ECLI:NL:RBAMS:2025:5196

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
1310022622
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schadevergoeding en kosten van rechtsbijstand in overleveringsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 juli 2025 uitspraak gedaan over verzoeken tot schadevergoeding en vergoeding van kosten van rechtsbijstand van verzoeker, geboren in 1972. Verzoeker had op 17 maart 2025 schriftelijke verzoeken ingediend voor schadevergoeding als gevolg van zijn vrijheidsbeneming in het kader van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 9 februari 2022 door Duitsland was uitgevaardigd. Verzoeker was van 24 mei 2024 tot en met 28 mei 2024 gedetineerd en had daarna een periode van overleveringsdetentie van 7 augustus 2024 tot 15 augustus 2024. De rechtbank heeft op 3 juli 2025 zowel verzoeker als de officier van justitie, mr. W.L.M. van Poll, gehoord in een openbare raadkamer. De raadsman van verzoeker, mr. J.W.J. Hopmans, was echter niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek tot schadevergoeding te laat was ingediend, omdat het verzoek uiterlijk drie maanden na de uitspraak van 7 augustus 2024 had moeten worden ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake was van een weigering van het overleveringsverzoek, waardoor verzoeker niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoeken. De beslissing is genomen door mr. M. Westerman, voorzitter, en mrs. E. Biçer en D.M.S. Gribling, rechters, in tegenwoordigheid van griffier mr. D. Kloos.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13-100226-22
RK nummers: 006902-25 en 006904-25
BESCHIKKING
Op de verzoeken tot schadevergoeding en de daarmee samenhangende vergoeding van kosten van rechtsbijstand ex artikel 67 van de Overleveringswet (hierna: OLW) in samenhang met artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) van
[verzoeker] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
te dezen domicilie kiezend op het kantooradres van zijn raadsman,
mr. J.W.J. Hopmans, Hopmans Advocatuur, gevestigd aan de Mooksebaan 2A te Groesbeek, correspondentieadres: Postbus 12, 6560 AA Groesbeek,
hierna te noemen: verzoeker.

1.Procesgang

Bij schriftelijke verzoeken, bij de rechtbank ingediend op 17 maart 2025, heeft verzoeker vergoeding verzocht van de schade geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming (overleveringsdetentie), de reiskosten naar de zitting waarop zijn zaak is behandeld en van de kosten van rechtsbijstand in het kader van de overleveringsprocedure.
De rechtbank heeft op 3 juli 2025 verzoeker en de officier van justitie, mr. W.L.M. van Poll, in openbare raadkamer gehoord. De raadsman van verzoeker, mr. J.W.J. Hopmans, advocaat in Groesbeek, is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

2.Voorgeschiedenis

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten:
- Op 9 februari 2022 is door
die direktorin des Amtsgerichts Kleve,Duitsland, een Europees aanhoudingsbevel (hierna: EAB) uitgevaardigd, strekkende tot de aanhouding en overlevering van verzoeker aan Duitsland, in verband met een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek.
- Van 24 mei 2024 tot en met 28 mei 2024 is verzoeker gedetineerd geweest op grond van de OLW, gelet op voormeld EAB. Daarna is de overleveringsdetentie geschorst.
- Bij uitspraak van deze rechtbank van 7 augustus 2024 is de overlevering toegestaan.
- Van 7 augustus 2024 tot en met 15 augustus 2024 heeft verzoeker in detentie gezeten ter fine van zijn overlevering.

3.Verzoeken

De verzoeken strekken tot het toekennen van een vergoeding door de Nederlandse Staat van
- € 3.202,83,- voor de ondergane vrijheidsbeneming van verzoeker in Nederland in de overleveringsprocedure, nader gespecificeerd:
 dagen politiebureau: 4 x € 130,- = € 520,-,
 dagen Huis van Bewaring 9 x € 100,- = € 900,-,
 de door verzoeker geboekte en wegens zijn detentie geannuleerde vakantie van € 1.637,50 en
 de door verzoeker gemaakte reiskosten om bij behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn
€ 145,33.
- € 680,- voor de kosten die in verband met het opstellen, indienen en behandelen van de verzoeken om schadevergoeding zijn gemaakt.
Verzoeker heeft ter zitting de verzoeken nader toegelicht. Hij heeft, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat hij zich op het standpunt stelt dat het verzoekschrift tijdig is ingediend, omdat pas op 20 december 2024 duidelijk werd dat de zaak tegen verzoeker was geseponeerd en de strafzaak tegen hem dus was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.

4.Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het verzoek te laat is ingediend en om die reden niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Op 7 augustus 2024 is door de uitspraak van deze rechtbank de overleveringsprocedure geëindigd, zodat het verzoek uiterlijk drie maanden na 7 augustus 2024 had moeten worden ingediend. Subsidiair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een weigering van het overleveringsverzoek of een daarmee gelijk te stellen beslissing en om die reden het verzoek niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

5.Oordeel van de rechtbank

De rechtbank laat in het midden of het verzoek tijdig is ingediend.
De rechtbank stelt namelijk vast dat geen sprake is van weigering van de overlevering noch van een situatie die daarmee in de recente rechtspraak is gelijkgesteld. Verzoeker dient reeds om die reden niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzoek.

6.Beslissing

De rechtbank verklaart klager in zijn verzoeken tot schadevergoeding en vergoeding van kosten van rechtsbijstand
NIET-ONTVANKELIJK.
Deze beslissing is gegeven op 17 juli 2025 door
mr. M. Westerman, voorzitter,
mrs. E. Biçer en D.M.S. Gribling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Kloos, griffier.
Tegen deze beslissing staat voor verzoeker hoger beroep open, in te stellen ter griffie van deze rechtbank, binnen een maand na betekening van deze beschikking.