ECLI:NL:RBAMS:2025:6035

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
19 augustus 2025
Zaaknummer
24/6798
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een aanvraag voor een urgentieverklaring op medische gronden door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 20 augustus 2025, wordt de afwijzing van een aanvraag voor een urgentieverklaring door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam behandeld. Eiseres, een alleenstaande moeder met een meerderjarige zoon, heeft op 4 december 2023 een urgentieverklaring aangevraagd op medische gronden, maar deze aanvraag werd op 13 februari 2024 afgewezen. Het college handhaafde deze afwijzing in een bestreden besluit van 14 oktober 2024, waarbij het stelde dat eiseres geen urgent huisvestingsprobleem had en dat zij zelf in staat was om een passende woning te vinden. Eiseres was het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het college geen algemene weigeringsgronden aan eiseres mocht tegenwerpen. Eiseres heeft aangetoond dat zij voldoende doet om een woning te vinden, maar dat haar medische situatie en die van haar zoon het moeilijk maken om een geschikte woning te bemachtigen. De rechtbank oordeelt dat er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat de toepassing van de weigeringsgrond in dit geval tot een onevenredige uitkomst zou leiden. Eiseres heeft medische problematiek en haar zoon heeft ook zorg nodig, wat hun woonsituatie bemoeilijkt.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het college moet beoordelen of eiseres in aanmerking komt voor een urgentieverklaring. Tevens moet het college rekening houden met de bijzondere omstandigheden van eiseres en haar zoon, ondanks dat de zoon meerderjarig is. De rechtbank bepaalt dat het college het griffierecht en de proceskosten aan eiseres moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/6798

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. L. Veenman),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, het college

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag voor een urgentieverklaring van eiseres. Eiseres is het niet eens met de afwijzing. Zij voert aan dat er geen weigeringsgronden van toepassing zijn en verder doet eiseres een beroep op de hardheidsclausule.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college geen algemene weigeringsgronden aan eiseres mocht tegenwerpen. Eiseres krijgt dus gelijk en het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft op 4 december 2023 een urgentieverklaring aangevraagd op medische gronden. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 13 februari 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 14 oktober 2024 heeft het college op het bezwaar van eiseres beslist en is het college bij de afwijzing van de aanvraag voor een urgentieverklaring gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 8 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van het college en [betrokkene] van stichting [naam stichting] .
3. De rechtbank heeft het onderzoek direct na de zitting gesloten. Op 15 april 2025 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en nadere vragen gesteld aan partijen. Op
23 mei 2025 heeft eiseres nadere stukken ingediend. Het college heeft hierop op
17 juni 2025 gereageerd. Vervolgens hebben partijen de rechtbank toestemming gegeven om zonder nadere zitting uitspraak te doen. De rechtbank heeft het onderzoek op
10 juli 2025 gesloten.
4. Eiseres heeft op 9 juli 2025 in de avond een e-mail met een brief gestuurd naar de rechtbank. De e-mail van eiseres en de brieven van de rechtbank over de sluiting van het onderzoek hebben elkaar gekruist. De rechtbank ziet geen aanleiding het onderzoek te heropenen en de brief van eiseres van 9 juli 2025 blijft daarom buiten beschouwing in deze procedure.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
6. Eiseres is een alleenstaande moeder en heeft een meerderjarige zoon. Na een relatiebreuk is eiseres samen met haar meerderjarige zoon in augustus 2023 uit de woning van haar ex-partner gezet. Sindsdien verblijven zij en haar zoon her en der bij vier verschillende familieleden. Eiseres heeft medische problematiek waardoor zij wordt belemmerd in het dagelijks leven. Ook bij de zoon van eiseres is sprake van medische problematiek. Sinds september 2023 worden eiseres en haar zoon begeleid door stichting [naam stichting] . Vanwege haar medische problematieken kan eiseres geen passende woning vinden. Daarom heeft eiseres het college verzocht om urgentieverklaring op medische gronden. Daarbij vindt eiseres dat moet worden uitgegaan van een tweepersoonshuishouden, zodat zij een woning kan vinden waar zij samen met haar zoon kan wonen.
7. Het college heeft de aanvraag afgewezen, omdat sprake is van een algemene weigeringsgrond. Het college heeft aan eiseres tegengeworpen dat van haar wordt verwacht dat zij zelf een passende woonruimte kan vinden, omdat zij meer dan dertien wachtpunten heeft. [1] Met het bestreden besluit is het college bij de afwijzing van de urgentieverklaring gebleven en heeft de grondslag aangevuld met een tweede weigeringsgrond. Het college heeft in het bestreden besluit ook aan eiseres tegengeworpen dat zij geen urgent huisvestingsprobleem heeft, omdat zij bij haar familieleden verblijft. [2] Het college heeft zich echter in het verweerschrift en op de zitting op het standpunt gesteld dat deze weigeringsgrond onterecht aan eiseres is tegengeworpen. Verder stelt het college dat de zoon van eiseres niet meetelt bij de samenstelling van het huishouden van eiseres, omdat hij meerderjarig is. Ten slotte is er volgens het college geen sprake van een acuut levensbedreigend probleem dat maakt dat de hardheidsclausule moet worden toegepast. [3]
Algemene weigeringsgrond
Standpunt eiseres
8. Eiseres voert aan dat zij met haar wachtpunten niet in aanmerking komt voor een voor haar passende woning, omdat de woning medisch gezien geschikt voor haar moet zijn. Die woningen zijn schaars en zonder urgentie komt eiseres daarvoor niet in aanmerking. Eiseres heeft ter onderbouwing screenshots overgelegd van WoningNet. Eiseres krijgt bij het zoeken naar een woning begeleiding van stichting [naam stichting] , zodat wordt meegekeken en gewaarborgd dat eiseres zoveel mogelijk kans maakt. Omdat het niet lukt een woning te vinden heeft zij samen met stichting [naam stichting] een urgentieverklaring aangevraagd. Verder voert eiseres aan dat het college niet aan haar kan tegenwerpen dat zij voldoende wachtpunten heeft, omdat zij en haar zoon samen een aanvraag hebben gedaan vanwege ernstige medische problematiek. Het college heeft de situatie ten onrechte niet aan een GGD-arts voorgelegd en de situatie van de zoon van eiseres is ten onrechte niet meegenomen omdat hij meerderjarig is.
Standpunt verweerder
8.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat van eiseres kan worden verwacht dat zij zelf een passende woonruimte kan vinden. Eiseres had op het moment van de beslissing op bezwaar 19 wachtpunten en 11 zoekpunten. Volgens het college moet eiseres met haar punten in staat zijn om een medisch passende woning te vinden. Een urgentieverklaring is er niet voor burgers die op eigen kracht een woning kunnen vinden. Eiseres kan geen beroep doen op de hardheidsclausule, nu niet blijkt dat er sprake is van een acuut levensbedreigend medisch probleem.
Wat vindt de rechtbank?
8.2.
De rechtbank stelt allereerst vast dat het college alleen nog de weigeringsgrond genoemd in artikel 2.10.5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Huisvestingsverordening van toepassing vindt. Daarin staat dat het college geen urgentie verleent als de aanvrager het huisvestingsprobleem zelf kon oplossen. Deze weigeringsgrond is uitgewerkt in de Nadere Regels [4] . Daarin is bepaald dat onder deze weigeringsgrond de situatie valt dat een aanvrager beschikt over (in dit geval) 13 wachtpunten of meer. Vaststaat dat eiseres beschikt over meer dan 13 wachtpunten, zodat deze weigeringsgrond in principe van toepassing is op eiseres.
8.3.
Indien een aanvrager niet voldoet aan een van de voorwaarden die gelden voor het krijgen van een urgentie, kan het college van die voorwaarde afwijken op grond van de hardheidsclausule. [5] Het college hanteert het criterium dat bij een medische aanvraag alleen kan worden afgeweken van de bepalingen van de Huisvestingsverordening, als er sprake is van een acuut levensbedreigende situatie. De rechtbank is het met het college eens dat daarvan niet is gebleken. Maar daarmee hanteert het college een te beperkte toets of in dit geval moet worden afgeweken van de bepalingen van de Huisvestingsverordening.
8.4.
De weigeringsgrond is opgenomen in een algemeen verbindend voorschrift. Dit betekent dat het college vervolgens moet kijken of toepassing van de weigeringsgrond zozeer in strijd zou zijn met het evenredigheidsbeginsel dat toepassing achterwege moet blijven. Dit is het geval als er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat toepassing van het algemeen verbindende voorschrift tot een onevenredige uitkomst zou leiden. [6]
8.5.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er in dit geval bijzondere omstandigheden die het bestreden besluit voor eiseres onredelijk bezwarend maken.
8.6.
Allereerst zijn de persoonlijke omstandigheden van eiseres van belang. Eiseres lijdt aan de auto-immune ziekte SLE. Ook is bij haar een licht verstandelijke beperking vastgesteld, zij heeft een IQ van 56. [7] Daarbij is de aanleiding voor de dakloosheid van eiseres van belang. Stichting [naam stichting] schrijft daarover: “
Het bleek dat [eiseres] in een situatie verkeerde waar sprake was van huiselijk geweld. Zij werd gedurende haar huwelijk zowel fysiek als mentaal mishandeld in het bijzijn van haar zoon. In september 2023 heeft haar ex-man, mevrouw en haar zoon de deur gewezen en sindsdien zwerven zij van adres naar adres.” Ook de situatie van de meerderjarige zoon van eiseres is van belang. Hij is geopereerd aan een tumor in zijn nek en daardoor aan een kant verlamd. Stichting [naam stichting] schrijft: “
De zoon van mevrouw heeft veel behoefte aan zorg van zijn moeder. Hij is dan ook in verre mate afhankelijk van haar. Hij is door deze noodzaak aan zorg en door zijn medische problematiek niet in staat om alleen te wonen.” Stichting [naam stichting] concludeert dat zij door de onstabiele woonsituatie geen adequate begeleiding kan bieden en ziet eiseres en haar zoon afglijden. De rechtbank leidt hieruit af dat eiseres dringend een eigen woning nodig heeft.
8.7.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat zij voldoende doet om een woning te vinden maar dat het haar, ondanks haar wachtpunten, nog steeds niet is gelukt. Partijen zijn het erover eens dat alleen woningen op de begane grond of woningen die met een lift bereikbaar zijn passend zijn vanwege de medische situatie van eiseres.
8.8.
Eiseres wil graag met haar zoon samenwonen, omdat hij van haar afhankelijk is. Volgens het college telt de zoon van eiseres niet [naam stichting] bij de gezinssamenstelling omdat hij meerderjarig is. Eiseres zou moeten reageren op één- of tweekamerwoningen. Eiseres heeft naar het oordeel van de rechtbank aangetoond dat zij ook reageert op één- en tweekamerwoningen. Zo heeft zij recent, met hulp van [naam stichting] , gereageerd op éénkamerwoningen in nieuwbouwprojecten in Amsterdam ( [naam 1] ), en in Zaandam ( [naam 2] ). Haar voorlopige positie was daarbij 28, respectievelijk 36. Zij reageert ook veelvuldig op tweekamerwoningen, die volgens het college ook passend zijn. Bij die woningen stond zij hooguit een keer op plek 24 (de woning aan de [adres] in Amsterdam Zuidoost), bij andere tweekamerwoningen stond zij op een (veel) lagere positie.
8.9.
Het college voert aan dat ook uit de uitdraaien die eiseres heeft overgelegd niet blijkt dat zij alle mogelijkheden benut om te reageren op vrijgekomen één- of tweekamerwoningen. Eiseres heeft onweersproken gesteld dat zij op maximaal twee woningen tegelijk mag reageren. Uit de uitdraaien leidt de rechtbank af dat eiseres maximaal reageert, ook op één- of tweekamerwoningen. Het college heeft ook niet weersproken dat eiseres nog nooit is uitgenodigd om een woning te bezichtigen. De rechtbank is van oordeel dat het niet aan het zoekgedrag van eiseres te wijten is dat zij nog geen passende woning heeft gevonden.
8.10.
Deze persoonlijke en medische omstandigheden van eiseres en haar zoekgedrag, maken het dat het besluit onredelijk bezwarend is voor eiseres. Toepassing van de weigeringsgrond moet in dit geval achterwege blijven.
8.11.
Het college beroept zich nog op de uitspraak van de Afdeling van 6 augustus 2024. [8] Volgens het college is die uitspraak vergelijkbaar is met de situatie van eiseres. De rechtbank vindt van niet. De uitspraak van de Afdeling is het hoger beroep van een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam. [9] Uit die uitspraak volgt dat de betrokkene in die zaak specifieke woonwensen had. Volgens de rechtbank zocht zij te beperkt (zij zocht bijvoorbeeld alleen in Amsterdam en niet in de omliggende gemeenten, en zij had specifieke wensen ten aanzien van het bouwjaar en de indeling van de woning). Het was daarom in die zaak onvoldoende aannemelijk geworden dat de betrokkene met haar inschrijfduur geen passende woning kon vinden. In het geval van eiseres is dat anders, zij beperkt haar zoektocht naar een woning niet. De rechtbank is juist van oordeel dat eisers heeft aangetoond geen passende woning te kunnen vinden, terwijl zij zich daarvoor wel voldoende inspant.
8.12.
Omdat de rechtbank van oordeel is dat geen weigeringsgronden van toepassing zijn, hoeft de rechtbank de beroepsgrond die gaat over het beroep op de hardheidsclausule vanwege de situatie van eiseres niet meer te behandelen.
Positie van de zoon van eiseres
8.13.
Zoals gezegd wil eiseres graag met haar zoon samenwonen, omdat hij van haar afhankelijk is. Eiseres heeft onderbouwd waarom dat volgens haar zo is. Volgens het college telt de zoon van eiseres niet [naam stichting] bij de gezinssamenstelling omdat hij meerderjarig is. Op het moment van de aanvraag was de zoon inderdaad 18½ jaar oud. Daarom komt eiseres volgens het college alleen in aanmerking voor een één- of tweekamerwoningen, waarbij een tweekamerwoning een woning is met een woonkamer en één slaapkamer.
8.14.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 2.8.1 van de Huisvestingsverordening een meerderjarig inwonend kind inderdaad niet meetelt. In dat geval is een één- of tweekamerwoningen passend. De rechtbank vat deze beroepsgrond van eiseres op als een verzoek om af te wijken van deze bepaling van de Huisvestingsverordening wegens bijzondere omstandigheden. [10] Het college heeft niet gemotiveerd waarom in dit geval niet kan worden afgeweken van artikel 2.8.1 van de Huisvestingsverordening. Het college zal dit in een nieuw te nemen beslissing op bezwaar alsnog moeten doen. Daarbij dient het college ook in te gaan op constatering van stichting [naam stichting] , dat de zoon vanwege zijn medische situatie niet zelfstandig kan wonen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Ook bevat het besluit een motiveringsgebrek. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank heeft dan de mogelijkheid zelf te beslissen over de vraag of eiseres in aanmerking komt voor een urgentieverklaring. Hoewel het niet in geschil is dat vanwege haar medische situatie voor eiseres een woning op de begane grond passend is, is het aan het college om, met inachtneming van deze uitspraak, op de aanvraag van eiseres te beslissen. De rechtbank bepaalt daarom dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. Dit betekent dat geen algemene weigeringsgronden aan eiseres kunnen worden tegengeworpen en het college moet beoordelen of eiseres tot ten minste één van de urgentiecategorieën behoort. Ook dient het college te beslissen of in dit geval, ondanks het feit dat de zoon van eiseres meerderjarig is, gezien zijn situatie, toch moet worden uitgegaan van een huishouden van twee personen. De rechtbank geeft het college hiervoor zes weken.
9.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 2.267,50 omdat de gemachtigde een beroepschrift heeft ingediend (1 punt), aan de zitting heeft deelgenomen (1 punt) en een nadere reactie heeft ingediend (0,5 punt). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 14 oktober 2024;
- draagt het college op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 187,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 2.267,50 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D. Arnold, rechter, in aanwezigheid van mr. K.H.E. Swinkels, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2025.
de griffier is buiten
staat om te tekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.10.5, eerste lid en onder c, van de Hvv.
2.Artikel 2.10.5, eerste lid en onder b, van de Hvv.
3.Artikel 2.10.11 van de Hvv.
4.Nadere regels Huisvestingsverordening Amsterdam 2020, versie 16 januari 2023;
5.Artikel 2.10.11 van de Huisvestingsverordening, uitgewerkt in paragraaf 24 van de Nadere Regels;
6.Uitspraak van de grote kamer van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 26 maart 2024, ECLI:NL:CBB:2024:190, r.o. 8.2.
7.Vastgesteld door een orthopedagoog van [naam stichting] , zoals blijkt uit de brief van [naam stichting] van 20 maart 2025.
8.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 augustus 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3171;
9.Uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 oktober 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:6421
10.Zie ook in dit geval r.o. 8.2. van de uitspraak van de grote kamer van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 26 maart 2024, ECLI:NL:CBB:2024:190.