ECLI:NL:RBAMS:2025:5928

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
13-112018-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees Aanhoudingsbevel en overlevering

Op 29 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen, die wordt verdacht van het niet naleven van een vrijheidsstraf van één jaar, opgelegd door de regionale rechtbank in Malbork. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 10 juli en 29 juli 2025 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.W. Kuijpers, en een tolk in de Poolse taal. Tijdens de zittingen is vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij de hoger beroep zitting in Polen, wat vragen oproept over zijn verdedigingsrechten. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen, met schorsing tot aan de uitspraak. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende duidelijkheid is over de procedure in hoger beroep en of de opgeëiste persoon op de hoogte was van de zitting. De rechtbank heeft vragen geformuleerd voor de Poolse autoriteiten om meer informatie te verkrijgen over de adresinstructie en de datum van het hoger beroep. De rechtbank heeft de zaak heropend en de oproeping van een tolk bevolen voor een nieuwe zitting op 5 augustus 2025.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-112018-25
Datum uitspraak: 29 juli 2025
TUSSEN-UITSPRAAK
op de vordering van 16 mei 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 maart 2025 door
the District Court inGdańsk
(Polen)(hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1986,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 10 juli 2025
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 10 juli 2025, in aanwezigheid van mr. W.L.M. van Poll, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.W. Kuijpers, advocaat te Hoofddorp en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.
Zitting 29 juli 2025
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 29 juli 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.W. Kuijpers, advocaat te Hoofddorp en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
sentence of the regional court in Malbork dated 27 July 2023, II K 1085/22.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Inleiding
Ter aanvulling op het EAB heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit op 15 juli 2025 de volgende informatie verstrekt:
“1. The information contained in Questionnaire D concerns the first instance proceedings.
2. Attached is Form D concerning the second-instance proceedings. [4]
3. The appeal was filed by the court-appointed defense attorney representing the convicted person.
4. By letter dated 25 January 2023 [de opgeëiste persoon] filed a motion with the Regional Court in Malbork to appoint a public defender in the criminal proceedings, citing his poor financial situation. By order of 13 June 2023, the Regional Court in Malbork appointed public defender for the accused: attorney Krzysztof Wlodarczyk. The defense extends to the entire court proceedings, both first and second instance.
5. During the proceedings, [de opgeëiste persoon] provided his residential and correspondence address as [adres 2] . He appeared at the first instance hearings on 4 July 2023 and 25 July 2023. He pleaded guilty to the offenses charged and provided explanations. The District Court in Gdansk notified [de opgeëiste persoon] of the date of the appeal hearing at the above address. [de opgeëiste persoon] did not appear. His court-appointed defense attorney, Krzysztof Wlodarczyk, appeared.
6. On November 18, 2022, [de opgeëiste persoon] , when giving his testimony as a suspect at the District Police Headquarters in Nowy Dwoj Gdanski, was personally informed and signed an instruction on the obligation to report any change of residence or stay lasting longer than 7 days to provide a new address to indicate the addressee for service in Poland in the event of a trip to the European Union and the consequences of failing to comply with the above. The above instruction applies to the entire criminal proceedings.”
Het Internationaal Rechtshulpcentrum heeft naar aanleiding van deze informatie aanvullende vragen gesteld. Op 21 en 24 juli 2025 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit de volgende aanvullende informatie verstrekt:
“In reference to the European Arrest Warrant issued on 20 March 2025, and in response to the email dated 17 July 2025, 1 hereby inform you that the accused, [de opgeëiste persoon] , did not appoint a defense attorney of his own choosing and was represented by a public defender. The scope of defense is defined in Article 84 § 1 of the Code of Criminal Procedure.”
“With reference to the letter dated 17July 2025, to supplement the information provided, I clarify regarding point 2 that on 18.11 .2022. [de opgeëiste persoon] read and signed the Instruction on the Rights and Obligations of the Suspect in Criminal Proceedings, and its content applies to the entire criminal proceedings. Furthermore, on 23 March 2023, [de opgeëiste persoon] personally received a copy of the indictment sent by the Regional Court in Malbork, along with the Instruction on Rights and Obligations (Card 2526), which cites the same regulations arising from the Code of Criminal Procedure, ie., Articles 132, 133, 138, and 139, as in the instruction dated 18 November 2022. The criminal case files indicate that the Notification of Acceptance of the Appeal Filed by Attorney Krzysztof Wlodarczyk. the Regional Court in Malbork notified [de opgeëiste persoon] in a letter dated 27.09.2023 he did not collect the letter: he was notified twice.”
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de overlevering geweigerd moet worden omdat niet vastgesteld kan worden of de opgeëiste persoon geschaad is in zijn verdedigingsrechten. Uit de aanvullende informatie blijkt dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de zitting in hoger beroep. Ook is hij niet in persoon gedagvaard. Het blijft onduidelijk of er een adres-instructie is geweest en of de opgeëiste persoon op de hoogte was van de zitting.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het hoger beroep getoetst dient te worden aan artikel 12 OLW en dat kan worden afgezien van de weigeringsgrond omdat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure. Hij was aanwezig op de zitting in eerste aanleg en heeft om een advocaat gevraagd. Daarnaast heeft de opgeëiste persoon ook een adres-instructie ontvangen.
Oordeel van de rechtbank
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [5]
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van het arrest in hoger beroep terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat – kort gezegd – het arrest is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt. De rechtbank acht van belang dat op grond van het ingevulde d-formulier voor het hoger beroep in combinatie met de aanvullende informatie van 15 juli 2025 het onduidelijk blijft of de opgeëiste persoon daadwerkelijk in persoon is gedagvaard of de advocaat in hoger beroep daadwerkelijk heeft gemachtigd. Dat betekent dat de rechtbank niet kan vaststellen dat zich een situatie als bedoeld in artikel 12 sub a of b OLW zich voordoet.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank overweegt dat uit de informatie van de Poolse autoriteiten niet duidelijk blijkt dat de opgeëiste persoon er op is gewezen dat de adresinstructie die hij in eerste aanleg heeft ontvangen zich ook uitstrekt over een eventuele procedure in hoger beroep. Het is dan ook niet duidelijk of de opgeëiste persoon kon of moest weten dat hij na zijn laatste veroordeling bereikbaar moest blijven op zijn laatst opgegeven adres in verband met een mogelijke procedure in hoger beroep.
Om te kunnen vaststellen of de opgeëiste persoon stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen in de procedure in hoger beroep, dan wel of hij kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie, dient de volgende vraag te worden beantwoord door de Poolse autoriteiten:
- Op welke wijze was het voor de opgeëiste persoon kenbaar dat de adresinstructie die aan de opgeëiste persoon is gegeven en ontvangen in eerste aanleg ook zag op een (eventuele) procedure in hoger beroep ?
3.2
Genoegzaamheid
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat het EAB in zijn geheel niet genoegzaam is omdat uit het EAB niet blijkt of het slechts ziet op het vonnis in eerste aanleg of op het hoger beroep. Het is niet bekend wat de datum van het hoger beroep is en of de straf in hoger beroep is aangepast of gehandhaafd. De overlevering dient geweigerd te worden vanwege de ontbrekende informatie, dan wel moeten nadere vragen worden gesteld aan de Poolse autoriteiten over het hoger beroep.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de Overleveringswet niet vereist dat een datum van het hoger beroep wordt vermeld in het EAB. Daarnaast dient te worden uitgegaan van de juistheid van het EAB met betrekking tot de hoogte van de straf.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens moet bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Verder moet het voor de rechtbank duidelijk zijn of het verzoek voldoet aan de in de OLW genoemde vereisten. Zo moet het EAB een beschrijving bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten die zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Die beschrijving moet ook de naleving van het specialiteitsbeginsel kunnen waarborgen.
In deze zaak is het volgende van belang. De rechtbank stelt vast dat het EAB ziet op de tenuitvoerlegging van een arrest in hoger beroep. Uit het EAB en de aanvullende informatie blijkt niet wat de datum is van het hoger beroep en wat er is beslist. Het is de rechtbank op dit moment niet duidelijk wat de hoogte is van de straf waarvoor de overlevering wordt gevraagd.
Om vast te kunnen stellen waarvoor de overlevering wordt verzocht dienen de volgende vragen aan de Poolse autoriteiten te worden gesteld:
- Wat is de datum van de beslissing in hoger beroep?
- Wat is er in hoger beroep beslist?

4.Strafbaarheid

4.1
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

5.Beslissing

HEROPENThet onderzoek ter zitting onder gelijktijdige schorsing voor bepaalde tijd tot 5 augustus 2025 om 10.00, om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de onder overweging 3.1 en 3.2 geformuleerde vragen voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Poolse taal voor 5 augustus 2025 om 10.00.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. E. Biçer, voorzitter,
mr. R.A. Sipkens en mr. D.L.S. Ceulen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Gauneau, griffier.
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 29 juli 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 OLW.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Het ingevulde D)-formulier ziet op de procedure in hoger beroep. Hierin vermeldt de autoriteit dat de opgeëiste persoon op 28 november 2023 is opgeroepen op het adres [adres 2] en dat de dagvaarding ‘was deemed served’. Ook heeft de opgeëiste persoon een – gekozen of toegevoegde – advocaat gehad om namens hem de verdediging te voeren en deze advocaat heeft ook daadwerkelijk de verdediging gevoerd ter zitting.
5.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (