ECLI:NL:RBAMS:2025:5971

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2025
Publicatiedatum
15 augustus 2025
Zaaknummer
C/13/772591 en C/13/772777
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing conservatoir beslag in kort geding tussen Gazprom International en Gazprom Neft c.s. tegen LLC Manufacturing and Commercial Company Avtodor

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 14 augustus 2025 uitspraak gedaan in een kort geding waarin Gazprom International en Gazprom Neft c.s. vorderingen hebben ingesteld tegen LLC Manufacturing and Commercial Company Avtodor. De eiseressen, Gazprom International en Gazprom Neft c.s., hebben conservatoire beslagen gelegd op de activa van Avtodor, die zich bezighoudt met de winning van graniet in Oekraïne. Avtodor heeft verzocht om opheffing van deze beslagen, stellende dat zij schade heeft geleden door de Russische invasie in Oekraïne, waarbij zij Gazprom International en Gazprom Neft c.s. aansprakelijk stelt voor de geleden schade. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van Avtodor summierlijk ondeugdelijk zijn, omdat de immuniteit van jurisdictie van de Russische Federatie in het geding is. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van Gazprom International en Gazprom Neft c.s. tot opheffing van de beslagen afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de complexiteit van de rechtsverhoudingen tussen de betrokken partijen en de impact van internationale rechtsprincipes op de nationale rechtsgang.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
Vonnis in kort geding in gevoegde zaken van 14 augustus 2025
in de zaak met zaaknummer/rolnummer: C/13/772591 / KG ZA 25-572 VVV/MV (hierna zaak 1) van
de vennootschap naar Russisch recht
GAZPROM INTERNATIONAL LIMITED,
gevestigd te Kaliningrad Oblast (Russische Federatie),
eiseres bij dagvaarding op verkorte termijn van 18 juli 2025,
advocaat mr. E.F. Kraaijeveld te Amsterdam,
tegen
de vennootschap naar Oekraïens recht
LLC MANUFACTURING AND COMMERCIAL COMPANY AVTODORKOMPLEKT,
gevestigd te Zaporizja (Oekraïne),
gedaagde,
advocaat mr. W.J.L. de Clerck te Leiden,
en in de zaak met zaaknummer/rolnummer C/13/772777 / KG ZA 25-579 VVV/MV (hierna zaak 2) van
1. de vennootschap naar Russisch recht
GAZPROM NEFT MIDDLE EAST PROJECTS LLC,
gevestigd te Kaliningrad Oblast (Russische Federatie) ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GAZPROM NEFT BRADA B.V.,
gevestigd te Amstelveen,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GAZPROM NEFT MIDDLE EAST B.V.,
gevestigd te Amstelveen,
eiseressen bij dagvaarding op verkorte termijn van 21 juli 2025,
advocaat mr. M.G.T. Boer te Rotterdam,
tegen
de vennootschap naar Oekraïens recht
LLC MANUFACTURING AND COMMERCIAL COMPANY AVTODORKOMPLEKT,
gevestigd te Zaporizja (Oekraïne),
gedaagde,
advocaat mr. W.J.L. de Clerck te Leiden.
Eiseressen zullen hierna ook Gazprom International, GPN Middle East Projects, GPN Badra en GPN Middle East worden genoemd.
Eiseressen in zaak 2 zullen hierna tezamen ook Gazprom Neft c.s. worden genoemd. Gedaagde in beide zaken zal hierna Avtodor worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 24 juli 2025 heeft Gazprom International in zaak 1 de dagvaarding toegelicht. Avtodor heeft mede aan de hand van een vooraf ingediende conclusie van antwoord verweer gevoerd. In zaak 2 heeft Gazprom Neft c.s. de dagvaarding toegelicht. Ook in die zaak heeft Avtodor mede aan de hand van een vooraf ingediende conclusie van antwoord verweer gevoerd. Alle partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
aan de zijde van Gazprom International: [naam] (projectmanager), bijgestaan door C. Ubbens (tolk), met mr. J.Ph. de Korte, mr. G.J. Wilts en mr. J.J.H. Jung;
aan de zijde van Gazprom Neft c.s.: mr. Boer;
aan de zijde van Avtodor: mr. De Clerck en mr. A. Oorthuys.
Mr. M.C. van Leyenhorst (advocaat van Avtodor) en mr. B.A. Boersma (advocaat van Gazprom Neft c.s.) hebben digitaal deelgenomen aan de mondelinge behandeling.
1.3.
Na verder debat is vonnis bepaald op 14 augustus 2025.

2.De feiten

2.1.
Gazprom International is een Russische vennootschap waarvan de aandelen indirect in meerderheid worden gehouden door de Russische Federatie. Gazprom International houdt op haar beurt alle aandelen in Gazprom International Projects B.V. en 50% van de aandelen in Wintershall Noordzee B.V. (hierna Wintershall).
2.2.
GPN Middle East Projects is een Russische vennootschap die de aandelen houdt in GPN Badra en GPN Middle East, twee Nederlandse vennootschappen.
2.3. Avtodor is een Oekraïense vennootschap die zich bezig houdt met de winning, verwerking en verkoop van granietproducten.
2.4.
Op 22 juni 2025 heeft Avtodor bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank verlof gevraagd tot het leggen van conservatoire beslagen ten laste van Gazprom International en Gazprom Neft c.s. Verzocht is onder meer beslag te leggen op de aandelen die Gazprom International houdt in Gazprom International Projects B.V. en Wintershall, en op de aandelen die GPN Middle East Projects houdt in GPN Badra en GPN Middle East. Ook is verzocht derdenbeslagen te leggen ten laste van Gazprom International en Gazprom Neft c.s. onder een aantal banken, onder Wintershall en onder een aantal andere vennootschappen op alle vorderingen die Gazprom International en Gazprom Neft Middle East Projects hebben op Wintershall en op die andere vennootschappen.
2.5.
Op 23 juni 2025 heeft de voorzieningenrechter het verlof verleend. De vordering is hierbij (inclusief rente en kosten) begroot op € 660.000.000,00. Bepaald is dat de eis in de hoofdzaak moet worden ingesteld binnen 28 dagen na de eerste beslaglegging. Op 16 juli 2025 is die termijn verlengd met 14 dagen.
2.6.
In het beslagrekest van Avtodor staat onder meer het volgende:
- Avtodor is gevestigd in de provincie Donetsk in Oekraïne;
- zij beschikt over een vergunning voor het winnen van graniet;
- in januari 2022 is Avtodor gestart met de winning van graniet ten behoeve van de levering aan een Oostenrijkse afnemer waarmee zij een contract had afgesloten;
- in februari 2022 is de Russische Federatie Oekraïne binnengevallen en sindsdien zijn delen van het grondgebied van Oekraïne bezet;
- die Russische invasie heeft plaatsgevonden met logistieke, financiële en materiële steun van verschillende particuliere bedrijven;
- onder die particuliere bedrijven bevinden zich moedervennootschappen van Gazprom International en Gazprom Neft c.s.;
- de rol van die vennootschappen bestond er onder meer uit dat
(a) zij Belarus hebben beloond voor het beschikbaar stellen van haar grondgebied met de verkoop van aardgas tegen lage prijzen,
(b) zij de energiecrisis in de EU hebben aangewakkerd door aardgas tegen hoge prijzen te verkopen en zodoende is getracht de bereidheid van de EU te verminderen om in Oekraïne te interveniëren,
(c) zij EU-staten die een pro-Kremlin houding hebben aangenomen hebben beloond,
(d) zij onder het mom van particulier beveiligingspersoneel gewapende groepen hebben gerekruteerd en betaald om in Oekraïne gevechtshandelingen te verrichten;
- zij hebben dit gedaan in de wetenschap dat dit schade zou veroorzaken, zoals door Avtodor geleden;
- die schade bestaat er in dit geval uit dat de onderneming van Avtodor is ontnomen door een staatsbedrijf van de (niet-erkende) Volksrepubliek Donetsk;
- hierdoor heeft een van de schuldeisers van Avtodor haar faillissement aangevraagd;
- in het kader van een herstructureringsprocedure dient Avtodor een rechtsvordering in te stellen ter zake van het verlies van haar onderneming op grond van een onrechtmatige daad naar Oekraïens recht;
- Avtodor heeft daartoe op 12 juni 2025 Gazprom International, Gazprom Neft c.s. en een aantal andere Gazpromvennootschappen hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van het verlies van haar onderneming, door een schade-expert begroot op (omgerekend) ongeveer € 600.000.000,00;
- de aansprakelijk gestelde partijen hebben hier niet op gereageerd;
- Avtodor heeft een dagvaarding in voorbereiding, aan te brengen voor de bevoegde rechter in Oekraïne;
- in die dagvaarding is de hoofdelijke aansprakelijkheid gebaseerd op groepsaansprakelijkheid wegens onrechtmatige daad en op zogenoemde alter ego-aansprakelijkheid;
- de (internationaal) bevoegde rechter is de rechtbank te Zaporizja omdat de schade zich daar heeft voorgedaan en het toepasselijk recht is het Oekraïense recht;
- een door de rechtbank Zaporizja te wijzen vonnis kan in Nederland worden erkend en ten uitvoer worden gelegd;
- Avtodor wenst conservatoir beslag te leggen ten laste van Gazprom International en Gazprom Neft c.s. vanwege gegronde vrees voor verduistering van vermogensbestanddelen;
- het conservatoir beslag voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit; - de voorzieningenrechter van deze rechtbank is bevoegd ten aanzien van het verzoek tot het leggen van de beslagen op de aandelen in GPN Badra en GPN Middle East, nu deze twee vennootschappen in Amstelveen zijn gevestigd;
- aangezien alle conservatoire beslagen zien op een en dezelfde vordering wegens hoofdelijke aansprakelijkheid, is de voorzieningenrechter van deze rechtbank ook voor het overige bevoegd om van het beslagrekest kennis te nemen.
2.7.
In paragraaf 57 tot en met 60 van het beslagrekest staat het volgende:
Eerdere beslagen door andere beslagleggers (beslagsyllabus, A.2)57. Avtodor is er, onder meer vanwege berichten op online-media, mee bekend dat twee andere Oekraïense claimanten, Zhnyvak en Slavutich, eerder conservatoir beslag hebben gelegd ten laste van Gazprom International op door deze gehouden aandelen in Wintershall en Gazprom Projects.58. Gazprom International heeft in 2024 vergeefs opheffing van het door Slavutich gelegde aandelenbeslag gevorderd. Deze vordering is nu aanhangig in hoger beroep.59. Daarnaast heeft Gazprom International recent opheffing gevorderd van de door Zhnyva en (nogmaals) Slavutich gelegde beslagen, op grond van een afwijzende beschikking van de Rechtbank Den Haag in een door Zhnyva aanhangig gemaakte exequaturprocedure. Dit kort geding diende op 16 juni jl. voor de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag en de zaak staat nu voor vonnis (14 juli).60. Bij geen van deze procedures is Avtodor partij.
2.8.
Bij e-mail van 15 juli 2025 van de advocaat van Gazprom International is Avtodor gesommeerd om de beslagen per direct op te heffen. Avtodor heeft aan die sommatie geen gevolg gegeven.

3.Het geschil

In zaak 1:
3.1.
Gazprom International vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. het beslagverlof (al dan niet met terugwerkende kracht) op te heffen;
2. alle door Avtodor ten laste van Gazprom International op basis van het beslagverlof (nu of in de toekomst) gelegde conservatoire beslagen op te heffen of als niet rechtsgeldig te verklaren;
3. Avtodor op straffe van een dwangsom van € 25.000.000,00 per overtreding te verbieden om een verzoek tot het verlenen van verlof tot het leggen van conservatoir beslag ten laste van Gazprom International in te dienen zonder dat Avtodor daarbij artikel 21 Rv ten volle nakomt;
4. Avtodor te veroordelen in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In zaak 2:
3.2.
Gazprom Neft c.s. vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. alle door Avtodor ten laste van Gazprom Neft c.s. gelegde beslagen (al dan niet met terugwerkende kracht) op te heffen;
2. alle door Avtodor ten laste van Gazprom Neft c.s. op basis van het beslagverlof in de toekomst te leggen conservatoire beslagen reeds nu voor alsdan op te heffen of als niet rechtsgeldig te verklaren;
3. Avtodor te veroordelen in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.3.
In
zaak 1heeft Gazprom International onder meer het volgende aangevoerd. De zaak van Avtodor kan alleen goed worden begrepen door kennis te nemen van twee andere zaken die door Oekraïense ondernemingen zijn aangespannen, de Slavutich-zaak en de Zhnyva-zaak. Slavutich heeft op 31 januari 2023 bij de rechtbank Zaporizja een vordering aanhangig gemaakt tegen de Russische Federatie waarin zij (omgerekend) ongeveer € 10.100.000,00 vordert als vergoeding van de schade die zij heeft geleden als gevolg van de Russische inval in Oekraïne. Ondanks dat de Russische Federatie niet rechtsgeldig was opgeroepen en niet was verschenen, heeft de rechtbank Zaporizja op 4 mei 2023 de vordering bij verstek toegewezen. Dit is ten onrechte omdat de Oekraïense rechter ambtshalve had moeten oordelen dat de Russische Federatie immuniteit van jurisdictie toekomt en/of dat hij niet bevoegd was rechtsmacht uit te oefenen over overheidshandelingen van de Russische Federatie. Op 22 mei 2024 heeft Slavutich een tweede zaak aangespannen bij de rechtbank Zaporizja tegen Gazprom International, twee andere Gazprom-vennootschappen en (wederom) tegen de Russische Federatie, waarin dezelfde vordering als in de eerste procedure is ingesteld. Bij verstekvonnis van 15 augustus 2024 heeft de rechtbank Zaporizja de vordering tegen al deze partijen hoofdelijk toegewezen, waarbij de rechtbank uitging, conform het gevorderde, van alter ego-aansprakelijkheid. Ook toen heeft de Oekraïense rechter ten onrechte geen immuniteit van de Russische Federatie of van haar alter ego’s aangenomen. Eveneens in 2024 heeft Slavutich verlof gevraagd en verkregen van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag om conservatoir beslag te leggen op de aandelen die Gazprom International houdt in Wintershall. Een vordering van Gazprom International om dat beslag op te heffen is ten onrechte afgewezen door de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag in zijn vonnis van 15 augustus 2024 [1] . Het door Gazprom International ingestelde hoger beroep tegen dit vonnis loopt nog. Een exequaturverzoek dat Slavutich op grond van het Erkenningsverdrag [2] heeft ingediend bij de rechtbank Den Haag om het verstekvonnis van 15 augustus 2024 in Nederland te erkennen en ten uitvoer te leggen is bij beschikking van 17 juli 2025 [3] afgewezen. De rechtbank Den Haag was terecht van oordeel dat zij geen rechtsmacht mocht aannemen omdat uit niets blijkt dat de Russische Federatie afstand had gedaan van het recht op immuniteit van jurisdictie.
In de zaak Zhnyva zijn vergelijkbare stappen gezet als in de zaak Slavutich. Ook Zhnyva heeft twee keer een verstekvonnis verkregen van de rechtbank Zaporizja. Op 5 juni 2025 weigerde de rechtbank Den Haag [4] Zhnyva ten aanzien van het tweede verstekvonnis een exequatur vanwege de immuniteit van jurisdictie. Ook hadden Zhnyva en Slavutich (wederom) conservatoir beslag gelegd ten laste van Gazprom International maar dit heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag in zijn vonnis van 14 juli 2025 [5] opgeheven. In dat vonnis achtte de voorzieningenrechter de vorderingen waarvoor beslag was gelegd summierlijk ondeugdelijk omdat aannemelijk is dat alle pogingen om in Nederland (al dan niet verkapt) een exequatur tegen Gazprom International te verkrijgen zullen falen wegens immuniteit van jurisdictie. Dat de Haagse rechter geen exequatur heeft verleend in de zaken Slavutich en Zhnyva en dat hij het door hen gelegde conservatoire beslag heeft opgeheven, zijn oordelen die ook moeten gelden in de zaak van Avtodor, omdat die zaak op dezelfde gronden is gestoeld.
Van belang is verder dat de zaken Slavutich en Zhnyva onderbelicht zijn in het beslagrekest van Avtodor, hetgeen in strijd is met artikel 21 Rv.
Ook heeft Avtodor artikel 21 Rv op ernstige wijze geschonden door in het beslagrekst niet te vermelden dat zij in Oekraïne reeds twee keer eerder heeft geprocedeerd (een keer tegen de Russische Federatie en een keer tegen de Russische Federatie en een aantal Gazpromvennootschappen), dat zij ook toen een vergoeding heeft gevorderd voor de schade die het gevolg was van de Russische inval in Oekraïne en dat beide vorderingen (op 19 september 2023 en op 27 augustus 2024) bij verstek zijn toegewezen.
Onder meer op grond van die schendingen van artikel 21 Rv dienen de beslagen te worden opgeheven.
3.4.
In
zaak 2heeft Gazprom Neft c.s. zich in grote lijnen op dezelfde opheffingsgronden beroepen als Gazprom International. Gazprom Neft c.s. heeft eveneens verwezen naar de eerdere procedures in de zaken Slavutich en Zhnyva en zich op het standpunt gesteld dat de oordelen van de rechtbank Den Haag die in die zaken zijn geveld
mutatis mutandisgelden in de zaak van Avtodor en dus moeten leiden tot opheffing van de door Avtodor gelegde beslagen.
3.5.
Avtodor heeft in
beide zakenverweer gevoerd. In de kern komt dit verweer erop neer dat de vordering waarvoor zij beslag heeft gelegd fundamenteel verschilt van de vorderingen die Slavutich en Zhnyva bij de Oekraïense rechter hebben ingesteld. Gazprom International en Gazprom Neft c.s. worden door Avtodor
nietaangesproken op de grondslag dat zij als alter ego van de Russische Federatie met de Russische Federatie kunnen worden vereenzelvigd. De grondslag voor de onderhavige vordering is dat zij in groepsverband een onrechtmatige daad hebben gepleegd, waarvoor zij naar Oekraïens recht hoofdelijk kunnen worden aangesproken. Dit zijn ‘gewone’ commerciële vorderingen tegen commerciële partijen. De Russische Federatie is geen procespartij (ook niet indirect), dus immuniteit van jurisdictie is in de zaak van Avtodor niet aan de orde. Een vonnis van de Oekraïense rechter kan dus in Nederland worden erkend. De vordering waarvoor beslag is gelegd is dan ook niet summierlijk ondeugdelijk in de zin van artikel 705 lid 2 Rv.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In de dagvaarding in
zaak 1heeft Gazprom International de volgende gronden opgenomen om tot opheffing van de beslagen te komen:
(1) De Nederlandse rechter heeft vanwege de immuniteit van jurisdictie (zie artikel 1 Rv jo artikel 13a Wet AB) geen internationale bevoegdheid om een in Oekraïne te wijzen vonnis voor erkenning en tenuitvoerlegging in Nederland in aanmerking te laten komen (ofwel op grond van artikel 985 Rv jo het Erkenningsverdrag ofwel via de verkapte exequaturprocedure van artikel 431 lid 2 Rv). De schade die Avtodor stelt te hebben geleden is immers een rechtstreeks gevolg van militair handelen van de Russische Federatie in een gewapend conflict (dit is overheidshandelen) en de daarmee gepaard gaande invoering van Russisch recht in delen van Oekraïne.
(2) Er vindt geen rechtsgeldige oproeping en betekening plaats (conform het Haags Betekeningsverdrag) van/aan Russische partijen van stukken met betrekking tot Oekraïense gerechtelijke procedures. Ook om die reden kan een Oekraïens vonnis niet in Nederland worden erkend of ten uitvoer worden gelegd.
(3) In Oekraïne is geen sprake van een
fair trial; Russische partijen hebben geen recht op of effectieve toegang tot rechtsbijstand. De uitkomst van een dergelijke procedure kan evident niet voor erkennning en tenuitvoerlegging in Nederland in aanmerking komen.
(4) Het Erkenningsverdrag is niet van toepassing omdat Oekraïne op
8 december 2023 een verklaring heeft afgelegd die er – kort gezegd – op neer komt dat het verdrag niet geldt in die gebieden in Oekraïne waar Russisch recht van toepassing is verklaard of waar een gewapend conflict plaatsvindt.
(5) De vordering die Avtodor instelt in Oekraïne is summierlijk ondeugdelijk als bedoeld in artikel 705 lid 2 Rv. Gazprom International betwist dat de Oekraïense rechter naar regels van internationaal privaat- en publiekrecht bevoegd is om een (beweerde) vordering van Avtodor te beoordelen. Het handelen dat Gazprom International wordt verweten staat in geen verband, laat staan in causaal verband, met de door Avtodor geleden schade.
(6) Er is geen sprake geweest van een rechtsgeldige beslaglegging omdat het openbaar ministerie de beslagexploten niet aan de Russische centrale autoriteit heeft doorgezonden, waardoor Nederland het Haags Betekeningsverdrag heeft geschonden.
(7) Avtodor heeft in haar beslagrekest artikel 21 Rv geschonden door geen of onvoldoende melding te maken van de eerdere procedures die zijn gevoerd door Slavutich en Zhnyva waaruit volgt dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft. Ook heeft Avtodor artikel 21 Rv op ernstige wijze geschonden door in het beslagrekst niet te vermelden dat zij in Oekraïne reeds twee keer eerder heeft geprocedeerd (een keer tegen de Russische Federatie en een keer tegen de Russische Federatie en een aantal Gazpromvennootschappen), dat zij ook toen een vergoeding heeft gevorderd voor de schade die het gevolg was van de Russische inval in Oekraïne en dat beide vorderingen (op 19 september 2023 en op 27 augustus 2024) bij verstek zijn toegewezen.
(8) Een belangenafweging dient in het voordeel uit te vallen van Gazprom International en wel om de volgende redenen. Avtodor biedt geen verhaal voor de schade die de beslagen veroorzaken. Er is geen reële kans dat Avtodor een exequatur in Nederland zal verkrijgen. De beslagen zijn strijdig met de wensen van de Nederlandse regering om de vermogensbestanddelen van Gazprom International in handen te brengen van een niet-Russische partij ten behoeve van de Nederlandse werkgelegenheid en energiezekerheid. Er zijn meerdere initiatieven in Europa om Oekraïense oorlogsslachtoffers te compenseren en er is geen grond om aan te nemen dat Avtodor niet voor een dergelijke compensatie in aanmerking komt.
4.2.
In de dagvaarding in
zaak 2heeft Gazprom Neft c.s. de volgende gronden opgenomen om tot opheffing van de beslagen te komen (die grotendeels overlappen met de opheffingsgronden in zaak 1):
(1) De vordering waarvoor beslag is gelegd is summierlijk ondeugdelijk in de zin van artikel 705 lid 2 Rv omdat een Oekraïens vonnis als gevolg van immuniteit van jurisdictie niet in Nederland uitvoerbaar is.
(2) Er is geen sprake van rechtsgeldige betekening van stukken met betrekking tot Oekraïense procedures aan Gazprom Neft c.s.
(3) Het Erkenningsverdrag is niet van toepassing vanwege de door Oekraïne afgelegde verklaring.
(4) In Oekraïne is geen sprake van een eerlijk proces omdat Russische partijen geen toegang hebben tot rechtsbijstand.
(5) De vordering waarvoor beslag is gelegd is summierlijk ondeugdelijk in de zin van artikel 705 lid 2 Rv omdat de Oekraïense rechter onbevoegd is kennis te nemen van de vorderingen van Avtodor ten gronde en omdat Russisch recht van toepassing is op de vorderingen van Avtodor. Op grond van Russisch recht is geen sprake van een onrechtmatige daad van Gazprom Neft c.s. De handelingen van Gazprom Neft c.s. die volgens Avtodor onrechtmatig zijn houden geen verband met de schade die Avtodor naar eigen zeggen heeft geleden.
(6) Een afweging van belangen moet in het voordeel uitvallen van Gazprom Neft c.s.
(7) Avtodor heeft artikel 21 Rv geschonden door in haar beslagrekest niets op te nemen over de zaken Slavutich en Zhnyva.
4.3.
De opzeggingsgronden kunnen grofweg worden ingedeeld in drie categorieën: schending van artikel 21 Rv, de summierlijke ondeugdelijkheid (om meerdere redenen) van de vordering waarvoor beslag is gelegd en formele gebreken die kleven aan de beslaglegging.
schending artikel 21 Rv
4.4.
Ten eerste verwijten Gazprom International en Gazprom Neft c.s. Avtodor dat zij de beide Oekraïense verstekvonnissen van 19 september 2023 tegen de Russische Federatie en van 27 augustus 2024 tegen de Russische Federatie en een aantal Gazpromvennootschappen niet heeft genoemd in het beslagrekest, terwijl zij dit ingevolge de Beslagsyllabus wel had moeten doen. In deze verstekvonnissen is op vordering van Avtodor schade toegewezen die gedeeltelijk overeenkomt met de schade waarvoor het onderhavige beslag is gelegd, aldus Gazprom International en Gazprom Neft c.s. Avtodor voert hiertegen aan dat de in deze verstekvonnissen toegewezen vorderingen gebaseerd zijn op een geheel andere aansprakelijkheids-grondslag, namelijk de aansprakelijkheid van de Russische Federatie voor haar oorlogshandelingen en alter ego-aansprakelijkheid van de Gazprom-vennootschappen. De beslagvorderingen waar het in dit kort geding om gaat zijn gegrond op het eigen handelen van de met Gazprom International en Gazprom Neft c.s. verbonden groepsvennootschappen, aldus Avtodor.
4.5.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Niet iedere schending van artikel 21 Rv is zwaarwegend genoeg om opheffing van een conservatoir beslag te rechtvaardigen. Het vermelden van de twee Oekraïense verstekvonnissen had mogelijk een completer beeld kunnen schetsen aan de voorzieningenrechter die over het beslagverlof moest oordelen, omdat dit hem de gelegenheid had kunnen geven te beoordelen of staatsimmuniteit een belemmering voor de beslaglegging zou kunnen vormen. Omdat de beslagvordering echter een andere grondslag heeft dan de vorderingen in de beide verstekvonnissen (en die verstekvonnissen ook deels zien op andere schade) rechtvaardigt het niet vermelden van de verstekvonnissen niet de (ingrijpende) consequentie dat de beslagen reeds daarom moeten worden opgeheven.
4.6.
Voor zover het verwijt gestoeld is op verzwijging van relevante andere verhaalsmogelijkheden voor dezelfde schade treft het ook geen doel. Er was immers geen enkele zekerheid van enig verhaal van schade op grond van de beide verstekvonnissen. Verhaal binnen de Russische Federatie is vooralsnog illusoir. Ten tijde van het aanvragen van het beslagverlof rustten er weliswaar beslagen voor vergelijkbare vorderingen op activa van Gazpromvennootschappen waar de raadslieden van Avtodor mee bekend waren, maar gezien de omvang van de door Avtodor gevorderde schade en de waarde van mogelijke verhaalsobjecten was de kans dat de beslaglegging zou leiden tot een teveel aan verhaalszekerheid ver buiten beeld.
4.7.
Voor zover Gazprom International en Gazprom Neft c.s. aan Avtodor verwijten dat eerdere uitspraken in de door Slavutich en Zhnyva gevoerde procedures in het beslagrekest niet of te versluierd zijn genoemd, treft dat verwijt ook geen doel. Deze procedures zijn ten eerste genoemd in het beslagrekest (zie 2.7). Met name de beschikking van de rechtbank Den Haag van 5 juni 2025 waarin het verzoek van Zhnyva tot erkenning van een tegen Gazprom International gewezen verstekvonnis is afgewezen zou relevant zijn. Dat is echter slechts in betrekkelijke mate het geval, omdat de te erkennen uitspraak op een andere grondslag is gebaseerd dan de vordering waarvoor het onderhavige beslag door Avtodor is gelegd. Het betreft ook daar alter ego aansprakelijkheid voor de aansprakelijkheid van de Russische Federatie zodat in dat geval staatsimmuniteit een belangrijke overweging is (en de reden om de erkenning af te wijzen). De beide uitspraken van 14 en 17 juli 2025 van de rechtbank Den Haag van vergelijkbare strekking waren ten tijde van het beslagverzoek nog niet bekend. Onvoldoende is gebleken dat de raadslieden van Avtodor (die ook optreden voor Slavutich en Zhnyva) tijdens de zittingen over die beide zaken hadden moeten begrijpen dat in die zaken in het nadeel van hun cliënten zou worden geoordeeld. De beperkte aandacht die in het beslagrekest aan deze serie uitspraken is gegeven is dan ook onvoldoende aanleiding om daaraan de (ingrijpende) consequentie te verbinden dat het beslag moet worden opgeheven.
vordering summierlijk (on)deugdelijk
4.8.
De opheffing van een conservatoir beslag kan ingevolge artikel 705 lid 2 Rv onder meer worden bevolen, indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht. Een conservatoir beslag strekt er naar zijn aard toe over te gaan in een executoriaal beslag. Hiervoor is vereist dat de beslaglegger in de hoofdzaak een executoriale titel verkrijgt. Indien – in dit geval – vast zou staan dat de eis in de hoofdzaak, die in Oekraïne zal worden ingesteld, niet kan leiden tot een titel die in Nederland kan worden erkend en ten uitvoer kan worden gelegd, is de vordering waarvoor beslag is gelegd summierlijk ondeugdelijk in de zin van artikel 705 lid 2 Rv.
4.9.
Slavutich en Zhnyva hebben de rechtbank Den Haag verzocht de in Oekraïne gewezen zogenoemde ‘Gazpromvonnissen’ in Nederland te erkennen en ten uitvoer te leggen. In die zaken heeft de rechtbank Den Haag zich hiertoe ambtshalve onbevoegd verklaard vanwege immuniteit van jurisdictie. De rechtbank Den Haag overwoog hiertoe – kort gezegd – dat de desbetreffende Gazpromvennootschappen door de rechtbank Zaporizja zijn aangemerkt als instrument, als alter ego, van de Russische Federatie en om die reden zijn veroordeeld tot vergoeding van de door de Russische Federatie veroorzaakte schade. De rechtbank Den Haag acht zich om die reden gehouden de immuniteit van jurisdictie van de Russische Federatie te respecteren. De voorzieningenrechter oordeelt in dit geval anders. De grondslag van de nog in Oekraïne in te stellen vordering van Avtodor is immers anders. Avtodor zal – anders dan Slavutich en Zhnyva – Gazprom International en Gazprom Neft c.s. niet aansprakelijk stellen als alter ego van de Russische Federatie waarbij zij worden vereenzelvigd met de Russische Federatie. Gazprom International en Gazprom Neft c.s. wordt het verwijt gemaakt dat zij (in groepsverband) zelfstandig onrechtmatig handelen.
4.10.
Gazprom International en Gazprom Neft c.s. hebben uitgebreid betoogd dat ook in de zaak van Avtodor – ondanks de andere grondslag van haar vordering – de immuniteit van jurisdictie in het geding komt omdat de schade die Avtodor stelt te hebben geleden een rechtstreeks gevolg is van soeverein militair handelen van de Russische Federatie. De vordering van Avtodor richt zich dus (indirect) tot de Russische Federatie en heeft tot doel de rechten, belangen, activiteiten en/of eigendomsrechten van de Russische Federatie te beïnvloeden. Gazprom International en Gazprom Neft c.s. verwijzen in dit verband naar artikel 6 lid 2 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de immuniteit van rechtsmacht van Staten en hun eigendommen (hierna het VN-Immuniteitsverdrag), waaruit voortvloeit dat staatsimmuniteit ook van toepassing kan zijn indien een staat niet rechtstreeks in een juridische procedure is betrokken.
4.11.
Avtodor heeft een opinie in het geding gebracht van mr. C.G. van der Plas, hoogleraar Internationaal Privaatrecht aan de Universiteit van Leiden. Hieruit volgt onder meer dat het VN-Immuniteitsverdrag nog niet in werking is getreden, dat een nog door Avtodor te voeren (quasi-) exequaturprocedure geen zaak betreft die onder de reikwijdte van artikel 6 lid 2 van dat verdrag valt en dat het internationaal gewoonterecht in dit geval niet dwingt tot verlening van immuniteit van jurisdictie. Ter illustratie van dit laatste heeft Avtodor een vijftal naar haar mening vergelijkbare internationale uitspraken in het geding gebracht waarin immuniteit van jurisdictie steevast is afgewezen. Op grond van de opinie van mr. Van der Plas en op grond van hetgeen Avtodor op dit punt naar voren heeft gebracht is op zijn minst
verdedigbaardat een rechter aan wie te zijner tijd het verzoek tot erkenning en tenuitvoerlegging wordt voorgelegd zich niet onbevoegd zal of moet achten. Dat een exequatur zal worden verleend is dus niet uitgesloten of onaannemelijk. Op deze grond is de vordering van Avtodor niet summierlijk ondeugdelijk in bovenbedoelde zin. Dat Gazprom Neft c.s. een opinie in het geding heeft gebracht van een andere hoogleraar waarin een andersluidende conclusie wordt getrokken, staat aan dit oordeel niet in de weg.
4.12.
Gazprom International en Gazprom Neft c.s. hebben gesteld dat Russische partijen niet rechtsgeldig worden opgeroepen om te verschijnen in Oekraïense procedures, dat inleidende stukken niet rechtsgeldig worden betekend en dat in Oekraïne geen sprake is van een
fair trialten aanzien van Russische partijen. Ter ondersteuning van dit standpunt hebben Gazprom International en Gazprom Neft c.s. gewezen op de door Slavutich en Zhnyva gevoerde procedures alsmede op de twee eerdere door Avtodor aanhangig gemaakte procedures die hebben geleid tot de verstekvonnissen van 19 september 2023 en 27 augustus 2024. Zij hebben hieraan de conclusie verbonden dat ook om deze redenen een in Oekraïne te wijzen vonnis niet in aanmerking komt voor erkenning en tenuitvoerlegging in Nederland.
4.13.
Het gaat in dit geval om een nog aanhangig te maken procedure in Oekraïne. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zal de Nederlandse rechter aan wie te zijner tijd het exequaturverzoek zal worden voorgelegd aan de hand van wat partijen dan naar voren brengen moeten onderzoeken of in die procedure is voldaan aan alle elementaire beginselen, en zo nee, of dat aan erkenning en tenuitvoerlegging in de weg staat. Op voorhand kan niet op dit oordeel worden vooruitgelopen. Ervaringen uit het verleden, die overigens op inhoudelijke gronden zijn weersproken door Avtodor, zijn hiervoor niet voldoende.
4.14.
Dat het Erkenningsverdrag niet van toepassing zou zijn vanwege de door Oekraïne op 8 december 2023 afgelegde verklaring die er – kort gezegd – op neer zou komen dat het verdrag niet geldt in die gebieden in Oekraïne waar Russisch recht van toepassing is verklaard of waar een gewapend conflict plaatsvindt, is door Avtodor bestreden. Ook een oordeel hierover is voorbehouden aan de rechter aan wie te zijner tijd het exequaturverzoek zal worden voorgelegd. Op voorhand is niet zo evident dat op deze grond een exequaturverzoek zal worden afgewezen, dat hierop in dit kort geding kan worden vooruitgelopen. Verwezen wordt naar het oordeel van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag in het vonnis van 15 augustus 2024. Dit oordeel komt er – kort gezegd – op neer dat de verklaring van Oekraïne van 8 december 2023 er niet aan in de weg staat dat een vonnis van de rechtbank Zaporizja in Nederland wordt erkend.
4.15.
Tot slot is in het kader van de summierlijke (on)deugdelijkheid van belang dat Gazprom International en Gazprom Neft c.s. de aanhangig te maken vordering bij de Oekraïense rechter ook op inhoudelijke gronden niet toewijsbaar achten, met name omdat er geen verband zou bestaan, laat staan een causaal verband, tussen het handelen van de Gazpromvennootschappen en door Avtodor geleden schade.
4.16. Avtodor baseert haar eis in de hoofdzaak (mede) op groepsaansprakelijkheid (vergelijkbaar met groepsaansprakelijkheid in het Nederlandse recht, zie artikel 6:166 lid 1 BW) en op alter ego aansprakelijkheid op grond waarvan Gazprom International en Gazprom Neft c.s. met haar groepsmaatschappijen kan worden vereenzelvigd. De ter verantwoording te roepen Gazpromvennootschappen bieden, aldus Avtodor, willens en wetens financiële, logistieke en materiële steun aan een gezamenlijke inspanning van publieke en private actoren die de invasie en bezetting van Oekraïne omvat en de verduistering en herverdeling van publiek en privaat bezit in de bezette gebieden.
4.17.
Ook hier geldt dat het in eerste instantie aan de Oekraïense rechter is om te oordelen over de aansprakelijkheid van de Gazpromvennootschappen. Het is niet zo evident dat de Oekraïense rechter de vorderingen zal afwijzen, dat hierop in dit kort geding kan worden vooruitgelopen (in die zin dat die vorderingen summierlijk ondeugdelijk kunnen worden geacht).
formele gebreken4.18. Volgens Gazprom International en Gazprom Neft c.s. is geen sprake geweest van een rechtsgeldige beslaglegging omdat het openbaar ministerie de beslagexploten niet aan de Russische centrale autoriteit heeft doorgezonden, waardoor Nederland het Haags Betekeningsverdrag heeft geschonden.
4.19.
Dit standpunt is voorshands onjuist omdat overbetekening aan het parket heeft plaatsgevonden en daarmee is voltooid (zie artikel 7 van de Uitvoeringswet Haags Betekeningsverdrag en Tekst&Commentaar bij artikel 55 Rv, aantekening 59j). Daarmee is de vraag of het parket de stukken doorstuurt naar de Russische centrale autoriteit (partijen twisten daarover) van ondergeschikt belang.
belangenafweging
4.20.
Beide partijen hebben bepleit dat een belangenafweging in hun voordeel dient uit te vallen. Gazprom International heeft in dit kader een aantal belangen opgesomd (zie 4.1 onder 8). Ter zitting heeft zij vooral gehamerd op het belang
dat de beslagen strijdig zijn met de wensen van de Nederlandse regering om de vermogensbestanddelen van Gazprom International in handen te brengen van een niet-Russische partij ten behoeve van de Nederlandse werkgelegenheid en energiezekerheid.
4.21.
Dit belang van Gazprom International is onvoldoende uit de verf gekomen. Dat de aandelen in Wintershall (spoedig) verkocht en geleverd moeten worden is mede gezien de betwisting door Avtodor onvoldoende aannemelijk geworden. Het
Memorandum of Understandingof andere stukken waaruit dit zou moeten blijken zijn niet in het geding gebracht. Als de koper al “klaar zou staan” om de aandelen over te nemen, dan is van belang dat Avtodor heeft toegezegd dit niet te zullen blokkeren door (bijvoorbeeld) mee te werken aan het plaatsen van de verkoopopbrengst op een
escrow-rekening. Dit maakt dat het belang van Avtodor om haar verhaalsmogelijkheden in stand te houden zwaarder weegt.
slotsom
4.22.
De slotsom is dat de vorderingen tot opheffing van de beslagen, zowel in
zaak 1als in
zaak 2, niet worden toegewezen. De overige vorderingen (het beslagverlof al dan niet met terugwerkende kracht opheffen, beslagen als niet rechtsgeldig gelegd verklaren, een verbod nogmaals beslag te leggen zonder dat artikel 21 Rv ten volle wordt nagekomen of een in de toekomst te leggen beslag op te heffen) zijn naar hun aard niet (in kort geding) toewijsbaar, zoals Avtodor terecht heeft aangevoerd.
proces- en nakosten
4.23.
Gazprom International zal in
zaak1 als de in het ongelijk gestelde partij in de proces- en nakosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van Avtodor worden begroot op:
- griffierecht € 714,00
- salaris advocaat
1.107,00
Totaal € 1.821,00
Gazprom Neft c.s. zal in
zaak 2als de in het ongelijk gestelde partij in de proces- en nakosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van Avtodor worden op dezelfde wijze begroot als in zaak 1.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
In zaak 1:
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt Gazprom International in de proceskosten, aan de zijde van Avtodor tot op heden begroot op € 1.821,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Gazprom International in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 178,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis, en te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
In zaak 2:
5.5.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.6.
veroordeelt Gazprom Neft c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Avtodor tot op heden begroot op € 1.821,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.7.
veroordeelt Gazprom Neft c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 178,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis, en te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.8.
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.H. van Voorst Vader, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2025. [6]

Voetnoten

2.Verdrag betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen in burgerlijke of handelszaken van 2 juli 2019 (Trb 2024,42)
6.type: MV