ECLI:NL:RBAMS:2025:5691

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
1 augustus 2025
Zaaknummer
13/252758-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in brandstichtingszaak door gebrek aan bewijs en mogelijke vergissing in herkenning

Op 15 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting op 31 december 2023 te Amsterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat er op die avond onrust was in de buurt en dat er meerdere brandstichtingen plaatsvonden. De verdachte werd herkend op camerabeelden, maar de rechtbank kon niet met voldoende zekerheid vaststellen dat hij daadwerkelijk betrokken was bij de brandstichting van een rolcontainer. De officier van justitie stelde dat het ten laste gelegde bewezen kon worden, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, wijzend op de onduidelijkheid van de camerabeelden en de mogelijkheid van vergissing bij de herkenning van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de twijfel in het voordeel van de verdachte moest worden uitgelegd, wat leidde tot de conclusie dat het ten laste gelegde niet bewezen kon worden. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldigingen. Daarnaast werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.252758.24 (Promis)
Datum uitspraak: 15 juli 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2007,
wonende op het adres [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 juli 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Modder en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. R.G.M. Rijkhoff, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door [medewerkster Raad voor de Kinderbescherming] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 31 december te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een rolcontainer op het Smaragdplein, opzettelijk brand heeft gesticht door de rolcontainer tegen de gevel van De Edelsteen te plaatsen/duwen en vervolgens die rolcontainer met terpentine, althans een brandbare vloeistof, te besprenkelen en deze vervolgens in brand te steken terwijl daarvan
gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemd pand en/of de in dat pand aanwezige goederen en/of de bovengelegen/naastgelegen/omringende woningen/panden en/of de in die bovengelegen/naastgelegen/omringende woningen/panden aanwezige goederen
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht )

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Beoordeling van het ten laste gelegde

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het aan verdachte ten laste gelegde kan worden bewezen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich niet kan herinneren wat hij in de avond van 31 december 2023 heeft gedaan. In zijn verhoor bij de politie heeft hij verklaard dat het ten laste gelegde wel kan kloppen, maar dat hij het zich niet herinnert. De politie heeft de camerabeelden van de avond van het ten laste gelegde feit uitgebreid bekeken en beschreven. Op de beelden is een aantal verdachten herkend, waaronder verdachte. Verdachte is te zien met een fles met daarin wasbenzine of terpentine in zijn hand. Later is te zien dat de container wordt verplaatst, dat deze door verdachte wordt besprenkeld met een brandbare vloeistof, waarna de container in brand wordt gestoken. Verdachte is op de camerabeelden door meerdere verbalisanten herkend en hij heeft ter terechtzitting ook zichzelf herkend. Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich, in vereniging, schuldig gemaakt aan de brandstichting. Zij hebben allemaal een bijdrage geleverd die uiteindelijk tot de brand heeft geleid.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte een bijdrage heeft geleverd aan het in brand steken van de container, bijvoorbeeld door deze met wasbenzine te besprenkelen. In de nacht van het ten laste gelegde feit was het erg onrustig op straat en waren groepen jongeren in verschillende samenstellingen op straat. Zij verplaatsten zich en er vonden meerdere incidenten plaats, waaronder de brandstichting die aan verdachte ten laste is gelegd. Er zijn verschillende camerabeelden bekeken door de politie. Op de beelden bij de ingang van het gebouw De Edelsteen, althans op stills van deze beelden, is verdachte herkend door meerdere verbalisanten. Verdachte heeft ter terechtzitting ook zelf verklaard dat hij op beeld te zien is. Er zijn op de camerabeelden 13 verschillende personen te zien en verdachte is aangemerkt als subject 13. Op het moment van het in brand steken van de container, zijn 7 personen te zien. Alleen verbalisant [verbalisant] heeft verdachte herkend op de bewegende beelden op het moment van het in brand steken van de container. Deze beelden zijn veel minder duidelijk en niet is geverbaliseerd waaraan verdachte op deze beelden is herkend. Uiterlijke kenmerken zijn op de beelden niet of nauwelijks waarneembaar en de kleding van de verschillende personen die te zien zijn, is erg gelijkend. Verdachte herkent zichzelf op deze beelden niet. Op latere beelden van die avond wordt de persoon op pagina 75 ook weer door verbalisant [verbalisant] herkend als verdachte. Deze beelden zijn na de brandstichting gemaakt en zeggen op zichzelf niets over het in brand steken van de container, maar de conclusie dat verdachte hier te zien is als de op de still in het rood omcirkelde persoon is onjuist. Mede gelet op deze latere abusievelijke herkenning door de verbalisant die ook als enige verdachte zou hebben herkend op de beelden van het daadwerkelijk in brand steken van de container, kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat verdachte als één van de 7 personen betrokken was bij het in brand steken van de container.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat vast staat dat er op 31 december 2023 op het Smaragdplein in Amsterdam een rolcontainer in brand is gestoken. Het was die avond onrustig in de buurt en er vonden meerdere brandstichtingen en explosies plaats. Camerabeelden van de omgeving van het Smaragdplein zijn bekeken en de beschrijving van wat daarop te zien is volgens verbalisant [verbalisant] , zit in het dossier. [verbalisant] beschrijft dat hij ruim tien uur aan beeldmateriaal heeft bekeken en dat hij daarvan twee compilaties heeft laten maken. De rechtbank beschikt niet zelf over de bewegende beelden of de genoemde compilaties.
De beschrijving van de camerabeelden door verbalisant [verbalisant] valt, samengevat en voor zover in deze zaak van belang, uiteen in drie delen. Op het eerste deel, bij gebouw De Edelsteen, zijn de subjecten (personen) 1 t/m 13 te zien en beschreven. Verdachte is door meerdere verbalisanten aan de hand van deze beelden herkend als subject 13. Verdachte heeft ter terechtzitting ook zichzelf herkend als subject 13.
Het tweede deel van de camerabeelden beschrijft het in brand steken van de in de tenlastelegging genoemde rolcontainer. Op dit deel van de beelden zijn zeven personen te zien, één van hen is volgens [verbalisant] subject 13, verdachte.
Het derde deel van de camerabeelden beschrijft een groep subjecten, die over de Van Woustraat in de richting van de Jozelf Israëlskade en Amsteldijk gaan. Op deze beelden ziet verbalisant [verbalisant] subject 13, verdachte met een fles in zijn handen. Op pagina 75 van het dossier op de onderste foto is deze persoon rood omcirkeld.
Hoewel de rechtbank verdachte op de stills van de beelden van de brandstichting niet zelf kan herkennen, is de conclusie van verbalisant [verbalisant] dat verdachte één van de brandstichters is mogelijk wel te trekken op basis van de bewegende beelden in onderlinge samenhang beschouwd. Verdachte herkent zichzelf niet op de beelden van de brandstichting en hij betwist dat hij de rood omcirkelde persoon op pagina 75 van het dossier is. De rechtbank houdt rekening met een mogelijke vergissing van verbalisant [verbalisant] op pagina 75, nu het uiterlijk van de rood omcirkelde persoon anders lijkt te zijn dan dat van verdachte, zowel ter terechtzitting als op het eerste deel van de camerabeelden. Omdat de rechtbank niet zelf over de (compilaties van de) bewegende beelden beschikt, kan zij niet beoordelen of de conclusie van verbalisant [verbalisant] dat verdachte één van de brandstichters is geweest op basis van de bewegende beelden kan worden getrokken. De rechtbank kan niet beoordelen of subject 13, verdachte, vanaf het begin van de camerabeelden tot en met de brandstichting te volgen is geweest of dat er bij de herkenning van verdachte als betrokken bij de brandstichting ook sprake kan zijn van een mogelijke vergissing.
De hierboven beschreven twijfel, moet in een strafzaak in het voordeel van een verdachte worden uitgelegd. Daarom acht de rechtbank het ten laste gelegde niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert € 368,48 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K. Oldekamp-Bakker, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. A.E. van Montfrans en K.M. van Hassel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Veldman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 juli 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.