ECLI:NL:RBAMS:2025:6020

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
18 augustus 2025
Zaaknummer
13-107505-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot verdedigingsrechten en weigeringsgronden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 juli 2025 uitspraak gedaan over een vordering tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De opgeëiste persoon, geboren in Polen, was gedetineerd en werd bijgestaan door zijn raadsman tijdens de zittingen. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op verschillende data, waaronder 1 juli, 8 juli en 17 juli 2025, voortgezet. Tijdens deze zittingen zijn vragen gesteld aan de Poolse autoriteiten over de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon, zoals bedoeld in artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure en zijn verplichtingen, en dat de beslissingen in persoon aan hem zijn betekend. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen weigeringsgronden van toepassing zijn en dat de overlevering kan worden toegestaan. De rechtbank heeft daarbij het vertrouwensbeginsel gehanteerd en is uitgegaan van de juistheid van de informatie die door de Poolse autoriteiten is verstrekt. Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering toegestaan, omdat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en er geen belemmeringen waren voor de uitvoering ervan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-107505-25
Datum uitspraak: 24 juli 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 2 mei 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 30 januari 2024 door
the Regional Court (Sąd Okręgowy) in Białystok, Criminal Division III, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëist persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1995,
verblijvende op het adres: [adres],
gedetineerd in de [P.I.],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 1 juli 2025
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 1 juli 2025, in aanwezigheid van mr. W.L.M. van Poll, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A. Zeeman, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
Tussenuitspraak 8 juli 2025
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 8 juli 2025 [3] het onderzoek heropend en geschorst voor onbepaalde tijd, om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de door de rechtbank geformuleerde vragen ten aanzien van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon, zoals bedoeld in artikel 12 OLW, aan de Poolse autoriteiten voor te leggen.
Zitting 17 juli 2025
De behandeling van het EAB is met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling voortgezet op de zitting van 17 juli 2025, in aanwezigheid van mr. W.L.M. van Poll, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A. Zeeman, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak

De rechtbank stelt vast dat bij de tussenuitspraak van deze rechtbank van 8 juli 2025 reeds is geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB, de dubbele strafbaarheid, artikel 11 OLW in combinatie met artikel 7, 24, 47 en 52 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon zoals bedoeld in artikel 12 OLW ten aanzien van het vonnis met zaaknummer II K 278/20, één van de vonnissen die ten grondslag liggen aan het EAB. Hetgeen de rechtbank heeft overwogen kan als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De rechtbank verwijst allereerst naar haar overwegingen zoals opgenomen onder rubriek 4 van de tussenuitspraak van 8 juli 2025. Hetgeen de rechtbank aldaar heeft overwogen kan als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij brief van 15 juli 2025, voor zover relevant, als volgt geantwoord op de in de tussenuitspraak geformuleerde vragen:
“ 1.Regarding case II K 333/21
The judgment was served on the requested person in person on 22 July 2021, together with information about the appeal measures. The requested person was interviewed during the preparatory proceedings on 18 May 2021 and provided the address to which the order was delivered.
2.Regarding case II K 199/21
The penal order was served on the requested person in person on 31 May 2021, along with information about the appeal measures. The requested person was interviewed during the preparatory proceedings on 6 May 2021 and provided the address to which the order was delivered.
3.Regarding case II W 817 /21
The penal order was served on the requested person in person on 19 January 2022, along with information about the appeal measures. The requested person was interviewed during the preparatory proceedings on 18 December 2021 and provided the address to which the order was delivered.
4.Regarding case II W 53/22
The penal order, together with information about the appeal measures, was served on the requested person in person on 22 March 2022. The requested person was interviewed during the preparatory proceedings on 15 November 2021 and provided the address to which the order was delivered.
5.Regarding case II W 297 /21
The judgment was served on the requested person in person on 10 June 2021, together with information about the appeal measures. The requested person was not interviewed during the preparatory proceedings. In a statement dated 26 February 2021, he provided a correspondence address to which the penal order was delivered in person.”
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de aanvullende informatie een herhaling van zetten betreft en niet heeft geleid tot een antwoord op de gestelde vragen. De antwoorden zijn onvoldoende concreet en de noodzakelijke bewijsstukken waarop die antwoorden zijn gebaseerd ontbreken. De overlevering moet daarom worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan. Ten aanzien van de
triggerendevonnissen II K 199/21, II K 333/21, II W 297/21, II W 817/21 en II W 53/22 is steeds sprake van de situatie zoals bedoeld in artikel 12, onder c, OLW. Met de aanvullende informatie is verduidelijkt dat de beslissingen in persoon aan de opgeëiste persoon zijn uitgereikt op de adressen die door de opgeëiste persoon zijn opgegeven. Ten aanzien van het arrest VIII Ka 1063/22 is volgens de officier van justitie primair sprake van de situatie zoals bedoeld in artikel 12, onder b, OLW. Immers zijn in onderdeel D de woorden
by the statedoorgehaald, zodat de raadsman door de opgeëiste persoon moet zijn gemachtigd. Op grond van het vertrouwensbeginsel moet van de juistheid van deze informatie worden uitgegaan. Bovendien zpijn door de opgeëiste persoon geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat deze informatie onjuist zou zijn. Subsidiair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW kan worden afgezien, omdat als de opgeëiste persoon al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces dat tot dit arrest heeft geleid, dan is hij op zijn minst kennelijk onzorgvuldig geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie. De opgeëiste persoon heeft namelijk tijdens het politieverhoor een adresinstructie gehad en hij heeft zowel tijdens het politieverhoor als op de zitting in eerste aanleg een adres doorgeven en de oproepingen zijn daarheen gezonden. Daarbij komt dat de opgeëiste persoon heeft verklaard dat hij het contact met de reclassering heeft verbroken, zodat vaststaat dat de opgeëiste persoon van deze procedure op de hoogte was. Meer subsidiair heeft de officier van justitie verzocht de overlevering partieel te weigeren.
Oordeel van de rechtbank
De vonnissen die aanleiding hebben gegeven tot de tenuitvoerlegging van de bij het vonnis met kenmerk II K 278/20 voorwaardelijk opgelegde straf
Anders dan de raadsman en met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit de aanvullende informatie van 15 juli 2025 blijkt dat de beslissingen op specifiek genoemde data in persoon aan de opgeëiste persoon zijn uitgereikt op het in die procedures door de opgeëiste persoon opgegeven adres. Gelet op het vertrouwensbeginsel gaat de rechtbank uit van de juistheid van die informatie. Verstrekking van (onderliggende) bewijsstukken is niet vereist. Zoals reeds in de tussenspraak onder rubriek 4.1 is overwogen blijkt uit de aanvullende informatie van 19 mei 2025 verder dat de opgeëiste persoon bij de betekening van de beslissingen telkens uitdrukkelijk is geïnformeerd over zijn recht op verzet of een procedure in hoger beroep, waarna de opgeëiste persoon in alle gevallen niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep heeft ingesteld. De rechtbank is daarom van oordeel dat ten aanzien van alle
triggerendebeslissingen sprake is van de situatie zoals bedoeld in artikel 12, onder c, sub 2, OLW. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is daarom niet van toepassing.
Het arrest vanthe Regional Court in Bialystokvan 7 februari 2023 (VIII Ka 1063/22)
Ten aanzien van het arrest van
the Regional Court in Bialystokstelt de rechtbank vast dat geen nader antwoord van de uitvaardigende justitiële autoriteit is ontvangen op de geformuleerde vragen, anders dan een verwijzing naar de aanvullende informatie van 28 mei 2025.
Anders dan de officier van justitie stelt de rechtbank daarom vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting volgt dat de opgeëiste persoon voor de feiten waarvoor hij is veroordeeld in voorarrest heeft gezeten. Daarnaast is hij op de zitting in eerste aanleg aanwezig geweest. In de aanvullende informatie van 28 mei 2025 is opgenomen dat de opgeëiste persoon tijdens zijn verhoor als verdachte op 20 november 2021 een schriftelijke adresinstructie heeft gekregen, die gold voor de gehele procedure inclusief hoger beroep. De opgeëiste persoon is daarbij gewezen op de verplichting om adreswijzigingen door te geven en de gevolgen van het nalaten daarvan. De opgeëiste persoon heeft de adresinstructie voor ontvangst en kennisneming van de adresinstructie getekend. Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon van de tegen hem aanhangige strafrechtelijke procedure op de hoogte was, inclusief de mogelijkheid van een hoger beroep, en van zijn verplichtingen in die procedure. De oproepingen voor de zitting in hoger beroep zijn gezonden aan het adres dat de opgeëiste persoon op de zitting in eerste aanleg heeft opgegeven. Vervolgens is opgeëiste persoon naar Nederland terug gegaan. Niet is gebleken dat hij toen een adreswijziging aan de Poolse autoriteiten heeft doorgegeven. De rechtbank stelt dan ook vast dat de opgeëiste persoon van de procedure tegen hem op de hoogte was. Als de opgeëiste persoon al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces dat tot dit arrest heeft geleid, dan is hij op zijn minst kennelijk onzorgvuldig geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie. Overlevering van de opgeëiste persoon levert dan ook geen schending van zijn verdedigingsrechten op. De rechtbank ziet daarom af van haar bevoegdheid de overlevering te weigeren.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 3, 10, 11 Opiumwet, 9, 176 Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5, 7 en 12 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëist persoon]aan
the Regional Court (Sąd Okręgowy) in Białystok, Criminal Division III, Polen, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. M. Westerman en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E.A. Harland en M.C. Hooibrink, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 24 juli 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.