Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 augustus 2025 in de zaak tussen
[eiseres] uit [woonplaats] , eiseres
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder,
de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid).
[naam 3] .
Samenvatting
Procesverloop
Beoordeling door de rechtbank
14 juli 2021. Bij besluit van 1 augustus 2023 is deze vergunning alsnog geweigerd. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing is.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen en op de verbeelding aangeduide bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
kan worden gerealiseerdop grond van een omgevingsvergunning. Van belang is dus of de bebouwing op basis van die omgevingsvergunning daadwerkelijk
kan worden gerealiseerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht geconcludeerd dat dit hier niet het geval is, omdat de werking van de van rechtswege verleende omgevingsvergunning was opgeschort totdat op het bezwaar van de belanghebbenden was beslist. Met andere woorden: de van rechtswege verleende omgevingsvergunning heeft nooit rechtskracht gehad en is met het bestreden besluit herroepen en alsnog geweigerd. Van strijd met het gelijkheidsbeginsel is geen sprake. De omstandigheid dat ook het herziene bestemmingsplan nadien weer is gewijzigd en dat daaruit al dan niet de bedoeling van de planwetgever kan worden afgeleid, zoals namens eiseres is gesteld, maakt het voorgaande oordeel van de rechtbank niet anders.
de uitbreidingen aan de achtergevel en de kelder zouden kunnen leiden tot een vergunbare situatie. Hiervoor moet een maatwerkadvies worden opgesteld", maar daaruit leidt de rechtbank geen concrete, ondubbelzinnige toezegging af. Ook in de overige stukken leest de rechtbank een dergelijke toezegging niet terug. Daarom wordt niet voldaan aan ‘stap 1’ als bedoeld in de uitspraak van de Afdeling genoemd onder rechtsoverweging 7.1. Eiseres wijst er verder op dat zij veelvuldig vooroverleg heeft gehad met medewerkers van verweerder en dat deze overleggen bij haar de indruk hebben gewekt dat verweerder medewerking zou verlenen aan het afwijken van het bestemmingsplan, maar ook dat is onvoldoende voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel. Omdat niet is voldaan aan stap 1 (en ook niet aan stap 2), slaagt deze grond reeds daarom niet.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder om aan eiseres een schadevergoeding van € 1.500,- te betalen;
mr.M.M. Mazurel, griffier.