Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.[gedaagde 1] B.V.,
2.
[gedaagde 2],
1.De zaak in het kort
no cure no pay. Die prijsafspraak is echter nietig, daar zijn partijen het over eens. WLP vordert in deze procedure betaling op basis van het aantal gewerkte uren maal het volgens WLP gebruikelijke uurtarief. De rechtbank oordeelt dat [gedaagden] wel een gebruikelijk loon verschuldigd zijn, maar dat dat in dit geval bestaat uit een kostendekkend uurtarief met een bescheiden salaris voor de advocaat. De rechtbank is van plan een deskundige te benoemen om het redelijk aantal uren en het kostendekkend uurtarief vast te stellen.
2.De procedure
3.De feiten
earn out-beding overeengekomen, op grond waarvan [gedaagde 1] aanspraak maakte op een bedrag van meer dan € 1 miljoen. Quin Dokters stelde zich echter op het standpunt dat zij helemaal niets meer verschuldigd was en dat zij zelfs nog een vordering op [gedaagde 1] had. Dit geschil is voorgelegd aan bindend adviseurs. [gedaagde 1] werd daarbij aanvankelijk bijgestaan door Bureau Brandeis. In het kader van dit geschil heeft Quin Dokters een bedrag van € 492.500,- in depot gestort.
‘het beste in de omstandigheden’, onder meer omdat volgens hem niet reëel was dat de uitkomst in een procedure gunstiger zou zijn voor [gedaagden]
‘in de range van 900K’, waarbij Quin Dokters de kosten van onder andere de deskundigen betaalt.
- ‘5.7 Nu vaststaat dat verweerder met klagers een regeling is overeengekomen op grond van no cure no pay en deze regeling niet is toegestaan, is de raad van oordeel dat verweerder niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. (…)
- Klagers verwijten verweerder dat hij hen niet op de hoogte heeft gehouden van belangrijke informatie. De raad is van oordeel dat verweerder ernstig tekort is geschoten in de communicatie met klagers op de wijze hoe hij de onderhandelingen met Q. Dokters heeft gevoerd. Het ligt gezien gedragsregel 16 op de weg van verweerder om zijn cliënten te informeren over belangrijke informatie, feiten en afspraken. Uit de in het dossier beschikbare e-mailcorrespondentie tussen klagers en verweerder, blijkt dat op 8 mei 2023 een gesprek heeft plaatsgevonden over een mandaat voor een eventuele minnelijke regeling (…). Verweerder refereert in zijn e-mailbericht aan een openingsbod van 1,3 miljoen, dan wel 1,1 miljoen. Vervolgens reageert klager sub 1 in twee e-mailberichten van 26 mei 2023 en 1 juni 2023 (…) enigszins geagiteerd dat hij de informatievoorziening van verweerder over de op handen zijnde onderhandelingen onvoldoende vindt. Verweerder reageert daarop kort gezegd dat hij om verder te overleggen met Q. Dokters geen toestemming van klagers nodig heeft, omdat dat valt binnen het afgegeven mandaat (…). Verweerder heeft vervolgens, zonder klagers daarbij te betrekken, via e-mail overleg gevoerd met de advocaat van Q. Dokters. Dit gedrag past een betamelijk advocaat niet, zeker in het licht van het verzoek van klagers om op de hoogte te worden gehouden. Klagers hebben dat verzoek zelfs bij e-mail van 12 september 2023 (…) herhaald. Pas na deze e-mail heeft verweerder – zeer summier en overigens opnieuw zonder schikkingscorrespondentie door te sturen – informatie gegeven aan klagers over hoe de onderhandelingen verliepen. Uiteindelijk heeft verweerder ingestemd met een (veel) lager schikkingsbedrag dan klagers wenselijk vonden. In zoverre is verweerder ten aanzien van de wijze van hoe hij de onderhandelingen voerde in zijn communicatie met klagers tekort geschoten. (…)
- 5.9 De raad is van oordeel dat verweerder klagers onder zodanige druk heeft gezet om de schikking te accepteren dat hij daarmee de grenzen van het tuchtrechtelijk toelaatbare heeft overschreden. Klagers hebben daags na ontvangst van de concept vaststellingsovereenkomst aangegeven dat zij er op deze voorwaarden niet mee akkoord kunnen en willen gaan (…). Verweerder reageert daarop dat hij dan de belangen van zijn kantoor erbij gaat betrekken. Dat is regelrecht in strijd met gedragsregel 2, lid 2 waarin is bepaald dat het belang van de cliënt, en geen enkel ander belang, de wijze waarop de advocaat zijn zaken behandelt bepaalt. Ook doet dit op ontoelaatbare wijze afbreuk aan de fundamentele waarden die in het maatschappelijk verkeer gelden ten aanzien van advocaten, meer in het bijzonder dat een advocaat zich moet laten leiden door het belang van zijn cliënt en niet door een eigen belang dan wel een kantoorbelang, hetgeen ook de ratio vormt van artikel 7.7 Voda (Verordening op de advocatuur, toevoeging rechtbank). Klagers hebben vervolgens de concept vaststellingsovereenkomst op dezelfde dag dat zij hun bezwaren daartegen kenbaar hebben gemaakt toch getekend. Het feit dat klagers binnen een zeer korte tijdspanne alsnog overgingen tot ondertekening van de overeenkomst, nadat zij juist hun bezwaren daartegen hadden geuit, kan erop wijzen dat de ondertekening heeft plaatsgevonden onder invloed van de druk die verweerder op hen heeft uitgeoefend. De mededeling van verweerder om de belangen van zijn kantoor erbij te betrekken, lijkt een situatie te hebben gecreëerd waarin klagers zich mogelijk genoodzaakt voelden om in te stemmen met de voorwaarden, ondanks hun eerdere bezwaren. (…)
- 5.13 Naar het oordeel van de raad is onvoldoende gebleken dat verweerder de inhoud van zijn werkzaamheden en de daaraan door hem bestede tijd aan klagers heeft verantwoord. Verweerder heeft erkend dat hij de overgelegde urenverantwoording pas achteraf heeft opgemaakt. Het niet bijhouden van een deugdelijke tijdregistratie levert tuchtrechtelijk verwijtbaar gedrag op en is onder andere in strijd met gedragsregel 16 lid 3. Dat verweerder achteraf alsnog een urenverantwoording heeft opgemaakt, maakt het voorheen niet bijhouden van de uren niet minder verwijtbaar. Bovendien blijkt verweerder in de achteraf opgemaakte urenverantwoording ook niet zorgvuldig te werk te zijn gegaan, zo blijkt onder meer uit de tussen partijen gevoerde procedures. (…)’
4.Het geschil
no cure no payis nietig, maar wordt op grond van artikel 3:42 BW geconverteerd in een gebruikelijk loon op grond van artikel 7:405 BW. Een gebruikelijk loon in de advocatuur is het aantal uren maal een gebruikelijk uurtarief, vermeerderd met het standaardtarief voor kantoorkosten en btw. Dat is het loon dat WLP doorgaans in rekening brengt.
no cure pay-afspraak daarom niet kan worden vervangen door een ander prijsbeding. Daarnaast stellen zij dat zij hebben gedwaald bij het aangaan van de overeenkomst, vanwege verkeerde en onvolledige informatie van WLP. Zij betwisten dat zij alsnog een gebruikelijk of redelijk loon verschuldigd zijn, en voor zover dat wel het geval is, betwisten zij de wijze waarop dat door WLP wordt berekend. Verder doen zij een beroep op opschorting ter verrekening met hun vordering in reconventie en voeren zij verweer tegen de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad.
5.De beoordeling
no cure no pay-afspraak óók nietig is wegens strijd met de Richtlijn oneerlijke bedingen [3] . [gedaagde 1] stellen in dat verband dat [gedaagde 2] de overeenkomst als consument is aangegaan. De
no cure nopay-afspraak is niet transparant en daarom nietig. In dat geval mag het nietige beding niet zomaar worden vervangen door een ander prijsbeding.
no cure no pay-afspraak niet door de beugel kon, en dat hij sowieso een minimumbedrag aan [gedaagden] moest declareren (zie 3.5 en 3.6). Er is dus in zoverre geen sprake van een schending van een mededelingsplicht. Of de betalingsverplichting uiteindelijk uitkomt op een bedrag van € 273.311,23, staat nog niet vast. Dat is immers juist waar deze procedure over gaat.
no cure no pay-afspraak nietig is. De overeenkomst is echter een overeenkomst van opdracht die door opdrachtnemer WLP is aangegaan in de uitoefening van haar beroep of bedrijf. Dat betekent dat opdrachtgevers [gedaagden] op grond van artikel 7:405 lid 1 BW wel loon verschuldigd zijn. Lid 2 van dat artikel bepaalt dat, indien loon is verschuldigd, maar de hoogte niet door partijen is bepaald, een op de gebruikelijke wijze berekend loon verschuldigd is, of bij gebreke daarvan, een redelijk loon.
“minimumbedrag ter dekking van kosten”(zie 3.5) en de e-mail van [gedaagde 2] waarin hij informeert naar het bodembedrag (zie 3.9).
no cure no pay-afspraak;
no cure no pay-afspraak is weliswaar een verboden handeling, maar WLP heeft terecht aangevoerd dat dit verwijt ziet op het aangaan van de overeenkomst en niet op de uitvoering van de overeenkomst zelf. De verweten gedraging levert dus geen tekortkoming in de nakoming op van de overeenkomst op. Deze gedraging is in de verhouding tot [gedaagden] ook niet onrechtmatig, omdat WLP [gedaagden] er immers expliciet op heeft gewezen dat een dergelijke afspraak niet was toegestaan. [gedaagden] waren zich daar dus van bewust, en hebben er toch voor gekozen een
no cure no pay-afspraak te maken.
“Ik ga ook de belangen van mijn kantoor hier nu in betrekken”,
“De factuur komt jouw kant op. De betaaltermijn is twee weken. Er is al geen geld om de lopende facturen te betalen dus wij zullen er snel opvolging aan moeten geven”en
“Mijn kantoor gaat er geen tijd meer in stoppen”(zie 3.22 en 3.23). Dit is niet handelen zoals dat van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht. De gevorderde verklaring voor recht dat WLP is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht met [gedaagden] zal dan ook – bij eindvonnis – worden toegewezen.