ECLI:NL:RBAMS:2025:5670

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
13/158282-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van een beveiliger voor zware mishandeling van een clubbezoeker in Amsterdam

In deze zaak wordt een beveiliger van een club in Amsterdam beschuldigd van zware mishandeling van een bezoeker op 13 februari 2023. De verdachte zou de bezoeker in een nekklem hebben vastgepakt en hem naar buiten hebben getrokken, wat resulteerde in ernstig letsel. De rechtbank heeft op basis van het bewijs vastgesteld dat er geen opzet of voorwaardelijk opzet was van de verdachte om letsel toe te brengen. De rechtbank concludeert dat de verdachte niet de bedoeling had om letsel toe te brengen en dat hij de kans op letsel niet bewust heeft aanvaard. Daarom wordt de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij vordert een schadevergoeding, maar omdat de verdachte wordt vrijgesproken, wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/158282-23
Datum uitspraak: 31 juli 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1993 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 april 2025 en 17 juli 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. B. Grünfeld, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M. Ketting, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door de benadeelde partij [benadeelde partij] (hierna: [benadeelde partij] ) en zijn advocaat mr. A.J.J.G. Schijns naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting is aan verdachte – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij op 16 februari 2023 in Amsterdam
primair: opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [benadeelde partij] door die [benadeelde partij] van achteren beet te pakken, een arm om zijn hals te leggen (een zogenaamde nekklem), hem in die positie enkele meters naar achteren te trekken, hem tijdens het naar achteren te trekken los te laten en met zijn borst tegen het lichaam van [benadeelde partij] te duwen, waardoor [benadeelde partij] met zijn hoofd op de straat ten val is gekomen;
subsidiair: heeft geprobeerd [benadeelde partij] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door de handelingen zoals genoemd onder primair;
meer subsidiair: [benadeelde partij] heeft mishandeld door de handelingen zoals genoemd onder primair.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in de
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Vrijspraak

3.1.
Inleiding
[benadeelde partij] was op 16 februari 2023 op een besloten feest van zijn dispuut in de [naam club] aan het [adres club] . Verdachte was daar die nacht als portier aan het werk. [benadeelde partij] was al een paar keer gesommeerd de club te verlaten, maar bleef steeds terugkomen. Op enig moment kreeg [benadeelde partij] een aanvaring met een host van de club, waarop verdachte [benadeelde partij] uit de club heeft verwijderd. [benadeelde partij] is daarbij gevallen en hij heeft daardoor ernstig letsel aan zijn hoofd opgelopen. De gevolgen hiervan zijn enorm verstrekkend voor [benadeelde partij] , zo heeft hij op de zitting verklaard.
3.2.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de primair ten laste gelegde zware mishandeling bewezen kan worden. Op de beveiligingsbeelden is te zien dat verdachte bij [benadeelde partij] een nekklem heeft aangebracht en hem vervolgens – gedurende ongeveer zeven seconden – aan zijn nek achteruit naar buiten heeft getrokken. De combinatie van trekken aan de nek, waarbij ook meters worden afgelegd, betekent dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte constante druk heeft uitgeoefend op de nek of hals van [benadeelde partij] . Dit past ook bij de fysieke reactie van [benadeelde partij] . Buiten aangekomen verliest [benadeelde partij] namelijk het bewustzijn. Direct hierna laat verdachte [benadeelde partij] los en geeft hem tegelijkertijd een duwtje met zijn borst. [benadeelde partij] valt dan op de grond, zonder zich op welke manier dan ook te beschermen tegen de klap die er volgt, met alle gevolgen van dien. Door het handelen van verdachte heeft [benadeelde partij] zwaar lichamelijk letsel opgelopen, waar hij nog steeds klachten en beperkingen van ondervindt. Het aanbrengen van een krachtige nekklem gedurende zeven seconden levert de aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer zijn bewustzijn zou verliezen. Door [benadeelde partij] vervolgens te laten vallen met een klein zetje naar voren, heeft verdachte de aanmerkelijke kans genomen dat [benadeelde partij] zich niet meer kon opvangen en met zijn schedel op de harde weg zou vallen en dus zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Verdachte heeft deze aanmerkelijke kans aanvaard, omdat hij [benadeelde partij] na het aanbrengen van de nekklem ongecontroleerd heeft losgelaten en hem daarbij ook nog een duw met zijn borst heeft gegeven.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet wordt vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Verdachte heeft geen (voorwaardelijk) opzet gehad op het toebrengen van letsel aan [benadeelde partij] . Het optreden van verdachte was rechtmatig en proportioneel. Zijn handelingen waren, gelet op de situatie, noodzakelijk voor het handhaven van de orde en vallen binnen de redelijke grenzen van zijn taakuitoefening als portier. Daarbij is in het bijzonder nog van belang dat geen sprake is geweest van een nekklem zoals bedoeld door de officier van justitie, waarbij de keel van een persoon in de kom van de elleboog wordt gelegd en de keel of hals (inclusief halsslagaders) wordt dichtgeknepen. Op de beveiligingsbeelden is immers te zien dat verdachte zijn armen steeds gebogen heeft gehouden, in een ontspannen, ondersteunende houding. Verdachte heeft geen kracht gezet of druk uitgeoefend op de nek of hals van [benadeelde partij] . Dit blijkt ook niet uit de medische gegevens. Op het moment dat verdachte [benadeelde partij] buiten losliet, voelde hij dat [benadeelde partij] nog stabiel stond. Hij heeft hem toen ook geen duw gegeven. [benadeelde partij] zakte naar beneden, zonder zichtbare handeling van verdachte.
3.4.
Het oordeel van de rechtbank
Niet ter discussie staat dat [benadeelde partij] letsel heeft opgelopen nadat hij door verdachte uit de [naam club] werd verwijderd. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte ook (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van letsel.
Op grond van het dossier kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte de bedoeling had [benadeelde partij] letsel toe te brengen. Verdachte heeft ontkend dat hij die bedoeling had en er zijn ook overigens geen aanwijzingen dat hij [benadeelde partij] wel letsel wilde toebrengen. Dat betekent dat niet kan worden vastgesteld dat sprake was van zogeheten ‘vol’ opzet. De volgende vraag is dan of bij verdachte sprake is geweest van voorwaardelijk opzet.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier het letsel – is aanwezig als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat door zijn gedrag dat gevolg zal intreden. Of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht van betekenis. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Verder is van belang dat volgens vaste rechtspraak bepaalde handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op een bepaald gevolg, dat het niet anders kan dan dat degene die die handelingen heeft verricht, de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
De rechtbank stelt op basis van de bewegende camerabeelden, die ook op de zitting zijn bekeken, vast dat verdachte [benadeelde partij] van achteren vastpakte. De linker onderarm van verdachte lag daarbij over de borst en onder de kin van [benadeelde partij] , terwijl het hoofd van [benadeelde partij] tegen de borst van verdachte lag. De linkerhand van verdachte lag in de kom van zijn eigen rechterelleboog. Zijn rechterhand hield verdachte op het hoofd van [benadeelde partij] . In deze houding is verdachte in ongeveer zes seconden achteruit naar buiten gelopen met [benadeelde partij] . Op de camerabeelden is te zien dat na ongeveer vijf seconden de hand waarmee [benadeelde partij] de linkerarm van verdachte vasthield, naar beneden valt. Ongeveer een seconde later is te zien dat verdachte [benadeelde partij] loslaat waarna [benadeelde partij] levenloos op de grond valt.
Daargelaten de vraag of er door het handelen van verdachte een aanmerkelijke kans heeft bestaan dat [benadeelde partij] letsel zou oplopen, kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte die kans bewust heeft aanvaard. De manier waarop verdachte zijn armen en handen om en op het hoofd van [benadeelde partij] plaatst, is niet zodanig dat geconcludeerd moet worden dat druk op zijn hals of nek moet zijn uitgeoefend. Eén seconde voordat verdachte [benadeelde partij] weer loslaat, lijkt [benadeelde partij] het bewustzijn te verliezen. Dat verdachte dit niet heeft gemerkt is – gezien dit korte tijdsverloop – goed mogelijk. Dat verdachte juist niet heeft gewild dat [benadeelde partij] letsel zou oplopen en in shock was toen hij zag dat [benadeelde partij] viel, zoals hij zelf heeft verklaard, wordt bevestigd door de camerabeelden, waarop is te zien dat verdachte direct voorover buigt als hij [benadeelde partij] ziet vallen, en de verklaringen van getuigen, dat verdachte geschrokken reageerde en er direct door hem hulp werd verleend aan [benadeelde partij] .
De rechtbank acht gelet op het vorenstaande niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzet – ook niet in voorwaardelijke zin – had op het toebrengen van (zwaar lichamelijk) letsel bij [benadeelde partij] en zal hem dan ook vrijspreken van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde.

4.De vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert een schadevergoeding van € 101.982,67, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. In geval van vrijspraak kan een vordering tot schadevergoeding niet worden toegewezen. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Deze beslissing is gegeven door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. E.G.M.M. van Gessel en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. Alexeas, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 juli 2025.