ECLI:NL:RBAMS:2025:5384

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
10721973 \ CV EXPL 23-12970
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake vordering tot betaling uit private leaseovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 15 juli 2025 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Volkswagen Pon Financial Services B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vordert betaling van een bedrag van € 4.181,71 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten, omdat de gedaagde partij zich niet heeft gehouden aan de verplichtingen uit een tussen hen gesloten private leaseovereenkomst voor een Seat Ibiza. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende informatie is om de rechtmatigheid en gegrondheid van de vordering te beoordelen. Er zijn verschillende punten waarop de eisende partij nadere toelichting moet geven, waaronder de ingangsdatum van de overeenkomst, de ontbindingsdatum, de hoogte van de leaseprijs en de btw-heffing over schadevergoedingen. De kantonrechter heeft ook aangegeven dat het rentebeding in de aanvullende voorwaarden mogelijk als oneerlijk kan worden aangemerkt, en dat de eisende partij zich hierover moet uitlaten. De zaak is verwezen naar de rol voor akte uitlating door de eisende partij, waarbij ook de gedaagde partij op de hoogte moet worden gesteld van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10721973 \ CV EXPL 23-12970
Vonnis van 15 juli 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VOLKSWAGEN PON FINANCIAL SERVICES B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
eisende partij,
gemachtigde: mr. J.M. Wisseborn,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 september 2023, met producties,
- het tegen gedaagde partij verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Eisende partij vordert veroordeling tot betaling van gedaagde partij van € 4.181,71 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten en verminderd met ontvangen betalingen van gedaagde partij. Eisende partij stelt dat gedaagde partij zich niet heeft gehouden aan de verplichtingen voortvloeiend uit de tussen hen gesloten private leaseovereenkomst met betrekking tot een auto, een Seat Ibiza.
2.2.
De overeenkomst die aan de vordering ten grondslag is gelegd is gesloten tussen eisende partij als handelaar en gedaagde partij als consument. In dat geval moet ambtshalve worden getoetst aan het consumentenrecht. De kantonrechter moet onder meer onderzoeken of eisende partij haar informatieverplichtingen heeft nageleefd. Daarnaast moet de overeenkomst worden getoetst aan Richtlijn 93/13/EG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn).
2.3.
De kantonrechter beschikt op dit moment nog niet over voldoende informatie om de rechtmatigheid en gegrondheid van de vordering te kunnen beoordelen. Eisende partij zal zich moeten uitlaten over het navolgende.
2.4.
Niet duidelijk is wanneer de onderhavige overeenkomst is ingegaan. Dat deze pas ingaat op het moment van levering van de auto staat niet op de overeenkomst, die door gedaagde partij is ondertekend op 22 juli 2020. Op 22 juli 2022, de datum die op de eindafrekening staat, is de looptijd kennelijk 24.2 maanden. Eisende partij dient toe te lichten op welk moment de overeenkomst is ingegaan.
2.5.
Eisende partij dient ook toe te lichten wanneer zij de overeenkomst heeft ontbonden. Dat moet op grond van de algemene voorwaarden gebeuren bij aangetekende brief. Eisende partij dient toe te lichten of zij dat heeft gedaan, wanneer zij deze brief heeft verstuurd en per wanneer en op grond waarvan de overeenkomst is ontbonden.
2.6.
Verder staat in de overeenkomst dat de leaseprijs per maand € 455,00 bedraagt. In de facturen ter zake van de onbetaald gelaten termijnen staan echter prijzen van € 455,32 en € 455,67. Kennelijk zijn de prijzen dus op enig moment verhoogd. Eisende partij dient zich over de reden en de grondslag hiervan uit te laten.
2.7.
In de overeenkomst staat een prijs voor meer gereden kilometers. Dit is kennelijk een prijs inclusief btw, nu in de overeenkomst staat dat alle bedragen in euro’s inclusief btw zijn. In de eindafrekening wordt echter ook btw geheven over de vergoeding per meer gereden kilometer. Eisende partij dient zich uit te laten over de vraag waarom dat is gebeurd. Het betreft immers een vorm van schadevergoeding, terwijl die vergoeding geen verband houdt met enige dienst die onder bezwarende titel is geleverd, zodat die vergoeding niet btw-plichtig is. Aanspraak maken op een btw-verhoging kan ertoe leiden dat de vergoeding onevenredig hoog wordt. Zie ook ECLI:EU:C:2007:440.
2.8.
In de eindafrekening staat ook de post ‘kosten voortijdige beëindiging in verband met einddatum 15-07-2022’. Kennelijk is dit niet de beëindigingsvergoeding als bedoeld in de (aanvullende) algemene voorwaarden, omdat daaruit volgt dat die tenminste 40% bedraagt van de resterende leasetermijnen. Dat zou in dit geval op een veel hoger bedrag moeten uitkomen. Eisende partij dient zich daarom uit te laten over de aard van deze post en hoe zij aan het bedrag van € 834,21 komt. Ook bij deze post geldt wat in de vorige overweging is overwogen over de btw. Daarover dient eisende partij zich ook uit te laten.
2.9.
Eisende partij vordert betaling van een factuur van € 140,00 met betrekking tot eigen risico als gevolg van schade aan de linker en rechter voorvelg. Gesteld noch gebleken is wat de grondslag is van het gefactureerde bedrag van € 140,00. In de leaseovereenkomst staat uitsluitend een bedrag aan eigen risico van € 125,00 achter ‘casco verzekering’. Eisende partij dient zich daarom bij akte uit te laten over de grondslag van dit gedeelte van de vordering en over de hoogte daarvan. Eisende partij dient de gestelde schade ook te onderbouwen, bijvoorbeeld door overlegging van het schaderapport. Ditzelfde geldt voor het eerder gevorderde bedrag van € 125,00 aan eigen risico.
2.10.
Eisende partij heeft in de aanvullende voorwaarden (in de aanvulling op artikel 20 van de algemene voorwaarden) een rentebeding staan, waaruit volgt dat gedaagde partij bij betalingsachterstanden een rente van 1,5% per maand verschuldigd is. Dat beding moet worden getoetst aan de richtlijn. Op grond van de arresten van het Europese Hof van Justitie van 27 januari 2021, C-229/19, ECLI:EU:C:2021:68 (Dexia) en 8 december 2022, C-625/21, ECLI:EU:C:2022:971 (Gupfinger) moet de kantonrechter immers ook als eisende partij zich in de procedure niet beroept op een toepasselijk beding, maar op de wet, ambtshalve onderzoeken of het beding in de voorwaarden waarop zij zich had kunnen beroepen niet oneerlijk is in de zin van de richtlijn. Indien een beding als oneerlijk wordt aangemerkt, kan ingevolge deze arresten geen aanspraak meer worden gemaakt op de wettelijke regeling die zonder dat beding van toepassing zou zijn geweest en moet haar vordering op dit punt worden afgewezen.
2.11.
Nu de overeengekomen rente aanzienlijk hoger is dan het destijds geldende wettelijke (handels)rentepercentage, wordt de rente als onevenredig hoge schadevergoeding aangemerkt. Het beding wordt daarom als oneerlijk aangemerkt, zodat de kantonrechter voornemens is het ambtshalve te vernietigen. Gevolg hiervan is dat eisende partij daar geen beroep meer op kan doen. Evenmin kan zij dan aanspraak maken op wettelijke rente.
2.12.
Voordat tot vernietiging van het rentebeding wordt overgegaan mag eisende partij zich ook hierover uitlaten.
2.13.
De zaak wordt voor akte uitlating door eisende partij verwezen naar de rol.
2.14.
Eisende partij dient de akte tenminste twee weken voor de hierna te bepalen rolzitting ook aan gedaagde partij te sturen, met de mededeling dat gedaagde partij op die rolzitting daarop mag reageren dan wel uitstel kan vragen en hoe en wanneer gedaagde partij uiterlijk moet reageren. Eisende partij wordt in dat kader verzocht om naast de akte ook de mededeling/brief aan gedaagde partij in het geding te brengen. Wanneer niet kan worden vastgesteld dat de akte tijdig en/of met de juiste mededeling aan gedaagde partij is toegestuurd, wordt deze in beginsel buiten beschouwing gelaten.
2.15.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van
dinsdag 12 augustus 2025 om 10.00 uurvoor akte uitlating eisende partij over het bepaalde in overwegingen 2.4, 2.5, 2.6, 2.7, 2.8, 2.9 en 2.12,
3.2.
bepaalt dat eisende partij de akte aan gedaagde partij moet toesturen overeenkomstig het bepaalde in overweging 2.14,
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2025.
991