ECLI:NL:RBAMS:2025:5190

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
1312515425
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Tsjechië

Op 17 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Municipal Court in Prague. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Vietnam, die wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 3 juli 2025 in aanwezigheid van de officier van justitie en de opgeëiste persoon, bijgestaan door haar raadsman, behandeld. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen, met schorsing tot aan de uitspraak. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat haar persoonsgegevens correct zijn en dat zij de Vietnamese nationaliteit heeft.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De raadsman heeft aangevoerd dat de detentieomstandigheden in Tsjechië, vooral voor zwangere vrouwen, zorgwekkend zijn en heeft verzocht om aanhouding van de zaak om garanties van de Tsjechische autoriteiten te verkrijgen. De officier van justitie heeft echter betoogd dat er voldoende medische zorg wordt geboden in Tsjechië en dat er geen objectieve gegevens zijn over een algemeen gevaar voor de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen bewijs is voor een algemeen gevaar van schending van grondrechten en heeft de overlevering toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-125154-25
Datum uitspraak: 17 juli 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 15 mei 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 maart 2025 door
The Municipal Court in Prague,Tsjechië. (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] (Vietnam),
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[BRP-adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 3 juli 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door haar raadsman, D.W.H.M. Wolters, advocaat in Hoofddorp, en door een tolk in de Vietnamese taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen, met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat zij de Vietnamese nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
warrant of arrest, dated 6 February 2025, issued by the Municipal Court in Prague, File Ref. 49 T 2/2019.
De uitvaardigende autoriteit heeft in de aanvullende informatie toegelicht dat de opgeëiste persoon door de Municipal Court in Prague op 27 maart 2024 in eerste aanleg is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren. Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. De opgeëiste persoon aanwezig is geweest bij de procedure die heeft geleid tot het gewezen vonnis, en zij heeft nog recht op verzet of appel. Inmiddels is de procedure in hoger beroep aanhangig. De rechtbank stelt vast dat er geen sprake is van een onherroepelijke veroordeling en zal het verzoek tot overlevering daarom behandelen als een vervolgingsoverlevering.

4.Strafbaarheid

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de twee feiten aan als beide vallend onder een zogenoemd lijstfeit die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Tsjechië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van feit 1 waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Artikel 11 OLW: Tsjechische detentieomstandigheden

Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de behandeling van de zaak dient te worden aangehouden om aan de Tsjechische autoriteiten de garantie te vragen dat de opgeëiste persoon, die zwanger is, in Tsjechië de zorg krijgt die zij nodig heeft rond haar zwangerschap en bevalling en dat deze zorg ook wordt vergoed. Bij voorkeur kan de opgeëiste persoon in Nederland bevallen. De raadsman verwijst naar het rapport van de
European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(CPT) van maart 2025 en in het bijzonder naar bladzijde 51. Daar staat dat er zorgen zijn omtrent de medische zorg aan buitenlandse gedetineerden en de vergoeding daarvan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het vertrouwensbeginsel met zich brengt dat ervan uit moet worden gegaan dat er voldoende medische zorg wordt geboden in de Penitentiaire Inrichtingen in Tsjechië, ook aan zwangere vrouwen. Het CPT-rapport waar de raadsman naar verwijst is overwegend positief over de detentieomstandigheden in Tsjechië en is bovendien gebaseerd op bezoeken aan gevangenissen voor mannelijke gedetineerden. Opgeëiste persoon is een vrouw zodat genoemd CPT-rapport voor onderhavige zaak relevantie mist.
Het al dan niet vergoeden van medische zorgkosten staat aan een overlevering niet in de weg. Door de raadsman zijn geen objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens overgelegd op grond waarvan een mogelijk algemeen gevaar van schending van grondrechten zou moeten worden aangenomen. De officier van justitie verzet zich dan ook tegen het aanhouden van de behandeling van de zaak om de Tsjechische autoriteiten vragen te stellen.
Oordeel van de rechtbank
Teneinde een geslaagd beroep op artikel 11 OLW te doen, dient eerst te worden vastgesteld of in Tsjechië sprake is van een algemeen reëel gevaar van schending van het in artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest) gewaarborgde grondrecht. [3] Nu de raadsman geen objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens heeft overgelegd op grond waarvan zo een algemeen gevaar kan worden vastgesteld – en de rechtbank ook ambtshalve niet over dergelijke gegevens beschikt –, kan het beroep op artikel 11 OLW niet slagen. De rechtbank zal de behandeling van de zaak dan ook niet aanhouden voor het stellen van vragen aan de Tsjechische uitvaardigende justitiële autoriteit, zoals door de raadsman verzocht.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Municipal Court in Prague,Tsjechië voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. Westerman, voorzitter,
mrs. E. Biçer en D.M.S. Gribling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Kloos, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 17 juli 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.HvJ EU 5 april 2016, C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198 (Aranyosi en Căldăraru)