Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Eiseressen in zaak 2 zullen hierna tezamen ook Gazprom Neft c.s. worden genoemd. Gedaagde in beide zaken zal hierna Avtodor worden genoemd.
1.De procedure
aan de zijde van Avtodor: mr. De Clerck en mr. A. Oorthuys.
Mr. M.C. van Leyenhorst (advocaat van Avtodor) en mr. B.A. Boersma (advocaat van Gazprom Neft c.s.) hebben digitaal deelgenomen aan de mondelinge behandeling.
2.De feiten
2.3. Avtodor is een Oekraïense vennootschap die zich bezig houdt met de winning, verwerking en verkoop van granietproducten.
- Avtodor is gevestigd in de provincie Donetsk in Oekraïne;
- zij beschikt over een vergunning voor het winnen van graniet;
- in januari 2022 is Avtodor gestart met de winning van graniet ten behoeve van de levering aan een Oostenrijkse afnemer waarmee zij een contract had afgesloten;
- in februari 2022 is de Russische Federatie Oekraïne binnengevallen en sindsdien zijn delen van het grondgebied van Oekraïne bezet;
- die Russische invasie heeft plaatsgevonden met logistieke, financiële en materiële steun van verschillende particuliere bedrijven;
- onder die particuliere bedrijven bevinden zich moedervennootschappen van Gazprom International en Gazprom Neft c.s.;
- de rol van die vennootschappen bestond er onder meer uit dat
(a) zij Belarus hebben beloond voor het beschikbaar stellen van haar grondgebied met de verkoop van aardgas tegen lage prijzen,
(c) zij EU-staten die een pro-Kremlin houding hebben aangenomen hebben beloond,
(d) zij onder het mom van particulier beveiligingspersoneel gewapende groepen hebben gerekruteerd en betaald om in Oekraïne gevechtshandelingen te verrichten;
- zij hebben dit gedaan in de wetenschap dat dit schade zou veroorzaken, zoals door Avtodor geleden;
- die schade bestaat er in dit geval uit dat de onderneming van Avtodor is ontnomen door een staatsbedrijf van de (niet-erkende) Volksrepubliek Donetsk;
- hierdoor heeft een van de schuldeisers van Avtodor haar faillissement aangevraagd;
- in het kader van een herstructureringsprocedure dient Avtodor een rechtsvordering in te stellen ter zake van het verlies van haar onderneming op grond van een onrechtmatige daad naar Oekraïens recht;
- Avtodor heeft daartoe op 12 juni 2025 Gazprom International, Gazprom Neft c.s. en een aantal andere Gazpromvennootschappen hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van het verlies van haar onderneming, door een schade-expert begroot op (omgerekend) ongeveer € 600.000.000,00;
- de aansprakelijk gestelde partijen hebben hier niet op gereageerd;
- Avtodor heeft een dagvaarding in voorbereiding, aan te brengen voor de bevoegde rechter in Oekraïne;
- in die dagvaarding is de hoofdelijke aansprakelijkheid gebaseerd op groepsaansprakelijkheid wegens onrechtmatige daad en op zogenoemde alter ego-aansprakelijkheid;
- de (internationaal) bevoegde rechter is de rechtbank te Zaporizja omdat de schade zich daar heeft voorgedaan en het toepasselijk recht is het Oekraïense recht;
- een door de rechtbank Zaporizja te wijzen vonnis kan in Nederland worden erkend en ten uitvoer worden gelegd;
- Avtodor wenst conservatoir beslag te leggen ten laste van Gazprom International en Gazprom Neft c.s. vanwege gegronde vrees voor verduistering van vermogensbestanddelen;
- het conservatoir beslag voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit; - de voorzieningenrechter van deze rechtbank is bevoegd ten aanzien van het verzoek tot het leggen van de beslagen op de aandelen in GPN Badra en GPN Middle East, nu deze twee vennootschappen in Amstelveen zijn gevestigd;
- aangezien alle conservatoire beslagen zien op een en dezelfde vordering wegens hoofdelijke aansprakelijkheid, is de voorzieningenrechter van deze rechtbank ook voor het overige bevoegd om van het beslagrekest kennis te nemen.
Eerdere beslagen door andere beslagleggers (beslagsyllabus, A.2)57. Avtodor is er, onder meer vanwege berichten op online-media, mee bekend dat twee andere Oekraïense claimanten, Zhnyvak en Slavutich, eerder conservatoir beslag hebben gelegd ten laste van Gazprom International op door deze gehouden aandelen in Wintershall en Gazprom Projects.58. Gazprom International heeft in 2024 vergeefs opheffing van het door Slavutich gelegde aandelenbeslag gevorderd. Deze vordering is nu aanhangig in hoger beroep.59. Daarnaast heeft Gazprom International recent opheffing gevorderd van de door Zhnyva en (nogmaals) Slavutich gelegde beslagen, op grond van een afwijzende beschikking van de Rechtbank Den Haag in een door Zhnyva aanhangig gemaakte exequaturprocedure. Dit kort geding diende op 16 juni jl. voor de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag en de zaak staat nu voor vonnis (14 juli).60. Bij geen van deze procedures is Avtodor partij.
3.Het geschil
1. het beslagverlof (al dan niet met terugwerkende kracht) op te heffen;
2. alle door Avtodor ten laste van Gazprom International op basis van het beslagverlof (nu of in de toekomst) gelegde conservatoire beslagen op te heffen of als niet rechtsgeldig te verklaren;
3. Avtodor op straffe van een dwangsom van € 25.000.000,00 per overtreding te verbieden om een verzoek tot het verlenen van verlof tot het leggen van conservatoir beslag ten laste van Gazprom International in te dienen zonder dat Avtodor daarbij artikel 21 Rv ten volle nakomt;
4. Avtodor te veroordelen in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
1. alle door Avtodor ten laste van Gazprom Neft c.s. gelegde beslagen (al dan niet met terugwerkende kracht) op te heffen;
2. alle door Avtodor ten laste van Gazprom Neft c.s. op basis van het beslagverlof in de toekomst te leggen conservatoire beslagen reeds nu voor alsdan op te heffen of als niet rechtsgeldig te verklaren;
3. Avtodor te veroordelen in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
zaak 1heeft Gazprom International onder meer het volgende aangevoerd. De zaak van Avtodor kan alleen goed worden begrepen door kennis te nemen van twee andere zaken die door Oekraïense ondernemingen zijn aangespannen, de Slavutich-zaak en de Zhnyva-zaak. Slavutich heeft op 31 januari 2023 bij de rechtbank Zaporizja een vordering aanhangig gemaakt tegen de Russische Federatie waarin zij (omgerekend) ongeveer € 10.100.000,00 vordert als vergoeding van de schade die zij heeft geleden als gevolg van de Russische inval in Oekraïne. Ondanks dat de Russische Federatie niet rechtsgeldig was opgeroepen en niet was verschenen, heeft de rechtbank Zaporizja op 4 mei 2023 de vordering bij verstek toegewezen. Dit is ten onrechte omdat de Oekraïense rechter ambtshalve had moeten oordelen dat de Russische Federatie immuniteit van jurisdictie toekomt en/of dat hij niet bevoegd was rechtsmacht uit te oefenen over overheidshandelingen van de Russische Federatie. Op 22 mei 2024 heeft Slavutich een tweede zaak aangespannen bij de rechtbank Zaporizja tegen Gazprom International, twee andere Gazprom-vennootschappen en (wederom) tegen de Russische Federatie, waarin dezelfde vordering als in de eerste procedure is ingesteld. Bij verstekvonnis van 15 augustus 2024 heeft de rechtbank Zaporizja de vordering tegen al deze partijen hoofdelijk toegewezen, waarbij de rechtbank uitging, conform het gevorderde, van alter ego-aansprakelijkheid. Ook toen heeft de Oekraïense rechter ten onrechte geen immuniteit van de Russische Federatie of van haar alter ego’s aangenomen. Eveneens in 2024 heeft Slavutich verlof gevraagd en verkregen van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag om conservatoir beslag te leggen op de aandelen die Gazprom International houdt in Wintershall. Een vordering van Gazprom International om dat beslag op te heffen is ten onrechte afgewezen door de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag in zijn vonnis van 15 augustus 2024 [1] . Het door Gazprom International ingestelde hoger beroep tegen dit vonnis loopt nog. Een exequaturverzoek dat Slavutich op grond van het Erkenningsverdrag [2] heeft ingediend bij de rechtbank Den Haag om het verstekvonnis van 15 augustus 2024 in Nederland te erkennen en ten uitvoer te leggen is bij beschikking van 17 juli 2025 [3] afgewezen. De rechtbank Den Haag was terecht van oordeel dat zij geen rechtsmacht mocht aannemen omdat uit niets blijkt dat de Russische Federatie afstand had gedaan van het recht op immuniteit van jurisdictie.
In de zaak Zhnyva zijn vergelijkbare stappen gezet als in de zaak Slavutich. Ook Zhnyva heeft twee keer een verstekvonnis verkregen van de rechtbank Zaporizja. Op 5 juni 2025 weigerde de rechtbank Den Haag [4] Zhnyva ten aanzien van het tweede verstekvonnis een exequatur vanwege de immuniteit van jurisdictie. Ook hadden Zhnyva en Slavutich (wederom) conservatoir beslag gelegd ten laste van Gazprom International maar dit heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag in zijn vonnis van 14 juli 2025 [5] opgeheven. In dat vonnis achtte de voorzieningenrechter de vorderingen waarvoor beslag was gelegd summierlijk ondeugdelijk omdat aannemelijk is dat alle pogingen om in Nederland (al dan niet verkapt) een exequatur tegen Gazprom International te verkrijgen zullen falen wegens immuniteit van jurisdictie. Dat de Haagse rechter geen exequatur heeft verleend in de zaken Slavutich en Zhnyva en dat hij het door hen gelegde conservatoire beslag heeft opgeheven, zijn oordelen die ook moeten gelden in de zaak van Avtodor, omdat die zaak op dezelfde gronden is gestoeld.
Van belang is verder dat de zaken Slavutich en Zhnyva onderbelicht zijn in het beslagrekest van Avtodor, hetgeen in strijd is met artikel 21 Rv.
Ook heeft Avtodor artikel 21 Rv op ernstige wijze geschonden door in het beslagrekst niet te vermelden dat zij in Oekraïne reeds twee keer eerder heeft geprocedeerd (een keer tegen de Russische Federatie en een keer tegen de Russische Federatie en een aantal Gazpromvennootschappen), dat zij ook toen een vergoeding heeft gevorderd voor de schade die het gevolg was van de Russische inval in Oekraïne en dat beide vorderingen (op 19 september 2023 en op 27 augustus 2024) bij verstek zijn toegewezen.
Onder meer op grond van die schendingen van artikel 21 Rv dienen de beslagen te worden opgeheven.
zaak 2heeft Gazprom Neft c.s. zich in grote lijnen op dezelfde opheffingsgronden beroepen als Gazprom International. Gazprom Neft c.s. heeft eveneens verwezen naar de eerdere procedures in de zaken Slavutich en Zhnyva en zich op het standpunt gesteld dat de oordelen van de rechtbank Den Haag die in die zaken zijn geveld
mutatis mutandisgelden in de zaak van Avtodor en dus moeten leiden tot opheffing van de door Avtodor gelegde beslagen.
beide zakenverweer gevoerd. In de kern komt dit verweer erop neer dat de vordering waarvoor zij beslag heeft gelegd fundamenteel verschilt van de vorderingen die Slavutich en Zhnyva bij de Oekraïense rechter hebben ingesteld. Gazprom International en Gazprom Neft c.s. worden door Avtodor
nietaangesproken op de grondslag dat zij als alter ego van de Russische Federatie met de Russische Federatie kunnen worden vereenzelvigd. De grondslag voor de onderhavige vordering is dat zij in groepsverband een onrechtmatige daad hebben gepleegd, waarvoor zij naar Oekraïens recht hoofdelijk kunnen worden aangesproken. Dit zijn ‘gewone’ commerciële vorderingen tegen commerciële partijen. De Russische Federatie is geen procespartij (ook niet indirect), dus immuniteit van jurisdictie is in de zaak van Avtodor niet aan de orde. Een vonnis van de Oekraïense rechter kan dus in Nederland worden erkend. De vordering waarvoor beslag is gelegd is dan ook niet summierlijk ondeugdelijk in de zin van artikel 705 lid 2 Rv.
4.De beoordeling
zaak 1heeft Gazprom International de volgende gronden opgenomen om tot opheffing van de beslagen te komen:
(1) De Nederlandse rechter heeft vanwege de immuniteit van jurisdictie (zie artikel 1 Rv jo artikel 13a Wet AB) geen internationale bevoegdheid om een in Oekraïne te wijzen vonnis voor erkenning en tenuitvoerlegging in Nederland in aanmerking te laten komen (ofwel op grond van artikel 985 Rv jo het Erkenningsverdrag ofwel via de verkapte exequaturprocedure van artikel 431 lid 2 Rv). De schade die Avtodor stelt te hebben geleden is immers een rechtstreeks gevolg van militair handelen van de Russische Federatie in een gewapend conflict (dit is overheidshandelen) en de daarmee gepaard gaande invoering van Russisch recht in delen van Oekraïne.
(2) Er vindt geen rechtsgeldige oproeping en betekening plaats (conform het Haags Betekeningsverdrag) van/aan Russische partijen van stukken met betrekking tot Oekraïense gerechtelijke procedures. Ook om die reden kan een Oekraïens vonnis niet in Nederland worden erkend of ten uitvoer worden gelegd.
(3) In Oekraïne is geen sprake van een
fair trial; Russische partijen hebben geen recht op of effectieve toegang tot rechtsbijstand. De uitkomst van een dergelijke procedure kan evident niet voor erkennning en tenuitvoerlegging in Nederland in aanmerking komen.
(4) Het Erkenningsverdrag is niet van toepassing omdat Oekraïne op
(5) De vordering die Avtodor instelt in Oekraïne is summierlijk ondeugdelijk als bedoeld in artikel 705 lid 2 Rv. Gazprom International betwist dat de Oekraïense rechter naar regels van internationaal privaat- en publiekrecht bevoegd is om een (beweerde) vordering van Avtodor te beoordelen. Het handelen dat Gazprom International wordt verweten staat in geen verband, laat staan in causaal verband, met de door Avtodor geleden schade.
(6) Er is geen sprake geweest van een rechtsgeldige beslaglegging omdat het openbaar ministerie de beslagexploten niet aan de Russische centrale autoriteit heeft doorgezonden, waardoor Nederland het Haags Betekeningsverdrag heeft geschonden.
(7) Avtodor heeft in haar beslagrekest artikel 21 Rv geschonden door geen of onvoldoende melding te maken van de eerdere procedures die zijn gevoerd door Slavutich en Zhnyva waaruit volgt dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft. Ook heeft Avtodor artikel 21 Rv op ernstige wijze geschonden door in het beslagrekst niet te vermelden dat zij in Oekraïne reeds twee keer eerder heeft geprocedeerd (een keer tegen de Russische Federatie en een keer tegen de Russische Federatie en een aantal Gazpromvennootschappen), dat zij ook toen een vergoeding heeft gevorderd voor de schade die het gevolg was van de Russische inval in Oekraïne en dat beide vorderingen (op 19 september 2023 en op 27 augustus 2024) bij verstek zijn toegewezen.
(8) Een belangenafweging dient in het voordeel uit te vallen van Gazprom International en wel om de volgende redenen. Avtodor biedt geen verhaal voor de schade die de beslagen veroorzaken. Er is geen reële kans dat Avtodor een exequatur in Nederland zal verkrijgen. De beslagen zijn strijdig met de wensen van de Nederlandse regering om de vermogensbestanddelen van Gazprom International in handen te brengen van een niet-Russische partij ten behoeve van de Nederlandse werkgelegenheid en energiezekerheid. Er zijn meerdere initiatieven in Europa om Oekraïense oorlogsslachtoffers te compenseren en er is geen grond om aan te nemen dat Avtodor niet voor een dergelijke compensatie in aanmerking komt.
zaak 2heeft Gazprom Neft c.s. de volgende gronden opgenomen om tot opheffing van de beslagen te komen (die grotendeels overlappen met de opheffingsgronden in zaak 1):
(1) De vordering waarvoor beslag is gelegd is summierlijk ondeugdelijk in de zin van artikel 705 lid 2 Rv omdat een Oekraïens vonnis als gevolg van immuniteit van jurisdictie niet in Nederland uitvoerbaar is.
(2) Er is geen sprake van rechtsgeldige betekening van stukken met betrekking tot Oekraïense procedures aan Gazprom Neft c.s.
(3) Het Erkenningsverdrag is niet van toepassing vanwege de door Oekraïne afgelegde verklaring.
(4) In Oekraïne is geen sprake van een eerlijk proces omdat Russische partijen geen toegang hebben tot rechtsbijstand.
(5) De vordering waarvoor beslag is gelegd is summierlijk ondeugdelijk in de zin van artikel 705 lid 2 Rv omdat de Oekraïense rechter onbevoegd is kennis te nemen van de vorderingen van Avtodor ten gronde en omdat Russisch recht van toepassing is op de vorderingen van Avtodor. Op grond van Russisch recht is geen sprake van een onrechtmatige daad van Gazprom Neft c.s. De handelingen van Gazprom Neft c.s. die volgens Avtodor onrechtmatig zijn houden geen verband met de schade die Avtodor naar eigen zeggen heeft geleden.
(6) Een afweging van belangen moet in het voordeel uitvallen van Gazprom Neft c.s.
(7) Avtodor heeft artikel 21 Rv geschonden door in haar beslagrekest niets op te nemen over de zaken Slavutich en Zhnyva.
verdedigbaardat een rechter aan wie te zijner tijd het verzoek tot erkenning en tenuitvoerlegging wordt voorgelegd zich niet onbevoegd zal of moet achten. Dat een exequatur zal worden verleend is dus niet uitgesloten of onaannemelijk. Op deze grond is de vordering van Avtodor niet summierlijk ondeugdelijk in bovenbedoelde zin. Dat Gazprom Neft c.s. een opinie in het geding heeft gebracht van een andere hoogleraar waarin een andersluidende conclusie wordt getrokken, staat aan dit oordeel niet in de weg.
fair trialten aanzien van Russische partijen. Ter ondersteuning van dit standpunt hebben Gazprom International en Gazprom Neft c.s. gewezen op de door Slavutich en Zhnyva gevoerde procedures alsmede op de twee eerdere door Avtodor aanhangig gemaakte procedures die hebben geleid tot de verstekvonnissen van 19 september 2023 en 27 augustus 2024. Zij hebben hieraan de conclusie verbonden dat ook om deze redenen een in Oekraïne te wijzen vonnis niet in aanmerking komt voor erkenning en tenuitvoerlegging in Nederland.
4.16. Avtodor baseert haar eis in de hoofdzaak (mede) op groepsaansprakelijkheid (vergelijkbaar met groepsaansprakelijkheid in het Nederlandse recht, zie artikel 6:166 lid 1 BW) en op alter ego aansprakelijkheid op grond waarvan Gazprom International en Gazprom Neft c.s. met haar groepsmaatschappijen kan worden vereenzelvigd. De ter verantwoording te roepen Gazpromvennootschappen bieden, aldus Avtodor, willens en wetens financiële, logistieke en materiële steun aan een gezamenlijke inspanning van publieke en private actoren die de invasie en bezetting van Oekraïne omvat en de verduistering en herverdeling van publiek en privaat bezit in de bezette gebieden.
dat de beslagen strijdig zijn met de wensen van de Nederlandse regering om de vermogensbestanddelen van Gazprom International in handen te brengen van een niet-Russische partij ten behoeve van de Nederlandse werkgelegenheid en energiezekerheid.
Memorandum of Understandingof andere stukken waaruit dit zou moeten blijken zijn niet in het geding gebracht. Als de koper al “klaar zou staan” om de aandelen over te nemen, dan is van belang dat Avtodor heeft toegezegd dit niet te zullen blokkeren door (bijvoorbeeld) mee te werken aan het plaatsen van de verkoopopbrengst op een
escrow-rekening. Dit maakt dat het belang van Avtodor om haar verhaalsmogelijkheden in stand te houden zwaarder weegt.
zaak 1als in
zaak 2, niet worden toegewezen. De overige vorderingen (het beslagverlof al dan niet met terugwerkende kracht opheffen, beslagen als niet rechtsgeldig gelegd verklaren, een verbod nogmaals beslag te leggen zonder dat artikel 21 Rv ten volle wordt nagekomen of een in de toekomst te leggen beslag op te heffen) zijn naar hun aard niet (in kort geding) toewijsbaar, zoals Avtodor terecht heeft aangevoerd.
zaak1 als de in het ongelijk gestelde partij in de proces- en nakosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van Avtodor worden begroot op:
1.107,00
Gazprom Neft c.s. zal in
zaak 2als de in het ongelijk gestelde partij in de proces- en nakosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van Avtodor worden op dezelfde wijze begroot als in zaak 1.