ECLI:NL:RBAMS:2025:5609

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
13/121200-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf en maatregel voor poging doodslag

Op 30 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 4 oktober 2022 in Amsterdam een poging tot doodslag heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 2001 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van het neersteken van [aangever] met een mes, wat leidde tot ernstige verwondingen. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 16 juli 2025 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. M. Modder, de vordering heeft ingediend. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was om de verdachte als dader aan te wijzen. De rechtbank baseerde haar oordeel op verklaringen van het slachtoffer, de moeder van de verdachte, en camerabeelden die de verdachte op de plaats delict toonden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte met opzet handelde en dat er sprake was van voorwaardelijk opzet, gezien de ernst van de verwondingen en de locatie van de steekwond. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van voorarrest, en legde daarnaast een maatregel op voor gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, zoals voorgeschreven in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen rechtvaardigingsgronden aanwezig waren. Tevens werd een schadevergoeding van € 500,00 aan de benadeelde partij, [aangever], toegewezen voor immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/121200-24
Datum uitspraak: 30 juli 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 2001,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
momenteel gedetineerd in de [penitentiaire inrichting] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 juli 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M. Modder, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.M.G. Sussenbach, naar voren hebben gebracht.
Ter zitting is ook reclasseringswerker [reclasseringswerker] gehoord, de opsteller van het reclasseringsrapport van 28 mei 2025.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 4 oktober 2022 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan een poging doodslag op [aangever] , door hem met een mes in de borst te steken. Impliciet subsidiair is dit ten laste gelegd als een poging tot zware mishandeling.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende procesdossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
Incident op 4 oktober 2022
In de vroege ochtend van 4 oktober 2022 (omstreeks 05:00 uur) is de politie afgekomen op een melding van een steekincident op het adres [adres] . [1] Ter plaatse trof de politie onder andere de gewonde [aangever] aan (hierna: [aangever] ). Op zijn borst, aan de linkerkant ter hoogte van zijn schouder/onder zijn sleutelbeen, zat een hevig bloedende steekwond van twee à drie centimeter. [2] , [3] Zowel de kleding van het slachtoffer als de vloer (onder andere onderaan de trap en op de overloop) zaten onder het bloed of waren doordrenkt met bloed. [4] , [5] [aangever] was ernstig verzwakt en de aanwezige agenten hadden de indruk dat hij op elk moment zijn bewustzijn kon verliezen. [aangever] had namelijk een onregelmatige ademhaling en deed zijn ogen af en toe dicht. Toen [aangever] onrustig werd en bewoog, zagen de verbalisanten bloed uit de wond spuiten. De wond is door de politie dichtgedrukt totdat de ambulance arriveerde. [aangever] is vervolgens gestabiliseerd en overgebracht naar het ziekenhuis. [6]
Verklaringen
Door zowel [aangever] als door de ten tijde van het steekincident ook in de woning aanwezige moeder van verdachte ( [moeder van verdachte] , destijds de vrouw van [aangever] ) zijn een aantal verklaringen afgelegd. Ook verdachte heeft (bij de politie en ter zitting) een verklaring afgelegd.
Allereerst de verklaring van [aangever] zelf. In een verhoor op 4 oktober 2022 gaf [aangever] aan dat hij eerst dacht dat hij een vuistslag kreeg op zijn borst, tot hij al het bloed zag. [7] [aangever] geeft aan dat degene die hem gestoken heeft een manspersoon is en dat het een familielid betreft. [8] De naam van degene die hem heeft gestoken wil hij niet noemen: [aangever] geeft aan het ‘zelf op te willen lossen’. [9] Op 13 maart 2025 is door de politie telefonisch contact opgenomen met [aangever] . In dit telefoongesprek noemt [aangever] de naam van verdachte als degene die hem gestoken heeft. [10] In zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 27 mei 2025 herhaalt [aangever] dat het verdachte is die hem gestoken heeft en verklaart hij dat hij met een mes gestoken is. [11]
De moeder van verdachte heeft eveneens meerdere verklaringen afgelegd. Toen de politie vlak na het steekincident ter plaatse was, heeft ze verklaard dat ze weet wie [aangever] neergestoken heeft, maar dat ze niet wil zeggen wie dit is. [12] , [13] Ze verklaart verder dat “mijn man erg bloedde” en “het bloed spoot eruit”. [14] In haar verdachtenverhoor op 4 oktober 2022 (de moeder van verdachte is in eerste instantie ook als verdachte aangemerkt) verklaart de moeder van verdachte dat ze zich op haar verschoningsrecht beroept ten aanzien van de persoon die [aangever] gestoken heeft. Wel zegt ze dat deze persoon gezien heeft dat zij door [aangever] werd mishandeld en dat het naar aanleiding daarvan uit de hand is gelopen, waarna de persoon [aangever] gestoken heeft. [15] Een paar uur na haar verhoor verklaart de moeder van verdachte nog dat het haar zoon is geweest die de mishandeling heeft gezien. [16] Op 19 oktober 2022 is de moeder van verdachte opnieuw gehoord, dit keer als getuige. In dit verhoor wijst ze meerdere keren vrij expliciet naar verdachte als zijnde degene die [aangever] gestoken heeft. [17] Op 9 april 2024, de dag van de aanhouding van verdachte, verbaliseert de politie dat de moeder van verdachte tegen verdachte gezegd heeft, terwijl hij de woning verliet om met de politie mee te gaan en om een jas vroeg: “Het is toch niet jouw jas. Het is de jas van [aangever] . De persoon die jij gestoken hebt”. [18] De moeder van verdachte is tot slot nog gehoord bij de rechter-commissaris op 14 januari 2025. In dit verhoor verklaart ze dat ze haar vermoedens heeft wie [aangever] heeft gestoken, maar het niet zeker weet en dat ze het niet gezien heeft. Ze heeft verklaard eerder onder druk gezet te zijn om te zeggen wie het gedaan heeft. [19]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 4 oktober 2022 na het stappen met vrienden rond 04:00/05:00 uur aankwam bij de woning aan [straatnaam] (de latere plaats delict). Daar aangekomen vertelde zijn moeder hem dat ze even daarvoor ruzie heeft gehad met [aangever] (de stiefvader van verdachte) en dat hij haar geslagen had. Even later stond [aangever] weer voor de deur. Verdachte is op dat moment naar buiten gegaan om met [aangever] in gesprek te gaan. De moeder van verdachte heeft vervolgens de deur op slot gedaan. [aangever] heeft de woning vervolgens aan de achterkant betreden en heeft verdachte binnengelaten. [aangever] is vervolgens naar boven gegaan. Even later hoorde verdachte geschreeuw en hoorde hij dingen vallen. Hij wilde op dat moment naar boven gaan, maar hoorde zijn moeder roepen “ga weg, ga weg”. Op dat moment heeft verdachte de woning naar eigen zeggen verlaten. Hij heeft al veel vaker meegemaakt dat zijn moeder door [aangever] werd mishandeld en voelde zich op dat moment machteloos en boos. Na het verlaten van de woning heeft hij 112 gebeld omdat hij zich zorgen maakte over zijn moeder. Hij ontkent [aangever] gestoken te hebben. Verdachte kan niet uitsluiten dat er, naast zijn moeder en [aangever] en twee kleine broertjes, nog iemand anders in de woning was en dat diegene mogelijk degene is geweest die [aangever] gestoken heeft. Na het incident is verdachte op advies van zijn moeder naar [land] vertrokken. [20]
Overige relevante bevindingen
De verklaring van verdachte wordt deels ondersteund door camerabeelden die zijn opgenomen en de directe en nabije omgeving. Verdachte heeft verklaard zichzelf op die beelden te herkennen. [21] Op de beelden is inderdaad te zien dat hij en [aangever] voor het huis staan en vervolgens vermoedelijk de woning betreden. [22] Om 04:53:44, vlak voor de moeder van verdachte 112 gebeld heeft om 04:55:09 [23] en vlak voor de politie ter plaatse komt, is te zien dat verdachte de woning uitrent. [24]
Tot slot is nog relevant dat op de telefoon van de moeder van verdachte een gesprek is aangetroffen met ‘ [persoon] ’, dat plaatsgevonden heeft in de uren voor het steekincident. In dit gesprek vertelt de moeder van verdachte tegen ‘ [persoon] ’ dat ze mishandeld is, dat haar zoon er ook is en dat haar zoon “hem wilt steken”. [25]
Ingenomen standpunten
De standpunten van partijen verschillen als het gaat om de vraag wie het letsel aan [aangever] heeft toegebracht en over de vraag of dit handelen de ten laste gelegde poging doodslag of poging tot zware mishandeling oplevert. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte degene is die [aangever] heeft gestoken en dat sprake is van poging doodslag. Zij heeft derhalve gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het aan verdachte primair ten laste gelegde. De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat verdachte degene is die [aangever] heeft gestoken. Daarnaast heeft hij zich op het standpunt gesteld dat eveneens het noodzakelijke bewijs ontbreekt om vast te kunnen stellen of sprake is van voorwaardelijk opzet ten aanzien van de poging doodslag of zware mishandeling. De inhoudelijke verweren van de raadsman worden, waar nodig, in het hiernavolgende besproken.
Is verdachte degene die [aangever] heeft gestoken?
De rechtbank acht, op grond van de in het voorgaande weergegeven bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die [aangever] heeft gestoken. Verdachte plaatst zichzelf kort voor het steekincident op de plaats delict en op camerabeelden is te zien dat hij de woning, vlak voor de 112-melding van het steekincident en het arriveren van de politie, rennend verlaat. Verdachte zelf heeft verklaard dat hij zich machteloos en boos voelde. Zowel zijn moeder als [aangever] wijzen verdachte aan als de dader. Daar komt bij dat verdachte vlak na het incident op advies van zijn moeder naar [land] vertrokken is.
De rechtbank twijfelt, anders dan de raadsman, niet aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [aangever] . [aangever] heeft in die zin consequent verklaard dat hij het al vanaf het begin heeft over een mannelijk familielid en pas later de naam van verdachte (die in deze omschrijving past) genoemd heeft. De rechtbank ziet, anders dan de raadsman, geen motief voor [aangever] om verdachte vals te beschuldigen. De verklaringen van de moeder van verdachte ondersteunen de verklaring van [aangever] . Dat zij weifelend heeft verklaard ten aanzien van haar zoon en uiteindelijk bij de rechter-commissaris enigszins terugkomt op haar eerdere verklaringen en zijn naam niet wil noemen, maakt niet dat de rechtbank haar verklaringen als zodanig onbetrouwbaar acht. De rechtbank volgt de raadsman dus niet in zijn daartoe strekkend verweer.
Uit niets in het dossier blijkt voorts enige onderbouwing voor het door verdachte en zijn raadsman geschetste alternatieve scenario dat er nog iemand in de woning zou zijn geweest die mogelijk de dader is of dat de moeder van verdachte mogelijk de dader is. Het is niet aannemelijk dat er zich naast verdachte, [aangever] , de moeder van verdachte en de twee minderjarige kinderen nog anderen in de woning bevonden. Het dossier bevat daarvoor ook geen aanknopingspunten. De partner waarmee [aangever] de moeder van verdachte heeft betrapt, heeft blijkens zijn verklaring de woning al verlaten vóór het steekincident. [26] Daarnaast wijzen de chats tussen de moeder van verdachte en ‘ [persoon] ’ (degene die vermoedelijk eerder in de woning geweest is [27] ) erop dat deze ‘ [persoon] ’ zich in ieder geval niet in de woning bevond. Dat [aangever] enkel naar verdachte heeft gewezen en dat het wapen waarmee is gestoken niet is aangetroffen in de woning door de politie (die snel ter plaatse was) maakt ook dat de rechtbank het niet aannemelijk acht dat de het de moeder van verdachte is geweest die [aangever] heeft neergestoken.
Is sprake van een poging doodslag?
De rechtbank beantwoordt de vraag of het handelen van verdachte de primair ten laste gelegde poging tot doodslag oplevert bevestigend. Daarbij is naar het oordeel van de rechtbank relevant dat de steekwond (van twee à drie centimeter) zich bevond in een gebied van het lichaam waar zich meerdere vitale organen bevinden, zoals het hart en de longen. Ook relevant is dat uit de bevindingen van de politie blijkt dat sprake was van veel bloedverlies. Zowel op meerdere plekken in het huis als op de kleding van [aangever] werden grote hoeveelheden bloed aangetroffen. Daarnaast spoot het bloed uit de wond en dreigde [aangever] het bewustzijn te verliezen. Zonder tijdig medisch optreden kan hevig bloedverlies tot de dood leiden. Ook relevant is dat er met kracht is gestoken, zoals blijkt uit de verklaring van [aangever] die in eerste instantie dacht dat hij een vuistslag op zijn borst kreeg. Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er een aanmerkelijke kans bestond dat [aangever] het leven zou laten als gevolg van de messteek. Door met kracht te steken in het gebied waar verdachte gestoken heeft, heeft verdachte die aanmerkelijke kans aanvaard en de gevolgen op de koop toegenomen. Daarmee is sprake van voorwaardelijk opzet.
Conclusie
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de primair aan verdachte ten laste gelegde poging doodslag.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van het voorgaande en de in de voetnoten vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 4 oktober 2022 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangever] opzettelijk van het leven te beroven, die [aangever] met een mes in de borst heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren, met aftrek van voorarrest, en dat aan hem daarnaast de in artikel 38z Wetboek van Strafrecht bedoelde maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking wordt opgelegd.
Strafmaatverweer
De raadsman heeft verzocht om het adolescentenstrafrecht toe te passen en om aan verdachte hoogstens een gevangenisstraf ter hoogte van de duur van de voorlopige hechtenis op te leggen, al dan niet met een voorwaardelijk deel met daaraan gekoppeld dezelfde voorwaarden als de voorwaarden die zijn gekoppeld aan zijn recente voorwaardelijke invrijheidsstelling in een andere zaak. Een gevangenisstraf kan eventueel ook gecombineerd worden met een (maximale) werkstraf.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder de ernst van het feit laten meewegen. Verdachte heeft een poging gedaan om het slachtoffer om het leven te brengen. Had het slachtoffer niet meteen adequate medische hulp gehad, dan was er een grote kans geweest dat hij was doodgebloed. De rechtbank snapt dat verdachte zich machteloos en boos gevoeld heeft jegens het slachtoffer omdat het slachtoffer zijn moeder voor de zoveelste keer had mishandeld. Verdachte is echter volledig doorgeslagen in zijn reactie op het geweld dat zijn moeder (en daarmee ook verdachte en de rest van het gezin) is aangedaan.
De rechtbank ziet geen aanleiding om, zoals door de raadsman is verzocht, het adolescentenstrafrecht toe te passen. Daarvoor bestaat geen enkel aanknopingspunt.
Verdachte is onderzocht door een psycholoog en een psychiater, resulterend in een
Pro Justitia-rapportage van 30 april 2025. Bij verdachte zijn een antisociale persoonlijkheidsstoornis en trekken van een narcistische persoonlijkheidsstoornis vastgesteld. Gelet op de ontkennende verklaring van verdachte hebben de deskundigen geen advies kunnen geven over de toerekenbaarheid, het recidiverisico en een interventieadvies. De reclassering schat zowel het risico op recidive, het risico op letsel als het risico op het onttrekken aan voorwaarden in haar rapport van 28 mei 2025 in als hoog. Ook de reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. Wel adviseert de reclassering de oplegging van de in artikel 38z Wetboek van Strafrecht bedoelde gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel. Ter zitting heeft de aanwezige reclasseringswerker (tevens de opsteller van het reclasseringsrapport van 28 mei 2025) bij dit advies gepersisteerd.
De rechtbank ziet de noodzaak van een behandeling, maar ziet gelet op de adviezen geen aanknopingspunten om een behandeling in het kader van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Dat betekent dat enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf resteert. De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. Daarbij weegt onder andere mee dat de geweldsuitbarsting van verdachte niet geheel uit het niets is gekomen en dat die het gevolg is van de mishandeling van zijn moeder door het slachtoffer. Alles afwegende komt de rechtbank tot de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van het voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Naast de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf legt de rechtbank aan hem ook de door de reclassering geadviseerde gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op. Aan de in artikel 38z Wetboek van Strafrecht geformuleerde eisen voor het opleggen hiervan is voldaan. Er is immers sprake van een veroordeling tot een gevangenisstraf wegens een feit dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van ten minste vier jaren is gesteld.

8.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De vordering
De benadeelde partij [aangever] heeft een verzoek tot schadevergoeding ingediend. Het verzoek is niet geheel op de juiste wijze ingevuld, maar de rechtbank gaat ervanuit dat hij in totaal een bedrag van € 9.795,00 heeft gevorderd. Gelet op de omschrijving van de schade in het verzoek tot schadevergoeding onder 4A en 4B heeft de benadeelde partij een deel van het bedrag als immateriële schade willen vorderen. De benadeelde partij noemt immers dat hij blijvend letsel heeft opgelopen en beschrijft vervolgens ook wat de blijvende gevolgen van het incident zijn. De rechtbank laat het op pagina 8 van het verzoek tot schadevergoeding in de tabel die ziet op affectieschade omcirkelde bedrag van € 17.500,00 buiten beschouwing.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering toegewezen kan worden tot een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade. De raadsman heeft de rechtbank verzocht de vordering in zijn geheel af te wijzen.
Oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade, aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank acht, met de officier van justitie, een bedrag van € 500,00 billijk. Verdachte moet dit bedrag aan [aangever] betalen, inclusief de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade. De rechtbank legt aan verdachte daarnaast ook de schadevergoedingsmaatregel op.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering. Voor wat betreft de overduidelijk materieel gevorderde kosten ziet de rechtbank geen verband tussen het bewezenverklaarde en de gevorderde kosten voor een auto, een iPhone 14 en een gouden ketting. De gevorderde kosten voor het eigen risico zijn niet onderbouwd, waardoor het niet vast te stellen is in hoeverre de benadeelde partij zijn eigen risico ten tijde van het bewezenverklaarde al had verbruikt. Het overige bedrag aan immateriële schade komt eveneens niet voor toewijzing in aanmerking, nu niet onderbouwd is in welke mate het leed van de benadeelde partij is veroorzaakt door het in het kader van het bewezenverklaarde opgelopen letsel en in hoeverre dit is veroorzaakt door het in brand steken van zijn auto in december 2024 en de aanslag op zijn leven in november 2024 (hetgeen de benadeelde partij blijkens zijn verklaringen ook aan verdachte toegeschreven heeft). De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 38z, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
10.
Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Legt aan verdachte op
de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en
vrijheidsbeperking.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij, [aangever]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever] toe tot een bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op
4 oktober 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever] voornoemd. .
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever] aan de Staat
€ 500,00 (vijfhonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 4 oktober 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 10 (tien) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A. Spoel, voorzitter,
mrs. G.M. Beunk en D.G. Bertsch, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 juli 2025.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
[...]

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022209381-3, doorgenummerde pagina
2.Idem., doorgenummerde pagina B 001, laatste vijf alinea’s.
3.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022209381-6, doorgenummerde pagina
4.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022209381-3, doorgenummerde pagina’s
5.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022209381-6, doorgenummerde pagina’s
6.Idem., doorgenummerde pagina B 014 (tweede helft).
7.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer met nummer PL1300-2022209381-29, doorgenummerde pagina C 003 (eerste helft).
8.Idem., doorgenummerde pagina C 002 (onderaan).
9.Idem., doorgenummerde pagina C 002 (eerste helft).
10.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022209381-78, aparte bijlage in digitale dossier genaamd ‘telefonische verklaring [aangever] ’, pagina 1 (halverwege).
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [aangever] bij de rechter-commissaris, pagina 2 (halverwege).
12.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022209381-3, doorgenummerde pagina
13.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022209381-2, doorgenummerde pagina
14.Idem., doorgenummerde pagina B 013 (halverwege).
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1300-2022209381-22 (opgenomen in het document in het digitale dossier genaamd ‘Persoonsdossier [moeder van verdachte] ’), doorgenummerde pagina V 1016 (eerste helft)
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1300-2022209381-46 (opgenomen in het document in het digitale dossier genaamd ‘Persoonsdossier [moeder van verdachte] ’), doorgenummerde pagina V 1031 (halverwege).
17.Proces-verbaal van bevindingen met documentcode 17057831, doorgenummerde pagina’s E 061 (“Ik bedoel mijn zoon heeft niet zomaar gezegd kijk hier ik steek je”), E 062 (“Ik heb hem ook gezegd dat ik ook aangifte moest doen en ik heb het gedaan zodat de politie ook weet waarom [verdachte] dat geeft gedaan”), E 064 (“Ik heb gezegd [verdachte] heeft [aangever] gestoken”), E 067 (“Geloof me mijn zoon heeft hem echt een dodelijk steek gegeven (…) Ik heb gezegd [verdachte] nu dat ik met je heb gesproken enzo stel je voor dat je weer zoiets zou doen. Hij zegt: “Mama ik weet het niet, mama ik kan niet aanzien dat iemand je zo mishandeld. Ik denk dat ik hetzelfde gedaan zou hebben””) en E 075 (“ [verdachte] heeft [aangever] gestoken”).
18.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022209381-73 (opgenomen in het document ‘PV Persoonsdossier [verdachte] d.d. 10-04-2024), doorgenummerde pagina 01 (tweede helft).
19.Proces-verbaal van verhoor getuige [moeder van verdachte] bij de rechter-commissaris, pagina’s 2 (onderaan) en 3 (bovenaan).
20.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 juli 2025.
21.Idem.
22.Proces-verbaal van bevindingen met documentcode 16988833, doorgenummerde pagina E 031 (onderaan).
23.Proces-verbaal van bevindingen met documentcode 17159145, doorgenummerde pagina’s E 006 (onderaan) en 007 t/m 009.
24.Proces-verbaal van bevindingen met documentcode 16988833, doorgenummerde pagina E 033 (onder ‘Camera Kueken’).
25.Proces-verbaal van bevindingen met documentcode 17544605, doorgenummerde pagina’s F 057 t/m F 070.
26.Proces-verbaal van verhoor getuige [aangever] bij de rechter-commissaris, pagina 2 (halverwege).
27.Proces-verbaal van verhoor getuige [moeder van verdachte] bij de rechter-commissaris, pagina