Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.De vordering
3.Grondslag van de vordering
4.Het wederrechtelijk verkregen voordeel
hierna: [B.V.]) heeft in de periode 2015 tot en met 2019 nietduurzame biodiesel ingekocht. Vervolgens heeft [B.V.] deze nietduurzame biodiesel terug verkocht als duurzame biodiesel aan de oorspronkelijke leverancier van dezelfde biodiesel. [B.V.] ontving in de bovengenoemde periode een bedrag van in totaal € 110.000.000 op haar rekening voor 192 certificaten voor leveringen van zogenaamd omgekatte biodiesel. Zowel deze certificaten, als de inkoop- en verkoopfacturen voor de leveringen zijn valselijk opgemaakt. Deze facturen zijn vervolgens opgenomen in de administratie van [B.V.] , waarmee ook die administratie valselijk is opgemaakt. Gemiddeld was in de genoemde periode 41,3% van de omzet van [B.V.] afkomstig uit fraude. Het gerechtshof heeft in het hiervoor genoemde arrest vastgesteld dat [veroordeelde] wetenschap heeft gehad van het valselijk leveren van omgekatte biodiesel en dat hij – om dat mogelijk te maken – de facturen heeft vervalst, geparafeerd en in de administratie heeft opgenomen. Daarmee heeft [veroordeelde] volgens het gerechtshof een significante rol gespeeld in het samenstel van strafbare handelingen. [1]
overzicht winstdeling 2015 per persoon’, zijnde de bonus van [veroordeelde] over het jaar 2015. Dit bedrag wordt niet genoemd in het document ‘
overzicht winstdeling 2016 per persoon’. [4]
(hierna: WVV):
5.De verplichting tot betaling
6.Toepasselijke wettelijke voorschriften
7.Beslissing
€ 121.615,24.