernstig geschaad. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
De rechtbank heeft in het kader van de strafoplegging gekeken naar de LOVS-oriëntatiepunten voor fraudedelicten. Daaruit volgt dat bij een benadelingsbedrag tot € 10.000,- in beginsel een gevangenisstraf door de duur van maximaal twee maanden of een onvoorwaardelijke taakstraf geïndiceerd is.
De rechtbank houdt verder rekening met het feit dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak fors is overschreden. De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn op 14 april 2021 is aangevangen, op het moment dat verdachte in het kader van zijn strafzaak door de politie is gehoord. Er is niet gebleken van bijzondere omstandigheden, die maken dat de inhoudelijke behandeling van de zaak binnen twee jaar na deze datum niet mogelijk was. Desondanks heeft verdachte pas in juni 2025 een dagvaarding van het Openbaar Ministerie ontvangen en doet de rechtbank pas op 11 juli 2025 uitspraak in de zaak. De redelijke termijn is daarmee met bijna 27 maanden overschreden, gedurende welke tijd verdachte blijkens zijn strafblad van 19 mei 2025 geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. Om deze redenen ziet de rechtbank geen aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Daarnaast merkt de rechtbank op dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste taakstraf voor de duur van 150 uur passend is en recht doet aan de ernst van de gepleegde feiten.

8.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

8.1.
De vorderingen van de benadeelde partijen
In deze zaak hebben zich vijf van de veertien aangevers in het strafproces gevoegd als benadeelde partij door indiening van een vordering tot schadevergoeding. Alle vorderingen zien toe op de door hen geleden materiële schade als gevolg van het overmaken van geldbedragen op rekeningnummers waartoe verdachte toegang had.
8.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen volledig moeten worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast moet aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht worden opgelegd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De volgende benadeelde partijen hebben materiële schadevergoeding gevorderd ter hoogte van de door hen overgemaakte geldbedragen voor de koop van door de verdachte niet geleverde producten:
  • [aangever 3] (€ 135,-);
  • [aangever 11] (€ 157,25);
  • [aangever 9] (€ 156,95);
  • [aangever 13] (€ 90,-);
  • [aangever 8] (€ 160,-).
De rechtbank acht deze vorderingen, die allen zijn onderbouwd door middel van onder andere een aangifte en een bewijs van afschrijving van het genoemde geldbedrag, geheel toewijsbaar. Verdachte is aansprakelijk voor deze geleden schade. De rechtbank zal deze vorderingen daarom toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het indienen van de vorderingen tot schadevergoeding. Daarnaast zal de rechtbank ook de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 63, 310, 326 en 420quater van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 primair
medeplegen van oplichting
Feit 2 primair
medeplegen van schuldwitwassen
Feit 3
diefstal
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 75 (vijfenzeventig) dagen.
Vorderingen benadeelde partijen
1. Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 3] toe tot een bedrag van € 135,- (honderdvijfendertig euro)aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het indienen van de vordering tot schadevergoeding tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever 3] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 3] aan de staat een bedrag van €
135,- (honderdvijfendertig euro)te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het indienen van de vordering tot schadevergoeding op 27 december 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 2 (twee) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
2. Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 11] toe tot een bedrag van € 157,25 (honderdzevenenvijftig euro en vijfentwintig cent)aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het indienen van de vordering tot schadevergoeding tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever 11] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 11] aan de staat een bedrag van
€ 157,25 (honderdzevenenvijftig euro en vijfentwintig cent)te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het indienen van de vordering tot schadevergoeding op 12 juni 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 3 (drie) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
3. Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 9] toe tot een bedrag van € 156,95 (honderdzesenvijftig euro en vijfennegentig cent)aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf vanaf het moment van het indienen van de vordering tot schadevergoeding tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever 9] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 9] aan de staat een bedrag van
€ 156,95 (honderdzesenvijftig euro en vijfennegentig cent)te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het indienen van de vordering tot schadevergoeding op 30 december 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 3 (drie) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
4. Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 13] toe tot een bedrag van € 90,- (negentig euro)aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het indienen van de vordering tot schadevergoeding tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever 13] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 13] aan de staat een bedrag van
€ 90,- (negentig euro)te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het indienen van de vordering tot schadevergoeding op 31 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 1 (één) dag. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
5. Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 8] toe tot een bedrag van € 160,- (honderdzestig euro)aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het indienen van de vordering tot schadevergoeding tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever 8] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 8] aan de staat een bedrag van
€ 160,- (honderdzestig euro)te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het indienen van de vordering tot schadevergoeding op 20 december 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 3 (drie) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. van Hall, voorzitter,
mrs. H.J. Bos en G. Demmink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Bos, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 juli 2025.